Toeristen zien graag grazende koeien op de Beierse bergweides

Boer Richard Wiedemann lijkt er geenszins wroeging over te hebben dat hij, zijn acht melkkoeien, zijn kippen en schapen tot museumstukken zijn verworden. De boerderij van Wiedemann is al generaties in de familie, het woonhuis annex stal is bijna 250 jaar oud, de buitenmuren zijn van typische Allgäuer ‘Schindeln’, een soort houten visschubben. Sinds twintig jaar is zestiger Wiedemann hoofdzakelijk een soort modelboer. Zijn boerderij is het hart van het Bergboerenmuseum in het Beierse Diepolz.

In het museum leren met name gezinnen met kinderen hoe het is om boer te zijn in de bergen, met koeien op groene weides tussen besneeuwde bergtoppen. Voor Wiedemann, die binnenkort met pensioen gaat, is die opgave bijna geschiedenis, net als voor veel andere Beierse boeren die geen toekomstbestendig bedrijf hebben. Voor een aantal van Wiedemanns buren daarentegen is het hooien op steile hellingen en kuddes die op grote hoogte van water moeten worden voorzien nog dagelijkse kost.

Diepolz ligt 1.038 meter hoog in de Allgäu in het zuidelijkste puntje van Duitsland. In het dorp – een doorgaande weg hoog boven het dal, uitzicht op zuidelijker Alpen, een kerk, een kaasmakerij en het museum – wonen zo’n zestig mensen. Op deze julidag in vakantietijd is er niettemin veel rumoer in het plaatsje. Op de parkeerplaats van het museum ruziën kinderen met elkaar en ouders met hun kinderen, in de ontvangstruimte van het museum staat een groep volwassenen met een verstandelijke beperking. Ongeveer zeventigduizend bezoekers per jaar komen naar het museum, zegt museumdirecteur Thilo Kreier.

Het dorp Diepolz in Beieren in 1989 en in 2024. Museumdirecteur Thilo Kreier: „In de Allgäu lijkt veel nog net als vroeger.”

Foto’s: Rob Meines, Louisa Marie Summer

Nieuw dorpscentrum

„Hier in de Allgäu hebben we het probleem dat in de kleine dorpjes steeds minder leven is”, zegt Kreier. „Dat was hier in Diepolz ook zo, en daarom werd een jaar of 25 geleden besloten om het dorp nieuw leven in te blazen door een bergboerenmuseum te openen. De school was al opgedoekt, de kaasmakerij stond op het randje van faillissement. Het museum is er gekomen bij wijze van nieuw dorpscentrum, voor werkgelegenheid en natuurlijk in het kader van ‘regiomarketing’.” Zuivel en met name kaas uit de Allgäu wordt in Duitsland geassocieerd met hoge kwaliteit, en de regio is geliefd bij vakantiegangers om te wandelen, te zwemmen en te mountainbiken.

Bovendien, zegt Kreier, wordt de regio door toeristen aantrekkelijk gevonden omdat die nog zo’n oorspronkelijke indruk maakt. „Bergboeren zijn over het algemeen nogal conservatieve mensen. Ze zijn behoudend als het om hun land gaat en ze willen geen verandering. Dat zorgt ervoor dat de dorpjes en het landschap er vandaag de dag nog heel traditioneel uitzien. In de Allgäu lijkt veel nog net als vroeger.”

Bergboeren zijn conservatief, in de Allgäu lijkt veel nog net als vroeger

Thilo Kreier
museumdirecteur

Die authentieke indruk is misleidend. In de dorpen is niet veel meer zoals veertig jaar geleden. Het boerenleven, zegt chroniqueur van het boerenbestaan Kreier, was in de jaren zestig of zeventig nog ongeveer hetzelfde als twee eeuwen daarvoor. „Het leven was een stuk eenvoudiger. Een Allgäuer boer ging bijna nooit met vakantie. Hooguit maakte ’ie eens een uitje naar Zuid-Tirol met de blaaskapel. Met twintig koeien en een paar kippen was je min of meer zelfvoorzienend.”

Nu wordt er steeds minder aan de landbouw verdiend en er zijn steeds minder boerenbedrijven. In Diepolz zijn er nog vier, in de jaren tachtig waren er ongeveer vier keer zoveel. „De mensen die hier wonen rijden liever naar het dal, om bijvoorbeeld te werken in de Bosch-fabriek in Immenstadt. Of ze werken op afstand voor een of ander bedrijf in München.”

Martin Ritter, die binnenkort het melkveebedrijf van zijn vader overneemt, met een van zijn koeien.

Foto’s: Louisa Marie Summer

Zwitsers bruinvee

De buurman van boer Wiedemann is boer Hubert Ritter. Anders dan Wiedemann heeft Ritter een opvolger, zijn zoon is begin twintig, en Ritters bedrijf heeft toekomst. Zijn melkveebedrijf is het grootste in Diepolz en in de directe omgeving; Ritter heeft 38 melkkoeien, een derde van het gemiddelde aantal koeien bij Nederlandse melkveebedrijven.

Hubert Ritter, een zachtmoedige vijftiger, kent al zijn dieren bij naam. De koeien in de stal, Zwitsers bruinvee, hebben net een lading vers gemaaid gras voor hun neus gekregen, nog verfraaid door gele en paarse bloemetjes. Als het warm is, vertelt een andere buurman, gaat Ritter de berg op om het jongvee dat daar de zomer doorbrengt met antimuggenspul in te smeren.

Als het ’s zomers warm is gaat Hubert Ritter de berg op om het jongvee met antimuggenspul in te smeren

Ritters bedrijf is onder meer toekomstbestendig omdat hij vroeg investeerde in een nieuwe stal. „Mijn vader had twintig koeien toen ik het bedrijf in 1998 overnam. Destijds stonden die nog in een Anbindestall”. Een ‘Anbindestall’ is een stal waarin het vee met kettingen en riemen vaststaat, vaak zowel aan de nek als aan de staart, zodat het dier zijn kont niet kan keren en alleen kan wisselen tussen staan en liggen. „Toen ik het bedrijf overnam plande ik meteen de nieuwe stal.”

Ongeveer de helft van de melkveeboeren in Beieren investeerde niet in nieuwe stallen, en bij die boeren – naar schatting dertienduizend bedrijven – staan de dieren nog in die traditionele Anbindestall. Een deel daarvan heeft de dieren het hele jaar door vastgebonden in de stal staan; bij een groot deel van de boeren staan de koeien ’s winters vast en lopen ze ’s zomers buiten. Dierenbeschermingsorganisaties noemen het vastbinden van de koeien een „dagelijkse kwelling”.


Het bergboerenmuseum laat zien hoe boeren in Beieren door de eeuwen heen hun werk deden. Het trekt jaarlijks zo’n 70.000 bezoekers, en is met een horecagelegenheid en een museumwinkel een nieuw dorpscentrum.

Foto’s Louisa Marie Summer

Compromis over vastbinden

De regering in Berlijn wilde aanvankelijk alle ‘vastbindstallen’ verbieden, maar door succesvol verweer van landbouworganisaties worden binnen een aantal jaar voorlopig alleen die stallen verboden waar de dieren minder dan honderdtwintig dagen per jaar naar buiten kunnen. De melkveebedrijven die hun koeien maximaal 245 dagen per jaar binnen hebben staan mogen voorlopig hun ‘vastbindstal’ houden.

Opmerkelijk genoeg zijn de Groenen in Beieren blij met het compromis: volgens de Groenen zouden anders te veel melkveehouders hun bedrijf moeten opgeven, en kunnen nu ook kleine bergboeren overleven en hun koeien ook in de toekomst laten grazen op de bergweides. Zonder de grazende koeien, zo wordt alom benadrukt, zouden de Alpen er heel anders uitzien en het berglandschap zou binnen een mum van tijd overwoekerd raken. Daarmee is ook het toerisme een argument voor het voortbestaan van de traditionele melkveehouderij.

Volgens Bernd Mack, die leiding geeft aan de kaasmakerij van Diepolz, houden drie van de acht van zijn melkleveranciers er mee op zodra de wet in 2029 in kracht treedt. De steeds weer nieuwe en volgens hem willekeurige regels voor dierenwelzijn, vindt Mack, worden gedicteerd door de consument, zodat die rustig kan slapen.

Van de melk van de koeien van boer Hubert Ritter wordt in de naburige kaasmakerij ‘Allgäuer’ bergkaas gemaakt. Ritter: „Qua vet en eiwit is de melk van het bruinvee ongeëvenaard.”

Foto’s Louisa Marie Summer

Maar als boeren in Beieren ermee ophouden, redeneert Mack, dan wordt de melk uit Polen en Tsjechië geïmporteerd en daar geldt nog een hele andere standaard voor dierenwelzijn. „En de consument vergeet ook graag dat een koe kalfjes moet krijgen om melk te geven, en dat de stierkalfjes naar de slacht gaan. Strikt genomen is een stierkalf een bijproduct van de melkproductie.”

Ritter, die dus al een moderne stal heeft, maakt zich het meest zorgen over de gevolgen van klimaatverandering voor de bedrijfsvoering van zijn zoon. „Vorig jaar was het extreem droog en dor. Dit jaar hebben we sinds oktober ontzettend veel regen. Wij produceren hooimelk, dus de koeien krijgen uitsluitend gras en hooi van eigen bodem. Om het hooi droog binnen te krijgen is onder deze omstandigheden een zenuwslopende opgave”, aldus Ritter. Een bijkomstigheid is dat de koeien door de opwarming steeds langer buiten kunnen staan: „Dit jaar konden ze op 12 april naar buiten, vroeger lag er toen nog sneeuw.”

Martin Ritter draagt een kleine koe aan zijn riem.
Foto Louisa Marie Summer

Berg voorschriften

Een andere horde ziet Ritter in de bureaucratie waarmee een boer geconfronteerd wordt. „Die heeft zich vertienvoudigd sinds ik het bedrijf overnam.” Er zijn steeds weer nieuwe wetten en maatregelen, zegt Ritter. „Ik was drie jaar in de leer en daarna nog tweeëneenhalf jaar aan de landbouwhogeschool. Dan heb je als boer dus al gauw vijfeneenhalf jaar opleiding erop zitten. Desalniettemin krijg je als boer een berg voorschriften en regeltjes voor de kiezen alsof je de grootste idioot bent.”

Ritters zoon heeft er ook al een lange opleiding opzitten. Hij werkt nu nog parttime elders, voordat hij het bedrijf van zijn vader overneemt. Een tijdje zullen ze het dan nog met z’n tweeën doen, dan zal Ritter junior het een tijdje alleen moeten rooien, totdat zijn kinderen weer oud genoeg zijn om te helpen.

Hubert Ritter: „Vroeger hadden alle boeren er nog een tweede baan naast, en werkten ze in de winter als metselaar of in de zagerij.” Dankzij subsidies en een goede melkprijs is dat voor Huber Ritter niet nodig – Ritter levert direct aan de naburige kaasmakerij, een coöperatie waarvan hij ook voorzitter is.

De Diepolzer kaasmakerij produceert ongeveer honderddertig ton bergkaas per jaar, die voor een groot deel verkocht wordt aan de toeristen die naar het dorp komen om het bergboerenmuseum te bezoeken. In Diepolz is de musealisering van de ene boer het gelukje van de andere boer.

De weg naar Diepolz.
Foto Louisa Marie Summer