
De opkomst van wollen kleding in de prehistorie heeft nieuwe kansen geboden aan een akelige ziekteverwekker. De veroorzaker van de ‘terugkerende koorts’ (febris recurrens) werd tot die tijd overgebracht door een bepaald type teek. Maar in periode van 6.000 tot 4.000 jaar geleden ontstond in West-Azië de schapenteelt voor de vacht en gingen mensen wollen kleding dragen.
En precies dan ondergaat de ziekmakende teek-bacterie Borrelia duttoni een afsplitsing die zich gaat specialiseren in overdracht door een heel ander beestje: de menselijke kleerluis (lichaamsluis), die veel liever in wollen kleding leeft dan in kleren van plantaardige vezels zoals vlas of hennep. Sindsdien bestaat de potentieel dodelijke ziekte ‘terugkerende koorts’ in een teek- en een luisvariant.
Dit blijkt allemaal uit analyse van het dna van deze twee bacteriesoorten, Borrelia recurrentis (luis) en Borrelia duttoni (teek). Een belangrijke rol daarin speelt de analyse van vier luisbacterie-genomen uit paleo-dna afkomstig uit Engelse graven van 500 tot 2.000 jaar oud. Het onderzoeksverslag is donderdag in Science gepubliceerd.
De ‘nieuwe’ luis-bacterie, Borrelia recurrentis, veroorzaakt vrijwel dezelfde ziekte bij mensen als de tekenvariant, maar kan alleen nog overleven in de lichaamsluis, niet meer op de teek. Deze bacterie zou mogelijk verantwoordelijk zijn voor de Europese ‘zweetkoorts’-epidemie in de zestiende eeuw. Kenmerk van de ziekte is een hoge koorts van een aantal dagen die na een week weer terugkeert, bij de tekenvariant wel elf keer, bij de luisvariant wat minder vaak. De hoge koorts kan leiden tot hart- en leverfalen en zelfs tot acute dood.
Ethiopië en Soedan
Door hygiënemaatregelen is de luisvariant van de ‘terugkerende koorts’ nu vrijwel geheel uit Europa verdwenen, maar ze heerste er nog hevig tijdens de wereldoorlogen. Het is nog altijd een belangrijke dodelijke ziekte in Ethiopië en Soedan. De tekenvariant komt wereldwijd vaker voor, vooral in warmere streken. De verwekkers zijn verwant aan de bacteriesoorten die syfilis en de ziekte van Lyme veroorzaken.
Dat tussen 6.000 en 4.000 jaar jaar geleden, rond het begin van de bronstijd, wollen kleding populair werd in West-Azië staat wel vast, maar onduidelijk is of de ‘schapenteelt om de vacht’ begon op de steppen van Oekraïne (bij de befaamde Yamnaya-cultuur, die ook de meest waarschijnlijke oorsprong van de Indo-Europese talen vormt) of eerder in de georganiseerde steden van Mesopotamië. Al vanaf ongeveer 10.000 jaar geleden werden schapen om het vlees gehouden.
De oudste archeologische vondsten van wollen kleding komen uit Iran, ca. 5.000 jaar oud, en uit het noorden van de Kaukasus, ca. 4.800 jaar oud. Vanaf ongeveer 6.000 jaar geleden werden in het Midden-Oosten ook duidelijk meer rammen gehouden, die meer en betere wol geven dan ooien. En vanaf ongeveer 4.500 jaar lijkt het proto-Indo-Europese woord voor ‘vacht’ ook wol te gaan betekenen. Interessant genoeg lijkt dat woord op het woord dat in die periode voor wol wordt gebruikt in de talen van het Midden-Oosten, zoals Soemerisch en Akkadisch. Maar of die gelijkenis duidt om een ontlening, de ene of de andere kant op, is niet duidelijk.
