Tien jaar later is het gat dat Rana Plaza achterliet, nog te zien en te voelen

Reddingswerkers helpen bij het zoeken naar overlevenden en het bergen van lichamen, na de ineenstorting van het Rana Plaza-gebouw net buiten Dhaka. Er trokken duizenden mensen naar het rampgebied, om te kijken en te zoeken.


Foto K M Asad/LightRocket via Getty Images
Rana Plaza Precies tien jaar geleden, op 24 april 2013, kwamen zeker 1.130 mensen om het leven toen nabij de Bengaalse hoofdstad Dhaka een gebouw instortte waarin meerdere textielfabrieken gevestigd waren. De eigenaar wist van bouwkundige fouten, maar arbeiders moesten naar hun werk. De instorting leidde tot beloften van betere werkomstandigheden in de kledingindustrie. Deze fotoserie toont de nasleep van de ramp – let op: bevat schokkende beelden.

Maandag is het tien jaar geleden dat het Rana Plaza-gebouw, als gevolg van bouwkundige fouten en corrupte bestuurspraktijken, in elkaar zakte net buiten Dhaka, de hoofdstad van Bangladesh. Het duurde een nacht voordat het stof was opgetrokken. Toen bevond zich een groot gapend gat in het industriegebied van Savar. Van het acht verdiepingen tellende verzamelgebouw vol naaiateliers was alleen een berg puin over, bezaaid met lijken en zwaargewonden. De instorting van het gebouw staat te boek als de dodelijkste ramp in een textielfabriek ooit. Er kwamen zeker 1.130 mensen om.

Fotograaf K M Asad herinnert zich de ruim twintig dagen die hij rondom de rampplek doorbracht nog goed. „Het moet wel de verschrikkelijkste situatie zijn die ik ooit heb aanschouwd”, zegt hij aan de telefoon. Hij woont in Dhaka, en hoorde op de radio over de instorting. Hij spoedde zich naar Savar, met „een massa” anderen: nabestaanden, omwonenden en de reddingsdiensten. In de eerste dagen was er amper water of licht, veel voorzieningen waren eveneens verwoest. Aan weerszijden van de rampplek stonden andere gebouwen nog overeind. Via een gat dat reddingswerkers in een aanpalende muur hadden geslagen, wist Asad op het overgebleven stuk vloer van de tweede verdieping te komen. Een arbeider die hij daar aantrof – een man die klem zat tussen de muur en een omgevallen pilaar – bleek nog in leven. „Hij vroeg me om hulp, maar ik kon met geen mogelijkheid die enorme brokstukken verplaatsen, of bij hem komen. Ik kon deze man niet helpen, maar ik kon me er ook niet toe zetten een foto te nemen op die verdieping.”

De reddingswerkzaamheden werden na drie weken gestaakt, het identificeren van dodelijke slachtoffers duurde in sommige gevallen nog maanden. Ruim tweehonderd mensen werden nooit teruggevonden door hun verwanten, die dna afstonden om lichamen te kunnen identificeren. Bangladesh stelde een magere compensatie beschikbaar voor nabestaanden die hun verlies konden bewijzen. De omgekomen arbeiders waren vaak de belangrijkste kostwinners van hun gezin – hoe mager dat salaris ook was geweest.

De fabrieksramp vestigde de aandacht op de erbarmelijke situatie van arbeiders in de kledingindustrie in Bangladesh. Tegen lage lonen werkten veel van de arbeiders in gevaarlijke omstandigheden. Zo was het Rana Plaza gebouwd met ondermaatse materialen, waren de bovenste drie verdiepingen zonder veel zorg bijgebouwd en was de vergunning voor industrieel in plaats van commercieel gebruik op oneigenlijke wijze toegekend. In de verschillende textielfabrieken werden brandveiligheidsmaatregelen niet nageleefd.

Fotograaf K M Asad zag dat in de eerste dagen na de ramp, omwonenden, collega’s en familieleden zelf meezochten in het puin van het acht verdiepingen tellende gebouw. Reddingswerkers en veiligheidsdiensten waren ook ter plaatse.Foto K M Asad/LightRocket via Getty Images

In het Rana Plaza waren vooral naaiateliers en kledingfabrieken gevestigd. „Stel je voor dat per verdieping duizenden mensen tegelijk aan het werk werden gezet, allemaal opeengepakt”, schetst K M Asad. In het gebouw – waarvoor gebruik was gemaakt van ondermaatse bouwmaterialen en waar drie verdiepingen bovenop het oorspronkelijke ontwerp waren gebouwd – was de veiligheid ondermaats, een belangrijke directe oorzaak van de ramp. Foto K M Asad/LightRocket via Getty Images

De ramp leidde tot het Bangladesh-akkoord voor een veiligere industrie, tussen grote westerse kledingmerken, fabriekseigenaren en vakbonden in Bangladesh. De afspraken, die kort na de Rana Plaza-ramp tot stand kwamen, verlopen in oktober van dit jaar. In de afgelopen jaren is het akkoord meermaals verlengd. De internationale vakbondsfederatie IndustriALL wil dat meer bedrijven zich aansluiten, wat ook zou helpen bij aanstaande onderhandelingen over vernieuwing of verlenging van het akkoord. De uitkomst daarvan staat nog niet vast.

In een reactie aan NRC stelt de organisatie dat dankzij dat akkoord arbeiders steviger in hun schoenen staan: zij kunnen werk weigeren als dat in onveilige omstandigheden moet gebeuren, en ook het klimaat voor lokale vakbonden is verbeterd. De verschillende partijen maken juridisch afdwingbare afspraken over inspecties en veiligheidseisen. Nu zijn er echter zorgen of de textielwerkers in komende onderhandelingen wel sterk genoeg staan tegenover fabriekseigenaren of de regering in Dhaka: „Zij worden onvoldoende vertegenwoordigd in belangrijke overleggen.”

Eerder dit jaar concludeerden ook onderzoekers van de universiteit van Aberdeen dat sommige grote kledingmerken nog steeds naaisters uitbuiten. Na de pandemie zijn salarissen, ondanks wereldwijde inflatie, in veel gevallen amper verhoogd.

Het lichaam van een naaister, volledig klem onder de brokstukken van het ineengestorte gebouw. De fotograaf herinnert zich de eerste aanblik van Rana Plaza na de ramp: op sommige plekken leek het wel alsof er stapels lijken lagen. Op andere plekken, kon hij goed merken, lagen gewonden die onbereikbaar leken door het puin. Volgens autoriteiten kwamen zeker 1.130 arbeiders om het leven; 2.500 mensen konden worden gered.Foto K M Asad/LightRocket via Getty Images

Een vrouw smeekt om haar zus nog één keer te kunnen zien, voordat voor de naaister, die omkwam in de ramp, wordt begraven. De reddings- en zoekwerkzaamheden werden drie weken na de instorting afgerond.Foto K M Asad/LightRocket via Getty Images

De fabriekarbeidster Rebecca kwam knel te zitten in de ruïnes van Rana Plaza, en verloor uiteindelijk beide benen toen zij twee dagen later werd gered. K M Asad ging maanden na de ramp langs in ziekenhuizen in en rondom Dhaka waar slachtoffers werden opgevangen voor hun revalidatie. Hij maakte de foto’s van Rebecca in juli 2013.Foto K M Asad/LightRocket via Getty Images

Voor fotograaf K M Asad waren grote ongelukken in textielfabrieken, of rampen onder de arme bevolking die in de industrie werkzaam is, niet nieuw. Nog geen half jaar voor de instorting van Rana Plaza woedde een grote brand in een andere fabriek in Dhaka, waarbij 120 mensen waren omgekomen. „Ik heb veel branden gefotografeerd, waarbij kortstluiting zorgt voor grote problemen. De arbeiders wonen vaak direct naast de naaifabrieken, in sloppenwijken in hutjes. Door vuur kunnen zij alles verliezen.” Hij noemde de serie foto’s die hij nam in Rana Plaza en andere kledingfabrieken ‘The Cost of Slavery’: „Ik denk dat te weinig naar deze arbeiders wordt omgekeken. De veiligheid van hun leven blijft een structureel probleem.” K M Asad won met het werk de eerste prijs in de prestigieuze jaarlijkse fotocompetitie Picture of the Year International (POYI), voor nieuwsfotografie.

In Savar is het gat dat het Plaza-gebouw achterliet, nog altijd te zien. Intussen is het strafrechtelijk onderzoek naar de ramp nog steeds niet afgerond. In 2015 werd aangifte gedaan tegen de eigenaar van het gebouw, Sohel Rana, die wist van problemen in de constructie van het complex, maar daarover loog en arbeiders alsnog dwong naar het werk te komen. De moordzaak tegen hem en veertig anderen lag vervolgens jaren stil. Deze maand werd bekend dat Rana op borgtocht vrij kan komen, maar dat besluit werd enkele dagen later weer opgeschort door een rechter van het hooggerechtshof van Bangladesh. Een hoorzitting over de mogelijkheid is gepland op 8 mei – in ieder geval na de herdenking van de ramp.

Een familielid treurt na het terugvinden en identificeren van het lichaam van een geliefde die is omgekomen, daags na de instorting. Op 25 april werd een dag van nationale rouw afgekondigd.
Foto K M Asad/LightRocket via Getty Images

Zeker 290 lichamen werden samen begraven: het zijn de lijken van slachtoffers die niet werden teruggevonden door familieleden. Van bijna alle geborgen lichamen werd dna afgenomen om nabestaanden bij te staan in het identificeren van de doden. Dat was niet alleen belangrijk om emotionele redenen; families die konden aantonen dat iemand – vaak de kostwinner – was omgekomen bij de instorting, konden aanspraak maken op compensatie van de staat. Foto K M Asad/LightRocket via Getty Images