
De zaak
De politierechter in Rotterdam velt deze week een oordeel over een aantal zaken van huiselijk geweld. Een verslaafde man die zijn jongere broer bij de keel grijpt. Een echtgenoot die zijn vijf maanden zwangere vrouw in de buik heeft geschopt. Een gezin met een jong kind, waarin de man zijn vrouw af en toe met de vlakke hand slaat. Volgens de officier van justitie hadden de verdachten weg moeten lopen. Maar volgens henzelf was dat besef ver te zoeken op het moment dat het escaleerde.
De dertiger Mehmet, langdurig cocaïneverslaafd, staat terecht voor het bij de keel grijpen van zijn jongere broer. De twee woonden destijds bij hun ouders, inmiddels slaapt Mehmet elders. „Het begon met een woordenwisseling,” zegt hij. „Ik heb hem met mijn rechterhand bij de keel gepakt en tegen de muur geduwd.” Volgens hem ging het conflict over spullen en oude frustraties. „Ik begrijp dat hij het niet leuk vindt dat ik aan zijn spullen zit, maar hij blijft erover doorgaan.” De rechter vraagt: „Kunt u dan ook weglopen?” Mehmet antwoordt: „Ik weet dat het handig is om een blokje om te lopen, alleen deze keer was dat niet zo.” Volgens het broertje speelde er iets anders: hij had tegen hun ouders gezegd dat ze Mehmet geen geld meer moesten geven. De vader bevestigde bij de politie dat Mehmet zijn broer bij de keel pakte. De officier acht mishandeling bewezen en wijst op rode verkleuring in de hals. „Thuis moet veilig zijn.” Ze eist 80 uur taakstraf waarvan de helft voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.
In de tweede zaak staat de vijftiger Martijn terecht voor een poging tot zware mishandeling van zijn vrouw. Zij was toen 21 weken zwanger van hun tweeling. Volgens haar kwam hij tijdens een van de vele ruzies die ze hadden dreigend op haar af en zou hij haar bij de pols hebben gepakt. Ze sloot zich daarna met een schaar op in de wc en belde de politie.
Martijn geeft toe dat hij „een schoppende beweging” maakte, maar zegt dat het niet zijn bedoeling was haar te raken. „Ze schopte tegen mijn enkels, zwaaide met haar armen. Toen mijn been doorschoot, raakte ik haar aan de rechterkant van haar buik.”
De rechter: „U hield haar toch vast op dat moment? Kon u niet gewoon weglopen?”
Volgens de officier had hij zich moeten terugtrekken. „De vrouw stond met haar rug tegen de keukenkastjes.”
Zijn vrouw schreef een brief aan de rechtbank: ze wil niet dat hij de gevangenis ingaat en hoopt dat hij bij de bevalling aanwezig kan zijn.
De officier spreekt van poging tot zware mishandeling. „Als je een zwangere vrouw in haar buik trapt, loopt ze het risico dat ze via een spoedkeizersnede moet bevallen.” Ze neemt het hem zwaar kwalijk. „Hij bracht niet alleen haar, maar ook twee ongeboren kinderen in gevaar.” Toch vindt ze het belangrijk dat hij bij de bevalling kan zijn. Ze eist 150 uur taakstraf.
Martijn geeft toe dat hij ‘een schoppende beweging’ maakte
In de derde zaak staat Cezar, een Roemeense man in de dertig, terecht. Zijn vrouw – buiten de zaal met hun baby – verklaarde dat hij haar in het gezicht sloeg. Hij zegt dat hij haar alleen „een beetje heeft geduwd”, omdat ze hun kind van hem wilde afpakken. Bij de politie zou hij hebben gezegd dat er thuis vaker ruzie is, soms ook fysiek. „Ik heb haar wel eens met de vlakke hand in het gezicht geslagen, maar nooit als eerste.”
Agenten zagen een rode plek op haar wang. Zij verklaarde bang te zijn dat hij haar opnieuw iets zou aandoen, dat hij in staat is haar „helemaal kapot te slaan”. De officier acht mishandeling bewezen, de verdachte erkent immers dat het vaker fysiek wordt. „Ik zie geen reden om aan te nemen dat het nu anders is gegaan.”
„Huiselijk geweld in het bijzijn van een jong kind is een van de meest schadelijke dingen waar een kind getuige van kan zijn.” De officier eist 40 uur taakstraf, met aftrek van de ene dag dat hij vastzat, en twee weken voorwaardelijke celstraf met een proeftijd van twee jaar.
Het oordeel
In de zaak van Mehmet spreekt de rechter hem vrij van het dichtknijpen van de keel – daar is niet genoeg bewijs voor en ook de vader zag het niet gebeuren. Maar dat hij zijn broer bij de keel heeft gepakt en tegen de muur heeft geduwd, staat vast. Dus is er sprake van mishandeling. De rechter eist 40 uur taakstraf, volledig voorwaardelijk. Die hoeft hij alleen uit te voeren als hij binnen twee jaar opnieuw de fout in gaat. De rechter twijfelt over het nut van een middelencontrole voor Mehmet. Dat is in het verleden al eens mislukt. „Zoals de Engelsen zeggen: setting you up for failure,” zegt hij. „Dan dondert het hele pakket als een kaartenhuis weer in elkaar.” In plaats daarvan moet hij zich melden bij de reclassering en starten met begeleid wonen. In de tweede zaak volgt de rechter de officier: geen sprake van noodweer. Martijn had weg kunnen lopen, maar deed dat niet. In plaats daarvan hield hij zijn vrouw vast en schopte – met alle risico’s van dien. Toch is er onvoldoende bewijs dat hij met die ene trap willens en wetens ernstig letsel riskeerde. Geen poging tot zware mishandeling dus, maar „gewone” mishandeling. De straf: 60 uur taakstraf, waarvan de helft voorwaardelijk. Met verplichte begeleiding zolang de reclassering dat nodig vindt. In de derde zaak acht de rechter mishandeling van zijn echtgenote bewezen. Cezar gaf toe dat hij haar in dit soort situaties „wel eens met de vlakke hand slaat” – en de agenten zagen een rode plek op haar wang. Dat het gebeurde met hun kind op de arm, weegt zwaar mee. Toch krijgt hij geen voorwaardelijke celstraf, zoals de officier eiste, maar een taakstraf van 78 uur. 40 uur daarvan is voorwaardelijk. Cezar verlaat de rechtbank met zijn baby in zijn armen. Zijn vrouw loopt stilletjes naast hem.
