N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Interview
Wat maakt het leven de moeite waard? Theoloog Alain Verheij (34) schreef een boek over rijkdom en verrijking. „Stoppen met vliegen en dan kwaad zijn op mensen die wél vliegen. Dat is een spiritualiteit van niets.”
Het is geen nieuws dat het met de wereld niet zo goed gaat en dat ‘we’, vooral wij in het Westen, anders moeten leven. Klimaatwetenschappers, economen, sociologen en politici hebben het er al jaren over. Toch vond theoloog Alain Verheij (34) dat juist hij ook een duit in dit zakje moest doen, vanuit zijn theologische en levensbeschouwelijke achtergrond.
Hij schreef een boek over rijkdom, Geld en go€d heet het, en het gaat over ‘Hoe we de wereld echt kunnen verrijken’. Daar heeft de Bijbel heel wat belangwekkends over te zeggen vindt Verheij, die zich wel ‘Theoloog des Twitterlands’ heeft genoemd omdat hij dat medium volop gebruikt en ook op andere minder gebruikelijke manieren zijn fascinatie voor de Bijbelverhalen onder de aandacht brengt: door te bloggen, door bijvoorbeeld in de adventstijd dagelijks een mail te sturen over een Bijbelverhaal, door podcasts te maken, door een andere toon aan te slaan dan men verwacht van een dominee. Al verwachten mensen niet veel van een dominee, vandaag de dag.
„De lat ligt heel laag”, zegt hij bij hem thuis, waar we met thee, kruidnoten en een enthousiaste hond aan de keukentafel zitten. „Ik hoef alleen maar een normaal aanspreekbaar persoon te zijn met verstaanbare taal, om verrassend te zijn – ‘Dat valt echt mee voor een dominee!’”
Hij is geen dominee in vaste dienst, maar een theologische freelancer die ‘zingeving verkoopt’, zoals hij zelf zegt. Dat betekent dat hij een eigen verhouding heeft tot het onderwerp van zijn boek: voor elk van zijn spirituele activiteiten moet hij geld vragen.
Ik denk dat dat weleens ongemakkelijk is? Mensen verwachten misschien dat je het gratis doet, uit roeping.
„‘Ik doe dit ook vrijwillig’, zegt de ouderling van een kerk dan. En: ‘je begrijpt dat we niet zoveel geld hebben want ons ledenbestand krimpt’. Dat zijn reële punten, maar ja, ik moet ook leven. Als het om pastoraat gaat, bijvoorbeeld om het begeleiden van mensen bij een sterfgeval vind ik het helemaal moeilijk om een prijs te noemen. Of bruidsparen, daar moet je echt vaak bij op bezoek om ze goed te leren kennen.”
Zijn bedoeling en zijn hartstocht is om de Bijbelverhalen te bespreken en te vertellen, met en voor anderen. Die anderen hoeven wat hem betreft beslist niet kerkelijk te zijn, met zijn drie boeken (God en ik, 2018 en Ode aan de verliezer, 2020) mikt hij eerder op een jong publiek, lezers van de Correspondent of van wat vroeger nrc.next was bijvoorbeeld. Mensen die misschien niets of heel weinig van de Bijbel weten. Maar in de praktijk wordt hij toch voornamelijk door kerken gevraagd. „Ik zou graag zeggen dat ik ermee op Lowlands had gestaan”, lacht hij. Een nieuw publiek bereiken is niet makkelijk, zeker in deze tijd van krimpende kerken. „Ik heb niet echt een groeimarkt aangeboord.”
De Bijbelverhalen noemt hij een vorm van grammatica, een structuur die het mogelijk maakt om over dingen te praten. Zoals een taal een grammatica heeft en je vrij laat in je woordkeuze. Voor hem zijn de Bijbelverhalen een manier om na te denken over de vraag hoe te leven, hoe om te gaan met wat je overkomt, wat je verhouding is tot je naaste en tot jezelf, wat je plek is in de wereld – allemaal existentiële vragen.
Aan het slot van je laatste boek ‘Geld en go€d’ schrijf je dat dit je meest spirituele boek is.
„Tot mijn verrassing ja. Alles wat ik doe, preken, podcasts maken, bloggen, heeft te maken met betekenis, spiritualiteit, religie. En dan ga je iets over geld schrijven en dan denk je: het moet nu een heel stuk materialistischer. Dat bleek helemaal niet zo te zijn. De manier waarop je met bezit omgaat neemt een groot deel van je leven in, en dus ook van je spiritualiteit. Ik denk dat het grootste deel van wat je met je geld doet, laat zien wat je belangrijk vindt.”
Hangt dat vanzelf samen met spiritualiteit?
„Als je echt wilt weten waar iemand in gelooft, moet je kijken naar wat die doet en niet naar wat die zegt. Dat loopt vaak enigszins uiteen, daar kwam ik bij mezelf ook wel achter.”
Hoe sta jij tegenover bezit?
„Ik heb daar een haat-liefdeverhouding mee. Het heeft mij nooit echt aan iets ontbroken en daar ben ik blij om, ik realiseer me dat ik daarin bevoorrecht ben. Gelijktijdig heb ik er moeite mee dat ik aan de rijke kant zit van de globale verdeling. Ook als ik ondermodaal ben in Nederland, ben ik nog bevoorrecht ten opzichte van een groot deel van de wereld. Eigenlijk is het uitgangspunt dus al vrij spiritueel, want het gaat niet alleen over bezit maar meteen ook over mijn verhouding tot andere mensen.”
Ben je je daar echt dagelijks van bewust?
„Ja. Soms zou ik willen dat ik dat niet was. Ik heb in mijn laatste boek zelfs gezegd: ik hoop dat dit boek niet té goed verkoopt – dat is uitgekomen, haha – maar wel genoeg. Succes kan ook iets giftigs zijn. Wat dat betreft hoop ik dat ik in mijn klein hoekje mag blijven, om een christelijk liedje te citeren. Maar als dat hoekje te klein en te benauwd wordt, wat nu soms wel dreigt met de leegloop van de kerken, dan ben je ook dat hoekje nog kwijt. Na corona is de kerkverlating echt snel gegaan. Met Kerst zit de boel weer even vol, maar dat is het dan wel. Dat doet toch meer pijn dan ik me tien jaar geleden voorstelde. Toen dacht ik dat ik daar best mee kon leven.”
De manier waarop je omgaat met bezit neemt een groot deel van je leven in, en dus ook van je spiritualiteit
Wat doet je dan pijn?
„In een kerkdienst kan iets gebeuren, die kan louterend zijn voor de ziel. Je komt dichter bij elkaar, bij God, in het reine met het mens-zijn hier op aarde – dat wordt mogelijk gemaakt door met andere mensen, met elkaar te zijn. Als de geest uit de fles is, doordat er te weinig mensen zijn, dan gebeurt dat niet meer. Dan is er iets verloren gegaan. Dat ‘iets’ is wat in een volle kerstnachtdienst direct gevoeld wordt.”
In zijn boek heeft Verheij het over Bijbelse noties zoals de rustdag en zelfs een rustjaar, over genoeg hebben en over rechtvaardig verdelen, dingen die ook een seculier publiek zouden kunnen aanspreken en waar iedereen over mee kan denken. Maar op een gegeven moment voert hij een belangrijke factor in: God.
„Er zijn wel pogingen ondernomen tot seculiere Bijbelverhalen, dan laat je alle wonderen weg. In het verhaal over Jozef die door zijn broers aan de Egyptenaren werd verkocht, heb ik in een vorig boek twee keer gezegd als hem iets overkwam dat dat ‘het lot was, of God. Zeg het maar.’ Dan kan de lezer dat zelf invullen. Ik denk wel dat ook de seculiere lezer van mij verwacht dat ik dat woord God zo af en toe zal noemen, je koopt nu eenmaal het boek van een theoloog.”
En op die manier introduceer je een waarde die buiten het materiële ligt.
„Als je zegt: alle mensen zijn geliefde kinderen van God, dan kun je niet meer van groepen mensen zeggen ‘die zijn waardeloos’ want ook zij zijn geliefde kinderen van God. Dan raak je aan een kern die voor mij onder alle levenslessen en onder alle politieke en eventueel economische uitgangspunten zit. Voor mij is dat, ja, een dogma toch. Als je dat niet accepteert, stopt ons gesprek, omdat er dan twee wereldbeelden met elkaar botsen. Ik maak allerlei fouten en ik gedraag me niet altijd goed, maar ergens daaronder zit een bron waar ik niet aan wil komen.”
Daaruit komt ook je overtuiging voort dat niets van wat je bezit van jou is?
„Je wordt ergens op de aarde geboren en vanwege toeval en geluk mag je bijvoorbeeld beschikken over een stuk grond. Maar te denken dat dat bezit kan zijn, dat is toch ook zonder in God te geloven een vrij absurde gedachte, al zijn we dat vergeten.”
We vinden die gedachte niet absurd.
„Nee, vanuit een juridische en economische werkelijkheid die net zo goed op een geloof gebaseerd is. Het geloof dat die contracten die je grootouders honderd jaar geleden hebben ondertekend eeuwigheidswaarde hebben. Je ziet dat mensen grond gebruiken en dat andere mensen dat accepteren, maar dat zijn sociale afspraken. Net zoals we moeten geloven in onze valuta.”
Jij gelooft bijvoorbeeld dat er genoeg is voor iedereen.
„De verliezers hebben het verkeerd gedaan, zeggen we vanuit het neoliberale project, maar dat is niet zo. Je hebt onvervreemdbaar het recht op bed, bad en brood, dat is inclusief warmte, genoeg om niet ziek te worden. En als je dat niet krijgt, is dat onrecht. Ook al liggen daar nog zoveel verkeerde beslissingen van jezelf aan ten grondslag. Er zijn nu eenmaal basale mensenrechten. Je ziet het aan het verhaal van Mozes, die met het volk door de woestijn trok. Elke dag heeft iedereen precies genoeg te eten, niet meer en niet minder. Als mensen meer dan die ene kruik manna pakten waar ze recht op hadden, bedierf dat eten. Het kon gewoon niet, meer nemen dan waar je recht op hebt. Wat we doen als we grondstoffen opgebruiken, de aarde uitputten, dat is meer manna pakken en dat betekent dat anderen, nu en in de toekomst, het met een half kruikje moeten doen.”
De verliezers hebben het verkeerd gedaan, zeggen we vanuit ons neoliberale project, maar dat is niet zo
Jij probeert in je boek vooral het positieve in te zien van een andere manier van leven. Maar er wordt ook veel verloren.
„Als we minder groeien zullen mensen daar pijn van hebben. Dat zie je nu al aan de boeren, er zullen heel veel wijze mensen nodig zijn om dat proces te begeleiden. Toch is de vreugde om een nieuwe manier van leven te vinden het enige waarmee je je verlies-aversie kunt overwinnen. Ik ben bijvoorbeeld gestopt met vlees eten, dat is inleveren, ik heb het WK voetbal niet gekeken, ik vond dat moeilijk. Ik ga daar niet goed mee om. Ik ben dan boos op andere mensen, die gewoon doorgaan terwijl ik mijn leven aanpas. Dat slaat nergens op want kortgeleden was ik het nog die me niet aanpaste. Zo kan je dat met alles hebben: stoppen met vliegen en dan ben je kwaad op mensen die wél vliegen. Dat is een spiritualiteit van niets. Zo komen we er niet. De vreugde moet je halen uit te zien wat je hebt en dat herwaarderen, en tegelijkertijd alternatieven vinden waar je blij van wordt. Je niet meer focussen op wat anderen hebben of wat je vroeger had. Zo moet het denk ik. Al is dat is makkelijker gezegd dan gedaan.”
Je schrijft dat niemand het alleen kan en dat we het moeten hebben van mensen die in kleinere verbanden gaan samenwerken.
„Ik denk dat je dan ook meteen zingeving hebt. Als je het samen gaat doen, ben je een gemeenschap die door waarden wordt gedreven. Wat belangrijk is om voor ogen te houden is dat je niet terug kunt naar wat er was, evenmin als Mozes en zijn mensen terug konden naar Egypte waar ze slaven waren. En je wilt wel naar het beloofde land toe, ook als pas je kinderen of kleinkinderen daar profijt van hebben. Dan is het nog de moeite waard.”
En waarom vind je dat?
„Ik heb zelf geen biologische kinderen en mijn hond gaat het niet meer meemaken, dus het is geen bloedband-ideologie van mij, maar het heeft wel iets te maken met liefde voor de wereld en de wezens op die wereld, niet alleen de mensen, maar ook de dieren en de bomen, de schepping.
„Veel mensen hebben wel een liefde die verder gaat dan hun eigenbelang. Ze willen bijvoorbeeld dat de panda blijft bestaan, die in termen van economie natuurlijk volstrekt nutteloos is, hij zit de hele dag bamboe te eten, plant zich nauwelijks voort, doet niets om zichzelf te verdedigen – toch houden mensen ervan. Alleen maar kijken naar wat functioneert of wat op korte termijn plezier oplevert, vind ik geen mooie of waardevolle manier van in het leven staan.”
Jij wilt van iets houden.
„Ja.”