Theodoor Rombouts toonde als geen ander de schilder als bedrieger

Recensie

Beeldende kunst

Tentoonstelling De ietwat vergeten zeventiende-eeuwse Antwerpse schilder Theodoor Rombouts wist de oplichter en de kwakzalver feilloos en met humor neer te zetten. Het MSK Gent toont nu het eerste grote overzicht van zijn werk.

Theodoor Rombouts, ‘Kaartspelend gezelschap’, ca. 1627-32. Olieverf op doek.
Theodoor Rombouts, ‘Kaartspelend gezelschap’, ca. 1627-32. Olieverf op doek.

Foto Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen

Belangrijker dan een paspoort was voor de zeventiende-eeuwse reiziger een document dat getuigde van diens betrouwbaarheid. In 1616 liet de negentienjarige Theodoor Rombouts (1597-1637) een dergelijk attest opstellen door een notaris in zijn geboortestad Antwerpen. Het vermeldt onder meer dat hij een goed katholiek is zonder strafblad. Rombouts stond op het punt te vertrekken „om landen te gaan besoecken ende talen te leren”. De belangrijkste reden om op pad te gaan wordt echter niet vermeld: Rombouts was al sinds zijn elfde in de leer geweest bij gevestigde Antwerpse schilders en ging op reis om kunstwerken te bestuderen en zo mogelijk ook te werken voor buitenlandse opdrachtgevers. Kennelijk was voor poortwachters, veerlieden of herbergiers een jonge kunstenaar minder vertrouwenwekkend dan een brave talenstudent.

Net als voor veel van zijn vakgenoten was Rombouts belangrijkste reisdoel Italië. In Rome maakte hij kennis met niet alleen de kunst van de Oudheid en de Renaissance, maar ook met die van zijn eigen tijd. De reputatie van de nog maar kort daarvoor overleden schilder Caravaggio had zich in Italië en daarbuiten snel verspreid en noordelijke kunstenaars lieten zich graag door zijn werk inspireren. Terwijl er aan Utrechtse ‘caravaggisten’ als Hendrick ter Brugghen en Gerard van Honthorst al veel aandacht is besteed, geldt dat veel minder voor de Vlaming Theodoor Rombouts. De expositie die het MSK Gent aan hem wijdt, is dan ook het eerste grote overzicht van zijn werk. Zo’n 25 van Rombouts’ intrigerende schilderijen worden er op verhelderende wijze gepresenteerd naast werk van Italiaanse en noordelijke Caravaggio-navolgers en in één geval met een schilderij dat aan de meester zelf wordt toegeschreven.

Theodoor Rombouts, De luitspeler, ca. 1625. Olieverf op doek.

Foto The John G. Johnson Collection, Philadelphia Museum of Art

Valsspelen

Daaruit blijkt ook de moeilijkheid om een schilder als caravaggist te karakteriseren. Die term wordt doorgaans gebruikt voor kunstenaars die een of meerdere aspecten kiezen uit het destijds zeer vernieuwende werk van Caravaggio: diens dramatische licht-donkereffecten, bijvoorbeeld, of juist de bijzonder fijn en kleurrijk geschilderde taferelen van musici of het kroegleven, met valse waarzegsters of frauduleuze kaartspelers. Rombouts nam vooral die thematiek en kleurrijke vormgeving over, zoals in een prachtig Kaartspelend gezelschap (1627-1628), met vijf zwierig geklede figuren rond een tafel. Een nietsvermoedende jongeman laat zich in zijn kaarten kijken door een oudere man met een knijpbrilletje, die natuurlijk samenspant met de stoere soldaat op de voorgrond, met zijn breedgerande hoed, metalen borststuk, en rapier op de heup.

Maar Rombouts is lang niet altijd schatplichtig aan Caravaggio. Een van zijn aantrekkelijkste werken is een Luitspeler (ca 1625), gezeten achter een tafel met daarop een bewerkt rood kleed en een muziekboek. De compositie is een verre echo van een schilderij van Caravaggio. Maar terwijl deze een jonge knaap koos met verleidelijk afzakkend gewaad, schilderde Rombouts een volwassen man, in een groen pak en met een bepluimde fluwelen muts. Hij kijkt ons ietwat betrapt aan met grote ogen in een gerimpeld gezicht. En waar bij Caravaggio, naast het muziekboek, andere muziekinstrumenten op tafel liggen, zijn dat bij de Antwerpse schilder een heel wat prozaïscher pijp en bierpul.

Een schilderij waarin Caravaggio’s voorbeeld nog verder is te zoeken, is een bijna drie meter brede voorstelling van de vijf zintuigen (ca. 1632). De compositie van vijf volkse figuren die met attributen als een luit, een pijp en een glas wijn, elk een van de zintuigen verbeelden, sluit eerder aan bij de beweeglijke stijl met brede penseelstreken van schilders als Rubens en Van Dyck die in die jaren de schilderkunst in Antwerpen domineerden. Het schilderij werd gemaakt voor Antoon Triest, de kunstminnende bisschop van Gent die wel vaker optrad als mecenas van de schilder. Een andere relatie met de stad die de Antwerpenaar Rombouts nu eert met een expositie, is het enorme doek Allegorie van het schepengerecht van Gedele (1627): een ingewikkelde classicistische compositie met veel figuren die de lof zingen van de rechtbank in kwestie, de zorg voor wezen die zij behartigde, en vooral de stad Gent.

Atelier Theodoor Rombouts, Bij de tandentrekker, 1628. Olieverf op doek.

Foto Museum voor Schone Kunsten Gent, foto Cedric Verhels

Bij de tandentrekker

Na acht jaar van huis te zijn geweest, keerde Theodoor Rombouts in 1624 terug in Antwerpen waar hij in 1637 op slechts 40-jarige leeftijd zou overlijden. Kort na zijn terugkeer maakte hij een genrestuk waarin een caravaggistische compositie en motieven samengaan met een typisch noordelijke aandacht voor vertellende elementen en de gedetailleerde weergave van afzonderlijke voorwerpen, en wie weet een verwijzing naar de schilder zelf. Bij de tandentrekker (1625) toont een volle compositie met een tandarts die een patiënt hardhandig van een rotte kies verlost, met omstanders die gebaren en, weer, door een brilletje kijken, zoals ze dat bij Caravaggio zouden doen. Maar Rombouts’ uitbeelding toont niet het realistische drama van diens eigen versie van het thema die ernaast hangt. Bij de Antwerpenaar gaat de aandacht uit naar de onbetrouwbaarheid van de medicus met zijn quasi-officiële diploma’s met lakzegels tussen de tandartsinstrumenten op de tafel. Om zijn hals draagt hij een ketting met uitgetrokken kiezen als lugubere trofeeën; zijn blik is brutaal gericht op de toeschouwer.

Er is wel verondersteld dat de schilder zichzelf heeft geportretteerd in de figuur van de tandentrekker: net als de kwakzalver is de schilder, die ons een wereld voorspiegelt die niet echt bestaat, immers een bedrieger. In zekere zin illustreert die ironische associatie de ontwikkeling van de frisse jongen die in 1616, met een notariële akte op zak, huis en haard verliet om talen te leren en de wereld te zien. Bij thuiskomst was hij een volleerd schilder: voor de droogstoppel een onbetrouwbaar sujet, voor de goede verstaander een vakman die naar believen een loopje neemt met de werkelijkheid.


Beeldende kunst Bekijk een overzicht van onze recensies over beeldende kunst