Theaterseizoen begint met protestactie van woedende theatermakers

‘We zijn kwaad. We zijn totaal ontgoocheld.” Op het podium van de Kleine Komedie stond plots een groep boze theatermakers. De Staat van het Theater, de traditionele opening van het theaterjaar, was nog maar net begonnen of ze drongen zich naar voren voor hun protestactie.

Bij monde van Lisa Verbelen van theatercollectief BOG stelden ze zich voor als de makers die in de toekomst veel minder, bijna niet of helemaal niet meer te zien zullen zijn. Want: geen of veel minder subsidie gekregen van de Raad voor Cultuur of het Fonds Podiumkunsten, afgelopen juli, voor de komende kunstenplanperiode (2025-2028). Na jarenlang wel structureel te zijn ondersteund. Te zien waren onder meer leden van Wunderbaum, De Warme Winkel en Orkater, groepen met een grote staat van dienst.

„Dat is kapitaalvernietiging!” „Onze kennis, ervaring, band met het publiek en artistieke praktijk wordt de nek omgedraaid.” „Dit is geen cultuurbeleid, dit is kleiduivenschieten.” De boosheid was voelbaar in elke zin.

Te voelen was ook hoe klem deze makers zitten in het gebrek aan geld dat de theatersector kwelt. Want anderen, collega-groepen, krijgen die subsidie wel. Voor veertig procent zijn het gezelschappen die voor het eerst geld krijgen. De sector krijgt een nieuw aangezicht. En ja, ook zij zijn voor vernieuwing, stelden de actievoerders. Maar veertig procent is te gortig. „Dat is geen vernieuwing, dat is afbraak.”

De genodigde sprekers van de Staat van het Theater.
Foto Nichon Glerum

Ongeloof

Daarna was het alsnog de beurt aan de drie sprekers die waren uitgenodigd voor de Staat van het Theater: Milou Adjanga (1990), zakelijk leider van RAAF muziektheater in Rotterdam, Thomas Drissen (1989), directeur van De Creatieve Coalitie uit Utrecht, de koepelorganisatie die opkomt voor werkenden in de culturele sector en An Hackselmans (1978), artistiek directeur van Theaterproductiehuis Zeeland in Middelburg.

Twee daarvan deelden het lot met de actievoerders en toonden hun pijn, in een context van liefde voor het vak. En ze deelden de vraag: hoe nu verder na de boodschap dat er geen geld meer is?

An Hackelmans had het over „Bijltjesdag”, en beschreef haar verbijstering en ongeloof toen ze hoorde dat besloten was om haar organisatie geen subsidie meer te geven: „Tranen over de wangen” en een „uiteengereten hart”.

Het gaf haar reden om ook stil te staan bij alle rijkdom die theater biedt. Van daaruit riep ze haar collega’s op „solidair te zijn”, de „barricaden” op te gaan en elkaar te vragen „wat heb je nodig?” En zo eindigend met een hoopvol: „Wie weet wat we kunnen bereiken.”

Milou Adjanga zei dat het negatieve subsidiebesluit haar blokkeert. „Het voelt scheef dat de kunstenaar, die juist de ruimte aan het publiek geeft om te reflecteren en nuanceren, zelf niet de ruimte krijgt dit te doen.”

Thomas Drissen richtte zijn woede op het voornemen de btw voor cultuur te verhogen. Hij zag het als „het ontmoedigen van cultuur” en „een slecht en asociaal idee”: „Het maakt de samenleving beetje bij beetje schofteriger.”

Als enige had hij kritische vragen bij de staat van het theater. Zijn theatermakers wel op de juiste weg in de gepolariseerde samenleving, vroeg hij zich af: „In hoeverre is onze overwegend progressieve sector nog in staat om conservatieve kiezers van de PVV, DENK of SGP te bereiken? Bereiken onze verhalen voldoende publiek buiten de grote steden? Zien deze kiezers herkenning in onze verhalen?”

Terwijl hij en de andere twee sprekers ieder de kracht van de verbeelding in de kunsten prezen, stelde hij ook: „Durven we nog door een radicaal ander paar ogen te kijken?”