Het is in Cannes al even folklore, nu doet de vakpers het ook bij het filmfestival van Venetië: de lengte van de staande ovaties turven bij premières. Dat zegt iets over de publiekswaardering en beïnvloedt mogelijk de aanwezige jury. Een tussenstand: Halina Reijns Babygirl en Pablo Larraíns Maria kregen zo’n 7 minuten elk, The Order was goed voor 10 minuten en voor The Brutalist klapte men 13 minuten in de Sala Grande.
Ruim over de helft van het 81ste filmfestival van Venetië is het tijd voor een tussenbalans. The Order lijkt te veel een genrefilm om de highbrow-jury van actrice Isabelle Huppert te imponeren, en het zou verbazen als sequel Joker: Folie à Deux, een musical, na The Joker in 2019 opnieuw de Gouden Leeuw wint. De sterkste kandidaat is voorlopig The Brutalist. Drieënhalf uur historische grandeur is aan Italianen wel besteed, maar de visuele panache en dubbele bodems maken het ook serieuze filmkunst. En een hele uitdaging voor bioscopen, zo’n eindeloos epos in antiek Vista Vision breedbeeldformaat, gefilmd op ouderwetse 70mm-film met een kwartiertje pauze tussendoor.
The Brutalist volgt de modernistische Joods-Hongaarse architect László Tóth (Adrien Brody) als hij na zijn scholing in Bauhaus en Buchenwald in 1947 een nieuw leven begint in Pennsylvania. Zijn vrouw en nicht, die de kampen ook overleefden, volgen pas als het kolenscheppen voorbij is en de rijkaard Harrison Lee Van Buuren (Guy Pearce) zich over hem ontfermt. Voor hem ontwerpt Tóth een grandioze brutalistische kolos – auditorium, sportcentrum en kerk ineen. Zijn levenswerk, Van Buurens ego-boost.
The Brutalist, dat zich afspeelt tussen 1947 en 1960, gaat over trauma en de nasleep, het vaste thema van cultregisseur Brady Corbet. In The Childhood of a Leader levert trauma een fascistische dictator op, in Vox Lux een popster en hier een witte betonkolos met een geheime code. De film gaat over de Holocaust, de Joodse diaspora en Amerika als ontwortelde, wantrouwige zwendelcultuur, maar bovenal over de spanning tussen opdrachtgever en architect, producer en regisseur. Van Buuren is een hoekig, egocentrisch baasje, Tóth verfijnd, volatiel en gebutst; zijn pijn spuit hij weg met heroïne. En hoewel Van Buuren zijn alfa-status op zeker moment wel heel rigoureus waarborgt, lacht de architect als laatste. Corbet, wiens films altijd wat nietsig eindigden, tovert ditmaal een epiloog uit de mouw die deze meesterlijke film een halve slag doet kantelen.
Halina Reijn
Gezien de juichende ontvangst doet ook Halina Reijns even spitse als speelse seksdrama Babygirl mee voor de prijzen, en dat geldt zeker ook voor Maria, het sluitstuk van Pablo Larraíns tragische diva-trilogie. Na Jackie – de weduwe Kennedy die haar mans mythe smeedt – en Spencer – Lady Di op de drempel van haar scheiding – begint Maria met de dood van Maria Callas op 16 september 1977 door hartfalen in haar Parijse appartement. We beleven haar laatste week uitgemergeld van de anorexia en hallucinerend van de pillen; een populaire filmtruc om fragmentarisch op een leven terug te kijken. Callas zingt voor Duitse officieren in bezet Athene, breekt door in 1949, heeft een stekelig gesprek met Kennedy, maar de relatie met de Griekse scheepsmagnaat Onassis staat centraal. De hondstrouwe domestieken Bruna en Ferruccio proberen haar intussen handenwringend in leven te houden, maar ze houdt de regie over haar exit.
Maria is een tour de force van Angelina Jolie, die voor de rol opera leerde zingen – haar stem wordt in haar laatste, mislukte optreden met die van Callas gemixt. „Eerlijk gezegd: ik ben meer punk, bij mij thuis hoorde je The Clash, niet Callas”, aldus Jolie op het Lido. „Maar als je ouder wordt en de pijn en liefde zich opstapelen, heb je soms wat meer nodig.” De koppige trots waarmee Jolie de afbrokkelende façade van de diva overeind houdt, ontroert oprecht. Dat ze Maria Callas’ schichtige elegantie minder treft, doet er niet toe: hier is ze een stervende zwaan.
Ook kanshebber voor prijzen is het ontroerende I’m Still Here van Walter Salles, over de verdwijning van de Braziliaanse ingenieur en linkse politicus Rubens Paiva in 1970: hij werd vermoedelijk doodgemarteld door het militaire regime. Liefdeswerk van Salles, die als kind zelf bij de levendige familie over de vloer kwam.
Lees ook
Veel nieuwe films verwijzen – direct of indirect – naar Trump en de opkomst van radicaal-rechts
Euthanasiedrama The Room Next Door lijkt als mindere Pedro Almodóvar iets minder kansrijk. Aanvankelijk dreigt zijn Amerikaanse debuut even potsierlijk te worden, met milkshakes in een diner en een Vietnamveteraan die gekweld zegt: „I can’t get the war out of my head.” Maar is het flashbacken voorbij dan ontstaat sereen kabbeldrama waarbij Julianne Moore Tilda Swinton bijstaat als zij de pil van Drion slikt. Na dialogen over euthanasie en dichtregels over de dood volgt een stijlvol sterven in kanariegele outfit en vuurrode lippenstift op een designmeubel op de patio van een smaakvol ingericht buitenhuis met adembenemend uitzicht en prachtkunst aan de muur. Zo wil een mens graag sterven.