Terug naar Ghana, maar hoe vertel je het je vader die er juist weg is gegaan?

Podcastmaker Abena wil terug naar Ghana, zegt ze tegen de knalroze microfoon, die tussen haar en haar vader in staat. Ze is bezig met een podcast over zichzelf. Ze heeft besloten terug te keren naar het land waar ze opgroeide, zegt ze, want ze heeft al een tijdje het gevoel dat er „een gat in haar ziel” zit. Wellicht helpt een reis naar haar geboorteland haar te helen.

Als tiener is Abena met haar ouders naar Nederland verhuisd. Haar vader, een predikant (sprankelend-energiek vertolkt door Bodé Owa), hoopte zo een betere toekomst voor zijn dochter veilig te stellen. Verteerd door heimwee keerde haar moeder twee jaar later terug naar haar geboortegrond. Abena bleef bij haar vader, die drie verschillende baantjes combineerde om zijn dochter de kansen te kunnen bieden die hij zelf nooit heeft gehad. En nu wil Abena dus terug.

Actrice en theatermaker Kimberley Agyarko (1995) baseerde zich in haar lunchvoorstelling Abroad op haar eigen ervaringen. Ook zijzelf is als tiener naar Nederland gekomen, ook haar moeder besloot alleen terug te keren naar Ghana, ook haar vader had moeite zich te verhouden tot haar verlangen om in Ghana op zoek te gaan naar verloren delen van haar identiteit.

Abena is in het stuk bij haar vader op bezoek, om hem het nieuws te brengen: ze gaat naar Ghana. Geen makkelijke boodschap, gezien alle angsten en ontberingen die het haar vader gekost heeft om de reis in de omgekeerde richting te laten slagen. De microfoon, die gedurende het gesprek steeds een slag moet worden gedraaid, staat als een verdedigingsmuur tussen de vader en de dochter in.

Opoffering

Agyarko laat haar personages een mengelmoes van talen spreken – Nederlands, Engels en Twi (een Ghanese taal) – vaak meermaals wisselend binnen een zin. Het verbeeldt de gespletenheid van deze mensen; hun hart en hoofd versplinterd over twee continenten.

Het verbeeldt de gespletenheid van deze mensen; hun hart en hoofd versplinterd over twee continenten

Er zit een aandoenlijk soort vanzelfsprekendheid in de interacties tussen vader en dochter. Ze maken grapjes, dansen samen, plagen elkaar, belijden vreugdevol hun geloof, zingen, lui onderuitgezakt op de bank, binnensmonds mee met ‘Johnny B. Goode’. Het is een liefdevolle band. En tegelijkertijd – het één sluit het ander niet uit, wat knap gedaan is – valt ook de onder een brede glimlach verbloemde dwingende aard van de vader op. Steeds weer besluit hij voor zijn dochter wat het beste voor haar is, vanuit de wens haar te beschermen wellicht, maar daarmee uit het oog verliezend dat zij ook een eigen persoon is, met eigen voorkeuren en verlangens en behoeftes. Als ze vraagt om een glas water, krijgt ze van hem een flesje Fanta in de handen gedrukt.

Abena is haar vader dankbaar voor zijn opoffering, voor de ellende die hij doorstond opdat zij het makkelijker zou krijgen in het leven – maar ze lijkt die opoffering ook te willen compenseren, door zich, meer dan goed voor haar is, te voegen naar zijn wensen, ten koste van die van haarzelf. Alsof ze – een complex gevoel, waar veel tweedegeneratiemigranten mee kampen – een schuld aan het inlossen is. Met als betaalmiddel haar autonomie.

Zo gaat Abroad, meer dan over Abena’s wens om naar Ghana terug te keren, over hoe dit personage schippert tussen loyaliteit aan de vader en het volgen van een eigen weg. Het is moedig, en nieuw voor haar, om zich af te vragen wie ze zelf eigenlijk is. Misschien komt het daardoor dat het personage vooralsnog wat aan de schematische kant blijft. Maar ze gaat. Naar Ghana. Op zoek naar het kind dat ze was, en de vrouw die ze inmiddels is geworden. Dit roept om een vervolg.