De provincie Gelderland belooft de ‘probleemwolf’ tóch nog niet te doden die vorige maand een hardloopster beet in het Nationale Park de Hoge Veluwe. Deze zaterdag gaat de vergunning om het dier te schieten in, maar de provincie heeft vrijdag in de rechtbank toegezegd daar nog geen gebruik van te gaan maken, meldt persbureau ANP. De rechter die volgende week uitspraak moet doen over het lot van de wolf, heeft eerst meer informatie nodig – en daar wil de provincie aan voldoen.
Volgens de provincie heeft de wolf in kwestie op 13 april een joggende vrouw gebeten en daarna niet-schuw gedrag vertoond en actief mensen benaderd. Pijnprikkels zouden de wolf in kwestie niet afschrikken. Daarom is het dier afmaken volgens de provincie de enige optie.
Eerder deze week heeft de provincie aangegeven toestemming te verlenen aan de faunabeheereenheid om de wolf te mogen doden. Drie dierenorganisaties tekenden bezwaar aan en vroegen de rechter ook om afschieten voorlopig te verbieden.
Welke wolf is het?
Een belangrijk struikelblok voor de rechtbank in Arnhem was vrijdag dat het niet duidelijk is om welke wolf uit de roedel op De Hoge Veluwe het precies gaat. Is het een alleenstaande wolf, of een wolf met welpen? Pas als de provincie een rapport kan overhandigen met overtuigend bewijs, waaronder duidelijke foto’s, wil de rechter een besluit nemen.
„Ik ben een groot dierenvriend en ik zou het liefst niet de opdracht geven om de betreffende wolf uit de populatie te nemen”, zei de Gelderse gedeputeerde Harold Zoet (BBB) in de rechtszaal. „Maar ik wil het niet op mijn geweten hebben dat er weer gebeten wordt, en dan misschien met een andere afloop.”
De uitspraak van de rechter volgt naar alle waarschijnlijkheid nog steeds volgende week vrijdag.
Lees ook
EU stemt voor verlaging status van wolf: ‘Het is geen bedreigde diersoort meer’ – NRC
Mahler 1 door het Concertgebouworkest o.l.v. Klaus Mäkelä. Gehoord: 9/5 Concertgebouw Amsterdam. Herhaling 10/5, 13.30u. Terugkijken kan hier.
Toen het Amsterdamse Concertgebouw op 11 april 1888 voor het eerst zijn deuren opende, had Gustav Mahler net de laatste hand gelegd aan zijn Eerste symfonie. Nou ja, het zou nog tot 1896 duren voor het werk zijn definitieve vorm vond, maar het is een prikkelende gedachte dat twee muziekinstituten van formaat tegelijkertijd ‘van wal staken’. Een beetje als met de geliefden in een romcom: ze kenden elkaar nog niet, maar ze waren voor elkaar bestemd, de mooiste zaal en het grootste symfonische oeuvre.
Honderdzevenendertig jaar en vier weken later gaven het Concertgebouworkest en zijn aankomend chef-dirigent Klaus Mäkelä een gloedvolle lezing van die Eerste, het startschot van het tien achter elkaar uitgevoerde symfonieën in het derde Mahler Festival.
Mäkelä had er zin in: hij kwam de trap al af toen er nog gestemd moest worden, bleef na een paar treden staan en trok zich nog even terug. Zodra hij op de bok stond gaf hij de houtblazers volop ruimte om hun klank te boetseren tegen het achterdoek van zinderende strijkers, en ook toen de celli het eerste thema inzetten bleven de blazers de boventoon voeren. Er volgden geweldig naturel uitgevoerde versnellingen, schitterend fluisterzacht spel; de daverende climax van het eerste deel voelde verdiend.
Lees ook
De grote NRC Mahler Symfonieëngids
Mäkelä’s meesterschap
In het tweede deel vergrootte Mäkelä het contrast uit tussen de opgewonden, wat logge Ländler en het elegante trio, wat goed werkte als opmaat naar het derde deel, de treurmars op ‘Vader Jacob’ in mineur die het emotionele zwaartepunt van de symfonie vormt. De opeenvolgende inzetten van contrabas, fagot en cello werden met veel persoonlijkheid gefraseerd, culminerend in de verrukkelijke tubasolo van Perry Hoogendijk. Hoe mooi ook van klank, de ijzeren marspuls kreeg er wel iets wolligs door, wat afdeed aan de noodlottigheid.
De finale was daarna een voortreffelijke geleide tocht annex achtbaanrit door het ene na het andere sublieme muzikale landschap. Hoe de hoge intensiteit van de openingssectie schoorvoetend naar een lyrische langzame passage scharnierde: je weet dat Mäkelä zulke transities als geen ander kan vormgeven, maar het meesterschap blijft verbluffend.
Kleindochter Marina Mahler was erbij, en ook voormalig Concertgebouwdirecteur Martijn Sanders, onder wiens leiding in 1995 het tweede Mahler Festival plaatsvond.
Klaus Mäkelä dirigeert het Concertgebouworkest in Mahlers ‘Eerste symfonie’ op het Mahler Festival. Foto Eduardus Lee
In Den Haag ging het veel over de rode lijn – of het gebrek daaraan – in de oorlog in Gaza. Maar afgelopen dinsdag gebeurde er iets opmerkelijks: minister Caspar Veldkamp van Buitenlandse Zaken stuurde een brief aan de Europese Commissie, waarin hij oproept tot maatregelen tegen Israël. Wat zegt die brief van Veldkamp, en wat heeft de draai van het kabinet voor gevolgen?
Daarover spreken we in Haagse Zaken, met drie gasten: Irith Fuks, Pim van den Dool en Steven Derix
Heeft u vragen, suggesties of ideeën over onze journalistiek? Mail dan naar onze redactie via [email protected]
Het is een eerste stap. Maar ook eerste stappen tellen. In de brief die minister van Buitenlandse Zaken Cas-par Veldkamp (NSC) deze week aan Eurocommissaris Kaja Kallas stuurde over de Gaza-oorlog, staan terechte harde woorden. Veldkamp, die ondanks grote betrokkenheid bij het onderwerp tot nu toe behoedzaam opereerde, schreef aan Kallas dat hij wil dat de Europese Unie onderzoekt of Israël de voorwaarden van het associatieverdrag met de EU schendt. In dat verdrag, dat Israël handelsvoordelen geeft, staat dat mensenrechten en democratie centraal staan. Het is duidelijk dat Israël die voorwaarde schendt, stelt Veldkamp met reden vast. Daarbij blokkeert Nederland met een veto de geplande verlenging van het zogeheten EU-Israel Action Plan, waarmee bijvoorbeeld Israëlische studenten kunnen meedoen aan het Erasmus-uitwisselingsprogramma en Israëlische ngo’s subsidie kunnen krijgen.
Het zijn tekenen aan de wand dat zelfs voor de Nederlandse regering de maat vol begint te raken. Israël schendt op grove wijze het humanitair en het oorlogsrecht. De manier waarop de Palestijnse bevolking in Gaza wordt geterroriseerd, mag niet zonder felle internationale veroordeling doorgaan. De internationale gemeenschap moet er alles aan doen om erger te voorkomen. Israël heeft Gaza afgesloten van humanitaire hulp, waardoor de bevolking honger lijdt. Er zijn ruim 50.000 doden en ontelbare gewonden gevallen. En Gaza staat alleen maar meer ellende te wachten. Zo zei de extreem-rechtse minister van Financiën Bezalel Smotrich dat Gaza binnen een paar maanden „totaal vernietigd” zal zijn. De 2,3 miljoen Gazanen, opgejaagd, getraumatiseerd en naar het leven gestaan, zullen gedwongen worden samengebracht op een klein deel van het kleine gebied, tussen de zuidelijke grensstad Rafah en het iets noordelijker gelegen Khan Younis. Gazanen zullen hier zo wanhopig van worden, dat ze Gaza willen ontvluchten, zei Smotrich. Voor wie nog twijfelde: dit is etnische zuivering.
En deze etnische zuivering is al lange tijd gaande. Gaza wordt platgebombardeerd, het leven wordt uit het dichtbevolkte gebied gezogen, waardoor zij die geluk hebben het gebied ontvluchten. Israël pakt burgers samen op een klein deel, en de regering-Netanyahu maakt duidelijk niet van plan te zijn Gaza na de oorlog te verlaten. Er is geen enkel duidelijk of realistisch einddoel geformuleerd, waardoor Netanyahu zichzelf de kans geeft de oorlog te rekken zolang hij dat wil. De vernietiging van Hamas, door Netanyahu vaak genoemd als doel, zal er niet komen. De Israëlische gijzelaars die nog vast zitten in Gaza, komen op deze manier ook niet thuis.
De Nederlandse houding ten opzichte van Israël is veel te lang te slap geweest. Het kabinet-Schoof en het vierde kabinet-Rutte hebben niet of nauwelijks veroordelende woorden uitgesproken toen tienduizenden burgers werden vermoord. Dat is moreel verwerpelijk, zeker voor het land dat zich als gastland van het Internationaal Gerechtshof en het Internationaal Strafhof opwerpt als de hoeder van het internationaal recht. Bovendien: het leidt nergens toe. Juist landen die hun vriendschap met Israël serieus nemen, zouden het land kunnen wijzen op het heilloze, duistere pad dat de regering-Netanyahu gekozen heeft.
Enkele malen hebben de premiers Rutte en Schoof zogeheten ‘rode lijnen’ getrokken, die niets waard bleken. Rutte trok die lijn bij een eventuele inval in Rafah. Toen die kwam, gebeurde er niets. Schoof zei eind vorig jaar op vragen van NRC dat zijn ‘rode lijn’ het internationaal oorlogsrecht is. Dat is overduidelijk geschonden. Bijvoorbeeld toen in maart vijftien hulpverleners in Gaza werden geëxecuteerd door het Israëlische leger, waarna Israël loog over de toedracht. De blokkade van hulpgoederen is ook zo’n schending van het oorlogsrecht.
Uiteindelijk was deze blokkade een van de concrete aanleidingen voor de brief van minister Veldkamp. Premier Schoof had het vrijdag over een „optelsom”. Hoe betekenisvol ook, die stap had veel eerder gezet kunnen – en moeten – worden. En ze moet niet op zichzelf staan. Nederland moet niet alleen mikken op een internationale reactie, het kan zelf ook meer doen. Bijvoorbeeld met gerichte sancties die de kolonistenbeweging of de oorlog in Gaza raken. Maar de defensiesamenwerking tussen Nederland en Israël blijft vrijwel ongemoeid. Het kabinet loopt hierin achter bij de publieke opinie. Nog maar 15 procent van de bevolking steunt het pro-Israëlische beleid van het kabinet, bleek vorige maand uit onderzoek van Ipsos I&O. Dat was aan het begin van de oorlog nog 29 procent. Het kabinet moet snel veel meer doen, en de Nederlandse bevolking ziet dat in grote meerderheid ook zo. De brief van minister Veldkamp moet daarom geen eenmalige daad blijven.