N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Interview Tenor Marco Beasley zingt deze week liederen die onlangs uit eeuwenoude dozen tevoorschijn kwamen. Ze gaan onder andere over sterfelijkheid. „Ik heb nog nooit zo’n intiem, spiritueel testament gelezen.”
De Italiaans-Britse tenor Marco Beasley (1957) is een icoon in de oude-muzieksector. En dat terwijl de geboren Napolitaan helemaal nooit van plan was om musicus te worden. Hij heeft geen conservatorium gedaan, maar studeerde muziekwetenschap aan de universiteit van Bologna. Toen hij daar voor het eerst renaissancemuziek hoorde, was het hem meteen duidelijk dat hij dit zelf móést zingen. „Ik herkende mezelf in deze muziek. Een kwestie van smaak, maar het past ook goed bij mijn stem”, vertelt hij videobellend vanuit zijn werkkamer in Genua.
Muziek uit de renaissance schrijft vaak recitar cantando voor: ‘sprekend zingen’. Maar hoe dit precies heeft geklonken, is onderwerp van debat. Beasley staat bekend om zijn grotendeels zelf ontwikkelde zangtechniek, waarbij hij een zo natuurlijk mogelijk stemgeluid zoekt. Volgens Beasley kun je aan de samenstelling van de muziek, vaak geschreven voor luit en stem, al herleiden hoe ze moet worden uitgevoerd: „Als ik ga schreeuwen zoals je in een Wagneropera doet, dan hoor je de luit niet meer.”
En niet alleen de luit, ook de tekst en betekenis van de muziek mogen absoluut niet sneuvelen in vocaal geweld, vindt Beasley. „Er wordt vaak pocherig gedaan over de stem, maar het gaat juist om de tekst. Als ik masterclasses geef, zijn er altijd wel studenten die vragen of ze de tekst nou wel zo per se moeten begrijpen. Die leven echt in een andere wereld. We zijn als zangers toch verhalenvertellers? Als ík al niet weet wat ik vertel, hoe moet het publiek het dan begrijpen? Alle muziek, vanaf de oudheid tot nu, heeft één fundamenteel ding gemeen: het wil een betekenis overbrengen.”
„Neem nou de aria ‘Possente spirto’ (‘machtige god’), uit Monteverdi’s opera L’Orfeo. De hoofdpersoon, Orpheus, staat hier voor de poorten van de hel. Hij smeekt de god van de onderwereld, Charon, of hij mag passeren om zijn geliefde Eurydice te zoeken. Orpheus zingt dan zo mooi, bijna feeëriek, dat Charon in slaap valt. In de hel hè! Dus het effect moet enorm zijn. Maar in de meeste moderne opnamen worden de versieringen zo dik aangezet, dat ik niet bepaald in slaap val, maar de neiging heb om de zanger uit het raam te gooien.”
Muziek uit eeuwenoude dozen
Beasley zou deze week in concerten in Nederland een muzikale reis maken langs hoogtepunten in zijn carrière: een bloemlezing die hij ook op zijn album Due Radici uitbracht. Maar het oorspronkelijke programma kon door een handblessure van jeugdvriend en gitarist Stefano Rocco niet doorgaan. Dat gaf de Beasley de kans om een onlangs ontdekt manuscript met nog onbekende renaissancemuziek mee naar Nederland te nemen.
De ontdekker is Beasleys goede vriend Franco Pavan, een luitist en musicoloog met wie hij dertig jaar lang in ensemble Accordone speelde. „Franco – echt een expert, bij zijn kennis verbleek ik – hoorde dat er nog wat boekendozen stonden te verstoffen in een oude bibliotheek van de familie Albani, in Villa Emperiale in Pesaro. Bij het openen van de dozen bleek dat de ruimte tussen de boeken was opgevuld met iets wat verdacht veel leek op muziek. Het bleek een gigantische verzameling nooit gepubliceerde renaissancemuziek: 28 manuscripten: 650 composities voor luit en zang.”
De meeste stukken lijken op zogenaamde frottola’s, een muziekvorm die rond 1500 populair was aan de Italiaanse hoven. Later ontstond hieruit het madrigaal. „Het is uniek dat die ontwikkeling te zien is in deze nieuw gevonden muziek. Het zijn geen frottola’s meer, maar ook geen madrigalen. We weten al dat die ontwikkeling heeft plaatsgevonden, maar nu hebben we ook de muziek die erbij hoort.” Daarom heet Beasleys programma nu L’anello mancante: de ontbrekende schakel.
Een muziekhistorische ontdekking komt voor Beasley pas echt tot zijn recht als hij het op het podium tot klinken kan brengen, zoals hij nu gaat doen met Pavan. „Ik hoop dat we mensen weten te raken met het verhaal in deze muziek. Het zat eeuwen verstopt in een bibliotheek, maar blijkt nog dicht bij ons. Je hoeft maar een klein laagje stof weg te vegen en er blijft iets over wat verdacht veel lijkt op de muziek van hedendaagse singer-songwriters.”
Sterfelijkheid
Een groot voordeel van muziek uit de Italiaanse renaissanceperiode is volgens Beasley de kwaliteit van de teksten. „Er leefden dichters als Francesco Petrarca, of Dante Alighieri. Die poëzie is vreselijk muzikaal.” Beasley pakt een partituur en begint driftig te bladeren. „Dit is ‘Zephyro spira’, oftewel ‘De westenwind’, een lied van componist Bartolomeo Tromboncino. De tekst, een bewerking van een gedicht van Petrarca, is echt práchtig. De dichter beschrijft hoe mooi alles aan de wereld is, maar hij kan het zelf niet voelen: hij is opgeslokt door liefdesverdriet. De eenzaamheid die je daarin voelt!” Zingend: „Zephyro spira e ‘l bel tempo rimena, Amor promette gaudio a gli animali.” De westenwind keert en brengt mooi weer, liefde belooft vreugde aan de dieren. „Ach, zo mooi. Hele eenvoudige, lichte muziek, maar met een zware boodschap.”
Voor Beasley is de muziek op het programma ook nog om een andere reden bijzonder. „De componisten waren, toen ze deze muziek schreven, tussen de 50 en 70 jaar oud. Ik ben nu 66, ik kan me steeds meer in hen inleven. Ik begin te begrijpen wat het betekent om de jaren terug te zien lopen. Veel mensen realiseren zich niet genoeg dat het leven eindig is, vind ik. We mogen van geluk spreken dat we in vrijheid naar een concert kunnen of over kunst kunnen spreken, terwijl ergens anders op de wereld bommen uit de lucht vallen.”
Daarom eindigt hij het concert met de zevende strofe van het gedicht ‘Vergine Bella’ (Schone maagd). „De dichter Petrarca beschrijft hoe hij zich voelt, nu hij dicht bij het einde van zijn leven is: ‘I dí miei piú correnti che saetta fra miserie et peccati sonsen’ andati, et sol Morte n’aspetta.’ Mijn dagen vlieden bliksemsnel weg, tussen ellende en zonden zijn ze gegaan, en alleen de dood wacht. Die tekst raakt Beasley zichtbaar. „Ik heb nog nooit zo’n intiem, spiritueel testament gelezen. Zo sterk, zo goed opgeschreven, dat ik het wel móét zingen. Ik ben gelukkig. Ik heb een goed leven gehad. En als het op de goede manier komt, is er geen reden voor angst voor de dood.” Alweer lachend voegt hij toe: „Ik weet alleen niet of ik het einde van de strofe haal.”
Marco Beasley en Franco Pavan geven deze week nog concerten in Vlissingen, Rotterdam en Den Haag. Het concert wordt op 28/7 online gestreamd op EMTV, de betaalde streamingsdienst van Festival Oude Muziek. Programma: oudemuziek.nl