Welke Joodse Nederlanders overleefden de Shoah? Zat daar standsverschil in? „Tegenover één sinaasappelverkoper stonden tien hoogleraren”, stelt Hans Knoop grimmig. De journalist verzorgde vorige week dinsdag de inleiding op de première van De Joodse Raad. Deze historische dramaserie is vanaf zondag te zien bij de EO op NPO1. Hans Knoop verwoordde in zijn praatje het algemene oordeel over de Joodse Raad: zelfingenomen regenten die tijdens de Tweede Wereldoorlog met de nazi’s collaboreerden om hun eigen hachje te redden en die na de oorlog hun oude machtsposities weer innamen. Knoop schreef in 1983 een vernietigend boek over de Joodse Raad en was de initiatiefnemer van de nieuwe tv-serie.
Toch is Knoops verhaal precies wat de historische serie niet wil vertellen, zeggen scenarioschrijver Roos Ouwehand (Oogappels) en historicus Bart van der Boom na afloop van de première. Ze probeerden zich juist zo goed mogelijk in te leven in de raadsleden en hun onmogelijke keuzes. Ouwehand: „Tijdens het schrijven zat ik wel met een probleem: het zijn allemaal betrokken mensen die zich enorm inzetten voor de Joodse gemeenschap. Dus hoe komen die tot een punt dat ze denken: ik ga mensen laten afvoeren naar de dood? Scenario-technisch en psychologisch klopt dat niet.”
De Joodse Raad functioneerde tijdens de Duitse bezetting (1940-1945) als mini-regering voor de geïsoleerde Joodse bevolkingsgroep en werd door de nazi’s gebruikt om de deportatie van 107.000 Joden naar de vernietigingskampen te faciliteren. Ouwehand: „Ik was echt bijna klaar toen ik hoorde dat er iemand in Leiden een boek zat te schrijven over de Joodse Raad.” Dat was historicus Bart van der Boom. Zijn boek De politiek van het kleinste kwaad (2022) gaf Ouwehand de sleutel die ze zocht: „Dat de Joodse Raad helemaal niet wist wat er aan het einde van de deportatielijn gebeurde. Ze wisten we dat de werkkampen gruwelijke plekken waren, waar het lezen zwaar was, maar niet dat vrijwel iedereen meteen werd gedood.” De raadsleden handelden in tragische onwetendheid, dat maakt het dilemma van de Joodse Raad invoelbaar voor de kijkers.
Gehoorzamen of verzetten
Van der Boom: „Toen Roos mij vertelde van haar worsteling met het personage van Cohen, moest ik lachen en zei: ‘dat is precies waar historici mee worstelen’. Wij werken ook met empathie, proberen ons te verplaatsen in historische figuren. Passen deze daden en motieven bij deze figuur? Hoe dachten mensen in die tijd? Zo proberen historici er ook een plausibel verhaal van te maken wat lezers van nu kunnen volgen.”
Ouwehand concentreert zich in de serie op voorzitter David Cohen (Pierre Bokma) en zijn dochter Virrie (Claire Bender). De vader werkt mee met de nazi’s om erger te voorkomen. De dochter helpt kinderen onderduiken die op het punt staan om gedeporteerd te worden. De vader staat voor gehoorzaamheid, de dochter voor verzet. Die keuze verscheurt het gezin. „Ik focuste op de vader en de dochter en kon zo dat enorme, ingewikkelde, beladen verhaal dichterbij halen. Twee mensen maken andere keuzes en drijven daardoor uit elkaar. Dat is voor iedereen begrijpelijk en invoelbaar.”
Van voorzitter David Cohen had Ouwehand zijn memoires, veel van zijn tekst komt uit die documenten. „Maar van Virrie wist ik vrijwel niets. Het duurde lang voordat ik een beeld bij haar had. Ik denk: je bent jong en dan wordt het oorlog. Heel lang snap je niet wat er gebeurt, je vader zegt dat de oorlog snel afgelopen zal zijn. En langzaam wordt het steeds erger, zie je dat jouw gemeenschap steeds meer in een hoek wordt gedreven. En dan rol je via een vriend in het verzet.” Virrie gaat in de crèche tegenover de Hollandse Schouwburg in Amsterdam werken en neemt daar de leiding van Henriëtte Pimentel over, die dan al is gedeporteerd. Ze gaat meewerken aan het kinderwerk: het laten onderduiken van Joodse kinderen van wie de ouders aan de overkant in de schouwburg wachten op deportatie.
Ouwehand wilde zo dicht mogelijk bij de waarheid blijven. „Ik voelde een grote verantwoordelijkheid om het te laten kloppen. Ik had eerder te veel dan te weinig materiaal – had wel achtendertig series kunnen schrijven. Dat was af en toe wel lastig. Om het helder te houden heb ik voor een klassieke, lineaire vertelvorm gekozen.” Ze probeerde zich vooral voor te stellen hoe het geweest was. „Het moest om de mensen draaien, niet om het mechanisme of de actie, zoals in veel oorlogsseries. Ik hoop dat je een beetje gaat zien dat het mensen zijn die in een andere tijd leefden, maar die best wel een beetje op ons lijken, en die ook vergelijkbare dingen meemaken: mislukt huwelijk, uitgaan met vrienden, verliefd worden – dat gaat ook allemaal ook door in oorlogstijd. In de memoires van Gertrude van Tijn – een van de personages in de serie – beschrijft ze dat ze altijd veel vrienden over de vloer had, vanuit het idee: laten we in godsnaam bij elkaar warmte zoeken.”
Waarom werkte de Joodse Raad mee met de bezetter? Van der Boom: „De Joodse Raad wist niet dat de gedeporteerde Joden vrijwel allemaal vermoord werden, dus leek deportatie het minste kwaad. Ze wisten namelijk wel dat verzet tegen de nazi’s – zoals rond de Februaristaking – werd bestraft met het afvoeren van willekeurige Joodse burgers. Dus koos Cohen voor gehoorzaamheid en meewerken, en tégen onderduiken, in de hoop het leed te kunnen verzachten.” Dit was niet bedacht door Cohen, dit was de oude tactiek van Joden om te overleven onder een vijandig regime. Cohens aanpak werd tijdens de oorlog breed gedeeld. Vrijwel de hele overheid werkte mee met de nazi’s.
Van der Boom wijst op het effectieve schrikbeeld van concentratiekamp Mauthausen: „Als je onderdook en je werd gepakt en daarheen gestuurd, dan overleefde je het zeker niet.” De Nederlandse Joden leefden dus met de angst voor Mauthausen en hadden geen idee wat Auschwitz betekende. „Als je dagboeken uit die tijd leest zie je dat mensen eigenlijk helemaal niet wisten wat daar gebeurde. Ze konden zich niet voorstellen dat er bijna niemand terug zou komen. Dan snap je dat mensen dachten, wat intens tragisch is: misschien moet ik gewoon een paar extra warme sokken meenemen want dan overleef ik dat kamp misschien.” Voorzitter Cohen zei na de oorlog: wij dachten dat het minder erg was dat 4.000 mensen naar Auschwitz gingen dan 700 mensen naar Mauthausen. Van der Boom: „Veel mensen maakten die overweging. Dan is het dus niet zo gek dat de Joodse Raad dacht: misschien is gehoorzaamheid wel het kleinste kwaad.”
Cohen werd na de oorlog verweten dat hij voor de nazi’s selecteerde wie er gedeporteerd zou worden en wie werd vrijgesteld. Zijn eigen gezin en medewerkers van de Joodse Raad waren vrijgesteld. Uiteindelijk werd overigens iedereen gedeporteerd, ook de Joodse Raad. Wat denkt Van der Boom over wat Hans Knoop in zijn toespraak aankaartte: dat de Joodse raad bij de selectie de elite en dus zichzelf bevoordeelde boven het Joodse proletariaat? Van der Boom: „Dat is een moeilijk en pijnlijk punt. Cohens overtuiging was: als de mensen na de oorlog uit de kampen terugkeren, moet er hier in Nederland leiding zijn om de gemeenschap weer op te bouwen. Dus die leiders moet je hier houden. Vanuit zijn positie als bestuurder was dat logisch gedacht. Tegelijk beschermde hij daarmee ook zichzelf en zijn familie, dus er zat eigenbelang bij. Nogmaals: hij wist dus niet dat dat een keuze tussen leven en dood was.”
Met de kennis van nu blijf je tijdens het kijken toch denken: Cohen zat fout en Virrie was de heldin. Ouwehand: „Ik ben de beweegredenen van David en Virrie allebei gaan begrijpen. En ik hoop dat de kijkers ook met beide personages gaan meeleven.” Op het eind van de serie zien we Virrie met hetzelfde probleem worstelen als haar vader: ze moet kiezen welke kinderen ze door de achterdeur van de crèche laat ontsnappen, en welke ze door de voordeur naar de overkant brengt. Zo is de serie een aaneenschakeling van duivelse dilemma’s. Ouwehand: „Dat was natuurlijk de hele tijd zo. Wie wel en wie niet? Dat is misschien nog wel pregnanter dan hoe haar vader moet kiezen.”