Het gebrek aan verpleegkundigen, ouderenverzorgers en andere zorgmedewerkers loopt de komende tien jaar nog sneller op dan eerder voorspeld. In 2033 gaat het naar verwachting om een tekort van 240 duizend werknemers – een aanzienlijke bijstelling van de prognose van vorig jaar, toen nog werd gesproken over 195 duizend werknemers.
Dat blijkt uit een brief die minister Fleur Agema van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (PVV) maandag naar de Tweede Kamer heeft gestuurd. De tekorten nemen in alle branches toe, maar worden vooral gevoeld in verzorgingstehuizen en de thuiszorg. Ook in de ziekenhuizen loopt het tekort de komende jaren naar verwachting relatief snel op.
De cijfers zijn afkomstig van onderzoeksbureau ABF Research, dat jaarlijks een analyse maakt van de stijgende arbeidskrapte in de zorgsector. Het tekort in 2033 valt circa 45 duizend hoger uit dan bij de raming van vorig jaar.
Reden daarvoor is onder meer dat de arbeidsproductiviteit lager uitvalt dan verwacht. Ook blijft het ziekteverzuim hoog; de daling die na de coronapandemie zichtbaar was, zet tegen de verwachting in niet door. Daar tegenover staat dat het aantal zorgbehoevenden door vergrijzing alleen maar toeneemt.
Pijnpunt
In het basisjaar 2023 lag het tekort op bijna 44 duizend werknemers. De komende jaren loopt dat aantal naar verwachting snel op. Vanaf 2030 gaat het zelfs om een jaarlijkse groei van het verwachte tekort met meer dan 25 duizend werknemers. Als de huidige trends zich doorzetten, wordt in 2034 een tekort van bijna 266 duizend werknemers verwacht.
Agema noemt het in de Kamerbrief „ondenkbaar dat we dit op zijn beloop laten”. Om het dreigende tekort af te wenden wil het kabinet onder meer de administratietijd halveren door inzet van kunstmatige intelligentie. Tegelijkertijd is het volgens de minister „niet realistisch” dat het tekort „binnen afzienbare termijn volledig kan worden opgelost”.
De cijfers betekenen een nieuw pijnpunt voor Agema’s ministerie, dat een deel van de teruggedraaide bezuinigingen op onderwijs op het bordje geschoven krijgt. Uit verontwaardiging over de korting op scholing voor medisch personeel lieten meerdere belangenorganisaties deze week weten niet langer aan te schuiven bij onderhandelingen over het zorgakkoord.
De zorgcommissie van de Tweede Kamer gaat donderdag met bewindslieden in debat over het arbeidsmarktbeleid in de zorg.
De Universiteit van Amsterdam (UvA) gaat „voorlopig” geen nieuwe samenwerkingen aan met Israëlische organisaties binnen een Europees onderzoeksinitiatief. Het College van Bestuur (CvB) maakt vrijdag bekend eerst de uitkomsten van een EU-onderzoek naar de naleving van het associatieverdrag met Israël af te wachten. Het gaat om samenwerkingen binnen HorizonEurope, het belangrijkste financieringsprogramma van de EU voor onderzoek en innovatie
De UvA spreekt van een „extra stap”, maar verbreekt niet alle banden met Israëlische universiteiten. Over bijvoorbeeld uitwisselingen met Tel Aviv University buigt een adviescommissie zich nu „versneld”, schrijft het CvB. Individuele samenwerkingen tussen wetenschappers kunnen gewoon doorgaan.
Nieuwe richtlijnen
Al anderhalf jaar wordt er, met name bij de UvA, hevig gedemonstreerd tegen samenwerking met Israëlische instellingen en universiteiten. Demonstranten eisen dat alle banden worden doorgesneden met Israëlische universiteiten, wegens hun vermeende faciliterende rol bij de onderdrukking van Palestijnen. Zo ver gaat de UvA niet.
Wel komt de universiteit „op zeer korte termijn” met nieuwe richtlijnen voor samenwerkingen met derden. De universiteit benadrukt dat samenwerkingen „case-by-case” beoordeeld worden. Eerder schortte de universiteit al een uitwisselingsprogramma met de Hebrew University op.
Het CvB schrijft bezorgd te zijn „over het aanhoudende en grootschalige geweld tegen de Palestijnse bevolking”. Het gaat „binnen afzienbare tijd” bijeenkomsten organiseren voor studenten en medewerkers, om over het onderwerp in gesprek te blijven.
Onder andere de TU Eindhoven, de Radboud Universiteit in Nijmegen, Tilburg University en de Erasmus Universiteit Rotterdam namen al soortgelijke maatregelen.
Lees ook
Een studentenuitwisseling met Israël stopzetten terwijl die al stillag? Dat is geen boycot, vinden de actievoerders
Hoge of lage kunst? Waar ligt de grens en wie kan het eigenlijk wat schelen? Het is een van de vragen die Trajal Harrell voorlegt in de voorstelling Caen Amour, dat (deels) een ode is aan vrouwelijke performers uit de danshistorie, met name de latere negentiende en vroege twintigste eeuw. Niet alleen een vrouw als Loïe Fuller, pionier van de moderne dans die met enorme lappen textiel fantasierijke ‘bewegende sculpturen’ creëerde, ook zogenoemde hoochie coochie-danseressen die op de kermis gewaagde ‘oriëntaalse’ buikdansen presenteerden. Trajal Harrell zet ze naast elkaar, plaatst hun experimenten op één niveau, hij verbindt en vermengt hun stijlen met zijn welbekende catwalk-structuur, die in de loop der jaren elementen van de Japanse butoh heeft geabsorbeerd.
Tijdens het Holland Festival voert hij dit werk uit 2016 in de spierwitte auditoriumruimte van het Stedelijk Museum uit. Als enige decorstuk staat in Caen Amour een eenvoudige blauwe skyline van een ‘Moors’ stadje. Daarvoor is Harrell aan het indansen op nummers van onder anderen Adele, Kate Bush en Sade – rug naar de toeschouwers. Zijn drie medeperformers dragen, vol in zicht, dozen vol kostuums en rekwisieten binnen die zij (onzichtbaar) achter het decor neerzetten.
‘Caen Amour’ op het Holland Festival. Foto Orpheas Emirzas
Parade van kostuums
Dan begint de parade van kostuums die vrijwel nooit ontbreekt in de voorstellingen van de Amerikaan: door kledingstukken tegen hun lichaam te houden, niet altijd op een gebruikelijke manier, nemen dansers Ondrej Vidlar en Thibault Lac steeds wisselende identiteiten aan, van stoere cowboy, kleurig spook tot uitdagende of juist kuis gesluierde vrouw. Harrell zelf roept – met een lange, rode jurk liefdevol tegen zich aangedrukt – de geest op van de legendarische butohdanser Kazuo Ohno, die in een solo een ode bracht aan de vermaarde flamencodanseres La Argentina.
Harrell verbindt knap de lagen met elkaar, maar zijn bekende modus operandi begint ook wat sleets te raken
Wanneer achter het decor een licht wordt ontstoken, verschijnt het silhouet van de naakte Perle Palombe die haar armen ‘oosters’ laat krullen en golven. Die normaal geheime wereld achter het toneel, even geheimzinnig als De Oriënt, wordt door Harrell van zijn mysterie ontdaan. Op een afgesproken signaal mag het publiek naar de ruimte achter het blauwe stadsgezicht lopen om daar alle uitgestalde kostuums en rekwisieten te zien én de (half)naakte Palombe, die als een narretje malle dansjes uitvoert.
Zo verweeft Harrell lijnen in de danshistorie, speelt hij met hoge en lage cultuur, vermengt hij het mannelijke met het vrouwelijke. Het is knap hoe hij die lagen met elkaar verbindt, maar langzaamaan begint zijn bekende modus operandi ook wat sleets te raken. Harrell kondigde al aan dat hij een nieuw hoofdstuk wil beginnen en dat is misschien wel een goed idee.
Als je de Utrechtse zusjes Olivia (11) en Mirte (8) vraagt of ze theater leuk vinden, antwoorden ze met ‘soms’. „Als er veel gedanst wordt, vind ik het soms saai”, zegt Olivia, „maar als er echt een verhaal in zit, vind ik het wel leuk.” Olivia kijkt dan ook liever films dan dat ze naar het theater gaat, maar Mirte niet. Ook al hoeft voor haar niet alles goed te gaan. „Dat is saai”, zucht ze.
Van 20 tot en met 29 juni vindt in Utrecht het festival TweeTakt plaats. Het festival wordt sinds 2001 georganiseerd en is in die tijd uitgegroeid tot een podium voor jeugdkunst in het algemeen – van voorstellingen tot installaties. Tegenwoordig richt de programmering zich op zowel jeugd als volwassenen, maar Tweetakt is zijn oorsprong als jeugdtheaterfestival nog niet vergeten: kunst voor jeugd en jongeren moet serieus genomen worden, vindt de organisatie. Maar waarom is dat eigenlijk zo?
Rosita Segers en Max Laros van Non Creators Company maken al vier jaar jeugdtheater, en hebben al vaker met Tweetakt samengewerkt. Ze denken dat kinderen op school vooral op „een rationele manier” benaderd worden, terwijl het theater een beroep doet op de emoties van kinderen. In hun beeldende en tragikomisiche Tweetakt-voorstelling Ôskwanteklip (6+) spelen ze twee oude mensen, Ger (Segers) en Gon (Laros) die al hun hele leven onafscheidelijk zijn in hun knalgele huisje aan zee. Tot Gon overlijdt, en Ger achterblijft. Nu moeten ze een nieuwe betekenis geven aan het leven én de dood. De voorstelling heeft amper tekst, dus vanaf het moment dat Ger en Gon het podium van de Groene Heuvels van Fort Ruigenhoek betreden, ligt het verhaal omsloten in hun lichamelijke spel. Segers: „Theater is een goede manier om andere hokjes in je hoofd te openen. Dat je een gevoel in jezelf hebt dat je niet kan verwoorden, maar naar een schilderij of voorstelling kijkt en denkt: dat is het!”
Spiegelneuronen
In Utrecht, waar het festival Tweetakt georganiseerd wordt, komen veel leerlingen al op school in aanraking met theater door schoolvoorstellingen te bezoeken, dat heeft de Stadsschouwburg Utrecht onderzocht. Dat zijn speciale uitvoeringen van reguliere voorstellingen die alleen voor leerlingen toegankelijk zijn. In 2024 bezochten 9.629 kinderen en 836 begeleidende volwassenen vanuit het primair of voortgezet onderwijs een schoolvoorstelling in de Utrechtse schouwburg.
De 11-jarige Olivia gaat behalve met school ook met haar ouders en zusje wel eens naar het theater. Ze vindt theater leuk als ze iets leert, vertelt ze: „Bij één voorstelling was er iemand in een hartenpak, toen leerden we over het lichaam.” Van Mirte hoeft dat niet: „Ik vind het leuk als ik er niets van leer, dan is het gewoon grappig.”
Theater is een goede manier om andere hokjes in je hoofd te openen
Maar theater kan je ook iets leren als je het níet doorhebt, zoals de ontwikkeling van empathie, stelt Cock Dieleman, docent aan de Universiteit van Amsterdam. Hij denkt dat sceptici van kunsteducatie de invloed van theater op kinderen onderschatten. „In je hersenen zitten spiegelneuronen die bepaalde beelden en geluiden herkennen en spiegelen waardoor je geneigd bent dezelfde beweging en achterliggende emotie of intentie ook te voelen”, vertelt Dieleman. „Dat wat je ziet, maak je mee in je eigen lichaam. Dat is sterker omdat theater live is.”
In Ôskwanteklip beperken Segers en Laros hun bewegingsvrijheid door op blokken te lopen en hun armen en voeten met touwen aan elkaar te knopen. Daardoor spélen ze niet alsof ze moeilijk kunnen lopen, ze lópen daadwerkelijk moeilijk. Ze vertellen: „Hoe maken we die ouderdom invoelbaar? Dat we niet spelen dat we oud zijn, maar dat kinderen kunnen begrijpen hoe het voelt om oud te zijn en moeilijker te kunnen lopen.” De 11-jarige Olivia herkent dat meevoelen als ze naar theater kijkt: „Ik zag laatst een voorstelling waarop de acteurs op het podium iets aan het zoeken waren, en ik wilde haast mee gaan zoeken.”
De jeugd is de toekomst
Voor Junior Mthombeni, regisseur en speler in Burning City (16+), is de jeugd de toekomst. „Zij gaan de wereld creëren”, vertelt hij. Burning City gaat over de strijd met de chaos van de wereld. Op de catwalk midden in de zaal verschijnen twaalf rappers, dansers, muzikanten en acteurs afkomstig van allerlei generaties en achtergronden. De boodschap: samen kunnen we onze angsten overwinnen. „De catwalk is een metafoor voor de straat, voor de wereld, maar dat maakt ook het publiek onderdeel van het stuk. Er zijn zoveel emoties en angsten die we doormaken, nu doen we het samen.”
De voorstelling ‘Burning City’. Foto Stef Stessel
Segers en Laros spelen graag voor kinderen. „Kinderen zijn super eerlijk en reageren heel intuïtief. Als iets raar is, roepen ze: dat kan niet! Dat is gek! Dat is geen man! Dat is een pop! Ik zie zijn benen hoor!” De betekenis van een voorstelling expliciet uitleggen aan kinderen, willen ze niet. „We houden ook wel van theater dat niet moralistisch is. We willen geen les leren over rouw, maar verbeelden hoe iets kan zijn op een poëtische en absurdistische manier”, zegt Laros.
Theater is niet alleen leerzaam voor jongeren, Laros denkt er zelf ook creatiever van te worden. „Spelen voor volwassenen voelt beperkter”, zegt hij. Mthombeni omschrijft de jeugd als „een vat vol mogelijkheden”. Hij vertelt: „Wat leeft er op dit moment in de maatschappij, wat is belangrijk en wat niet? Na onze voorstelling hebben we altijd gesprekken met de jongeren, en dus zijn wij degenen die moeten bijleren. Dit is niet het theater van het wijzende vingertje.”
Als de Utrechtse zusjes Olivia en Mirte zelf theater zouden maken, zou er helemaal niets goed gaan. „Dat het een totale mislukking wordt, dat alles slecht gaat”, zegt Olivia. „Maar wel grappig slecht”, zegt Mirte. „Ja, dat iemand gaat barbecueën, maar er geen vlees meer is in de supermarkt en ook niet in de tweede of derde supermarkt. En dat dan ook nog de barbecue gejat is door een drone. Dat lijkt me nou leuk.”