Als er parallellen te trekken zijn tussen decor en soundtrack van Kiss the darkness en de kindertijd van de Chinese Xingxing Gong, gastchoreograaf bij Scapino Ballet Rotterdam, dan is duidelijk dat ‘onbezorgd’ niet het meest geschikte adjectief is voor haar jonge jaren. Een duister, naargeestig woud met gestileerde bomen, waar griezelige geluiden klinken van onheilspellend galmen, kraken en knarsen. Bepaald geen vrolijke kinderwereld dus. In het China van de eenkindpolitiek kwam Gong als vierde, ongepland kind ter wereld.
Haar bijdrage aan het programma Origin toont een onherbergzame wereld vol absurde beelden en verdoolde figuren; een soort grauw, Beckettiaans sprookjesuniversum. Een ‘klein meisje’ (Sana Sasaki) dat speels en giechelend door alle onbegrijpelijkheid navigeert, staat mogelijk model voor de jonge Xingxing. Duister is een heksachtige vrouw (Daphne van Dooren), tragisch en tegelijk surreëel is de man (Ruochen Wang) die een schoen bij wijze van hondje meevoert aan een rode riem die hij kundig in lijnen en hoeken rond zijn lichaam manipuleert. Met enig hineininterpretieren zou het een verwijzing naar het Chinese communistische regime kunnen zijn.
In de danstaal van Gong, een mix van Chinese en westerse stijlen, zijn sporen van haar achtergrond te herkennen, met name de tai chi met zijn organisch doorstromende, ronde vormen. Voor de zes dansers levert het geen enkel probleem op.
Pas aan het eind warmt de wereld van Gong op, in een teder duet van Filip Wagrodzki met Sasaki. „Look into my eyes and you’ll feel I will protect you”, klinkt de stem van Damien Rice. Na het voorafgaande komt deze positieve wending enigszins onbevredigend over, als een olifant met een grote snuit. Wat dan weer wel bij een kinderverhaal past, hoe wrang ook.
Huppelige volksdansjes
In Kill the butterfly zoekt de Israëlische choreograaf Lior Tavori in de dans naar de zonnige kant van het bestaan, een viering van het leven, de mensheid. Dat dat in deze tijden nogal wringt, is vooral te merken aan de gebruikte muziek. Onder de nu en dan opborrelende huppelige volksdansjes (Tavori is van huis uit folklorist), uitbundige balletsprongen en andere vrolijkheid klinkt bijna steeds een mineur. Dat voorziet het geheel van een zekere tragiek waar met (onduidelijk) gewoel in de zandbak of koddig billendraaien niet tegenop valt te boksen.
Ondertussen is er ook hier veel krachtige, technisch sterke dans te zien, duidelijk geworteld in de Israëlische school van Ohad Naharin, Hofesh Shechter en Sharon Eyal. Maar dan in een light-variant, amusant en ongevaarlijk.