Taylor Swift, Beyoncé, Blur, Whitney Houston: de concertfilm is terug. Maar waarom?

De concertfilm is terug, en hoe. Een decennium geleden leek de concertregistratie een oubollig genre, nu maakt elke grote popster er een. Vaak halen ze de bioscoop, met succes: Taylor Swifts concertfilm was afgelopen jaar met een recette van bijna 270 miljoen euro de meest winstgevende ooit. Beyoncés concertfilm Renaissance bracht 50 miljoen op, met Billie Eilish, en Koreaanse popgroep BTS in het kielzog.

Een jaar later is de trend allerminst vertraagd. Deze maand draaien er zo’n tien muziekfilms – het is daarmee een van de populairste genres in de bioscoop – waarvan de meeste concertregistraties zijn. Blur, Sabaton, Coldplay, K-popster Taeyong, Whitney Houston, Tears for Fears, én Tom Petty and the Heartbreakers. Waar komt die populariteit vandaan?

Woodstock

Het verhaal van de concertfilm begint pas echt in de jaren zestig, toen draagbare camera’s filmmakers in staat stelden het gevoel van liveconcerten vast te leggen. Het leidde tot een ‘gouden tijd’: Oscarwinnaar Woodstock met zijn beroemde lens flares en split screens, Pink Floyd: Live at Pompeii. Tegen het midden van de jaren tachtig namen MTV en de muziekvideo de functie van de concertfilm over, een korte explosie eind jaren negentig botste op YouTube en sociale media.

Maar de afgelopen vijf jaar keerden ze terug. Beyoncés Homecoming, over haar Super Bowl-show, was een wereldwijd cultureel evenement. David Byrne en Spike Lee maakten in 2020 indruk met retrospectiefshow American Utopia. Taylor Swift, Usher, Metallica, Billie Eilish, en Koreaanse popartiesten volgden: de groten der aarde.

Aan de hand van concertfilms kan je een cultuurgeschiedenis schetsen. De muziekdocu’s van de jaren zestig lieten de opkomst (Woodstock) en ondergang (Gimme Shelter) van de hippiecultuur zien. Die van de jaren tachtig: de commercialisering in kunst en het verzet daartegen (de prachtige kunstmatigheid van Talking Heads’ Stop Making Sense). De sterrenportretten van de jaren negentig en 2000 toonden de groeiende celebritycultus (Madonna’s Truth or Dare).

Ook de muziekfilms van nu zeggen iets over onze maatschappij. Ze bieden een zorgvuldig gecureerd kijkje in het leven van de al te menselijke ster. Lady Gaga spreekt over chronische pijn in Gaga: Five Foot Two (2017). In Taylor Swifts Miss Americana(2020) zien we de gevolgen van aanranding. S10’s Dat het goed mag gaan met mij (2024) gaat over mentale problemen.

Sociologieprofessor Pauwke Berkers, gespecialiseerd in popmuziek: „In een tijd van social media en kunstmatige intelligentie is authenticiteit belangrijker geworden, omdat we zo veel kunstmatigheid zien. Sommige onderzoekers leggen een link tussen de opkomst van egodocumentaires en reality-tv. Meer dan een legende, willen mensen nu een echt mens zien. Het is niet verrassend dat popmuzikanten daarin meegaan. Popmuziek ging altijd al over imago en stijl.”

Maar waarom gaan we naar de bioscoop voor een concert? Omdat concertfilms de collective effervescence van een popconcert kunnen reproduceren, denkt Berkers: een ervaring die een groep mensen hetzelfde laat voelen en daardoor verbindt. „Dat kan je ook creëren in de bioscoop: iedereen kan er zingen, praten, dansen. Op YouTube plaats je één opmerking onder een video en moet je zes dagen wachten voordat iemand reageert.”

Daarnaast is het financieel aantrekkelijk voor zowel muzikant als consument. „Je kunt niet al je favoriete artiesten live zien, de kaartjes voor Taylor Swift of Beyoncé zijn snel uitverkocht. Of ze zijn te duur geworden. Een bioscoopkaartje kost maar een fractie van zo’n concertticket.”

Ook films over oude muzikanten en concerten vallen in smaak, Talking Heads concertfilm Stop Making Sense was vorig jaar een groot succes in bioscopen. Binnenkort zijn de tourfilm Tom Petty: Heartbreakers Beach Party, en Whitney Houston – The Concert for a New South Africa (Durban) te zien, de laatste belandt na 30 jaar voor het eerst in de bioscoop.

Berkers: „Die artiesten treden niet meer op of bestaan niet meer, maar ze hebben wél duizenden fans. De meeste mensen ontwikkelen hun muzieksmaak totdat ze ongeveer midden twintig zijn. Daarna luisteren ze de rest van hun leven vaak naar dezelfde muziek. Die fanschare blijft dus in potentie, en heeft tijd en geld om naar de bioscoop te gaan. Met het ouder worden van popmuziek krijg je dat steeds meer.”

Retromania

Daarnaast, zegt Berkers, zou je het retromania kunnen noemen. Met andere woorden: nostalgie voor een tijd die men niet heeft geleefd. „Mensen weten van Fleetwood Mac, ze verbeelden zich die geschiedenis en die raakt verknoopt met de hunne. Dan is zo’n film een kans dat mee te beleven.”

De nieuwe interesse voor de concertfilm loopt parallel met hernieuwde populariteit van twee andere genres. Elke hippe, jonge artiest krijgt nu een portretdocumentaire op een streamingdienst. En elke oude of dode artiest krijgt een biografische fictiefilm: Bob Dylan, Bruce Springsteen, Linda Ronstadt, Michael Jackson, Carole King, Nat King Cole en vier films over The Beatles (elke Beatle krijgt er één van regisseur Sam Mendes).

Een verklaring daarvoor bood filmproducent Jason Baum (Beastie Boys Story) laatst in The Guardian: muzikanten zijn „intellectueel eigendom” voor de filmindustrie, niet anders dan superheldenstrips, bestsellers, speelgoed of waargebeurde verhalen. Berkers: „Dat noem je ‘het temmen van onzekerheid’. In muziek en film bestaat demand uncertainty. Je weet nooit precies waarop het publiek zit te wachten. Net als strips of romans brengen muzikanten hun eigen fans mee. Bovendien: documentaires en concertfilms zijn relatief goedkoop om te maken.”

Ook de artiesten zijn blij. Vaak produceren zij de film zelf en houden zo de controle over hun imago. Ook kunnen ze zo leuk bijverdienen tussen tournee en albumrelease door.