Ta-Nehisi Coates: de schrijver kán niet aan de zijlijn staan

Het nieuwe boek van Ta-Nehisi Coates, The Message, deed bij verschijning veel stof opwaaien in de Amerikaanse media. Dieptepunt was een interview op nieuwszender CBS dat al snel viraal ging. In het interview werd Coates scherp aangevallen vanwege zijn kritische houding ten aanzien van Israël. The Message zou ‘niet misstaan in de rugzak van een extremist’. De schrijver zag zich gedwongen om zich te verdedigen tegen deze ‘framing’. Wie het boek vervolgens leest, vraagt zich af waar al die verontwaardiging nu precies vandaan komt.

Coates, die tien jaar geleden een wereldwijde bestseller schreef met Between the World and Me (2015), verbindt in zijn nieuwe boek essays en reisreportages over op het eerste gezicht uiteenlopende thema’s. Het boek begint met ‘Journalism is Not a Luxury’. Coates richt zich daarin tot een groep studenten aan Howard University, waar hij werkzaam is als docent. Het stuk leest als een beginselverklaring waarin Coates beschrijft dat het onmogelijk is om los van politiek te schrijven, en dat hij het als taak voor een schrijver ziet om te laten zien wat in de wereld verborgen ligt. En het middel om dat te bereiken: goed schrijven, meeslepend vertellen.

Daarop volgt ‘On Pharaos’, over zijn reis naar Dakar en hoe hij daar als eerste lid van zijn Afro-Amerikaanse familie voet aan land zet in Afrika. Tijdens zijn verblijf in Senegal bezoekt hij ook Gorée. Dat eiland werd in de 15e eeuw opgeëist door Portugal en in 1617 gekoloniseerd door de Nederlanders, die er Fort Nassau en Fort Oranje bouwden. Het was een groot deel van de zeventiende eeuw in Nederlandse handen. Onder beide Europese mogendheden werden er slaafgemaakten vanaf Gorée naar de Amerika’s vervoerd in de zogeheten ‘Middle Passage’.

Verbeelding van de geschiedenis

Coates bezoek aan Gorée doet denken aan dat van Saidiya Hartman aan Fort Elmina in Ghana in Lose Your Mother (2007), waarin ze de plaatsen die in verband staan met de oorsprong van de trans-Atlantische slavernij nareist. Waar zij bij fort Elmina niets voelt, en zich bij het gebrek aan feiten niet echt iets in kan denken, voelt Coates juist wel het effect van de plek die hij bezoekt.

Tegelijk is hij zich ervan bewust dat zijn emoties worden opgewekt door zijn verbeelding van de geschiedenis die zich daar heeft afgespeeld. Dat is daarom wellicht tot op zekere hoogte een fictie – de funeste ideeën over raciale superioriteit waar hij over schrijft zijn in de basis ficties, maar dit is niet de enige manier waarop fictie een fundamentele rol speelt.

Verbeelding heeft immers de kracht om gaten in de geschiedenis op te vullen en Coates is zich daar niet alleen van bewust, maar hij omarmt dat ook als uitgangspunt. ‘Gorée is de naam van een plaats die door mijn volk heilig is verklaard, een symbolische representatie van een laatste halteplaats voor de genocide en de wedergeboorte van de „Middle Passage”.’

Ondanks de diepe emoties van die ervaring beschrijft Coates hoe zijn relatie met het huidige Senegal oppervlakkig blijft. Hij is en blijft een toerist die zijn eigen emoties doormaakt en zich vooral verhoudt tot een voorouderlijk Afrika buiten het heden.

Coates ziet het als taak voor een schrijver om te laten zien wat in de wereld verborgen ligt

‘Bearing the Flaming Cross’ gaat vervolgens dieper in op de reikwijdte van Coates’ eigen werk. Hij brengt daarin verslag uit van een bezoek aan een middelbare school in South Carolina waar een felle strijd wordt gevoerd om zijn boek Between the World and Me uit de bibliotheek te verwijderen. Coates’ antiracistische meesterwerk zou anti-Amerikaans zijn.

Coates komt naar de school om steun te bieden aan de docent die zich verzet tegen de censuur. Zijn verblijf in South Carolina biedt hem de kans te vertellen over de weg van slavernij naar de Jim Crow-wetten, die de raciale scheidslijnen in de VS vastlegden. Daartussen was er de tamelijk korte periode van ‘Reconstruction’ na de Amerikaanse burgeroorlog, waarin Afro-Amerikanen mochten stemmen, zich verkiesbaar konden stellen en het land van hun voormalige eigenaren konden kopen.

Daarop volgde al snel de deprimerend succesvolle poging van witte mensen in het zuiden van de VS om deze rechten weer in te trekken. Met Jim Crow als gevolg. Het getouwtrek over wel-of-geen mensenrechten weet Coates vervolgens te verbinden met het heden in zijn laatste hoofdstuk.

Scherpe weerstand

Coates beschrijft in dat laatste hoofdstuk zijn bezoek aan Palestina en Israël. Dat hoofdstuk leverde hem de meest felle kritiek op. De aandacht van Coates voor Palestijnse levens werd door de interviewer van CBS gelijkgesteld aan het ontkennen van het bestaansrecht van Israël. Dit laatste essay is het meest historisch onderbouwd van de vier; met directe citaten uit speeches, historische documenten en uitspraken van de mensen die Coates ter plekke spreekt. De uitspraken van de zionisten die de staat gesticht en gevormd hebben als een kolonie pent hij woordelijk neer.

Het lijkt alsof Coates de scherpe weerstand al wel verwachtte, en dus alles wat hij zegt alvast extra onderbouwt. Dat maakt dit laatste deel helaas ook minder aansprekend, want de vaart is er zo wel uit gehaald. In de eerdere essays komt zijn eigen stem sterker naar voren. In het laatste hoofdstuk is minder ruimte voor verbeelding.

Coates trekt de vergelijking tussen de Jim Crow-wetgeving en de huidige behandeling van Palestijnen in eigen land. Dergelijke ongelijke behandeling op grond van afkomst en etniciteit is een vorm van apartheid (‘ethnocracy’). In het hele boek komt zo het thema van ontmenselijking terug; hoe in de naam van ‘beschaving’ zogenaamd aangetoond kon worden dat tot slaafgemaakten hun positie in de maatschappij verdienden, en hoe dat stramien tot op de dag van vandaag in het denken doorwerkt. Dat is de basis van zijn stelling dat de Jim Crow-wetten en de situatie van Palestina te vergelijken zijn: bijna hetzelfde op een andere plek in de wereld.


Lees ook

Een tot slaaf gemaakte man op zoek naar de herinnering aan zijn moeder

Een Afro-Amerikaanse ‘waterdanser’.

Coates plaatst zich als schrijver in een traditie die onder anderen teruggaat tot George Orwell. Dat brengt hij al op de eerste pagina onder de aandacht door Orwell te citeren: „In een tijd van vrede zou ik misschien rijk versierde of alleen beschrijvende boeken hebben geschreven, en zou ik me misschien bijna niet bewust zijn geweest van mijn politieke loyaliteiten. Maar zoals de zaken ervoor staan ben ik gedwongen om een soort pamfletschrijver te zijn.” Coates als pamflettist toont vooral aan: het wordt de boodschapper niet in dank afgenomen.