Swingromantiek voor blije lindyhoppers

Misschien stond het al eens op je lijstje: een vintage jazzavond, zoals ze die bijvoorbeeld in de Kompaszaal in Amsterdam houden. Waar jonge jazzbands als The Fried Seven stomende hotjazz-battles voeren tegen The Roaring Cats. Waar ze het met competitieve speelfun op traditionele instrumenten als cornet, klarinet of banjo tegen elkaar opnemen in zwierige kostuums. Waar de New Yorkse swingromantiek van de jaren twintig van de vorige eeuw in een dampende zaal vol dansende lindyhoppers wordt omarmd.

Het is de nimmer dovende liefde voor ‘trads’ (traditionals) van zo’n honderd jaar terug. En denk dan niet aan belegen, op braderie en personeelsfeest gedijende muziekjes… Maar voel de juist hippe, in retrokleding gestoken opwinding, zeker met de al even opzwepende partnerdans lindyhop.

Een grote inspiratie voor de huidige swingjazzopleving: de Savoy Ballroom Battles, jaren twintig, New York. In die danszaal werd de huisband van drummer Chick Webb, met zijn mini-postuur een groot bandleider in swing, regelmatig uitgedaagd. Zoals in 1937, toen Webb het opnam tegen het orkest van Benny Goodman. Twee swingkoningen op hun scherpst voor een bomvolle zaal. Wie in het orkest noten miste, hoefde niet meer terug te komen.

Waar hebben we het over?

Traditionele jazz leunt op standards uit het Great American Songbook, (1920-50). Voor hotjazz of swingjazz gaan we dus dik honderd jaar terug. Artiesten als King Oliver (‘the jazz king’ uit New Orleans) en zijn protegé uit Chicago, trompettist Louis Armstrong. Of pianist Jelly Roll Morton. Ze brachten met hun orkesten swing in de danszalen. De daar heersende Afro-Amerikaanse lindyhop, misschien wel de bekendste swingdans, evolueerde uit de charleston, tapdans en de hotjazz.

Een iconisch verzamelpunt (1920-1930) vormde ook de New Yorkse jazzclub Cotton Club. Grote Afro-Amerikaanse namen van die tijd als Duke Ellington en Cab Calloway traden op. Maar de club zelf stond alleen open voor een wit publiek, wat de sociale en raciale verhoudingen op scherp zette.

Hoe klinkt het?

Hot! Ofwel snelle ritmes en een opwindende, vaak improviserende speelstijl met lyrische blazers. Heeft de vroege New Orleans-jazz, beter bekend als dixieland, een ander karakter – een harmonieuze samensmelting van ragtime, blues en de levendige tradities van de marchingbands uit de regio van New Orleans – meer vurigheid is te vinden in net iets latere swingjazz/hotjazz.

Swing is sterk syncopische muziek waarbij je niet stil kunt blijven staan. Het is ook een kwestie van gevoel: dansbaar, vol ritme en leven, met een vingerknip op de 2de en 4de tel, terwijl de ‘walking bass’ met sierlijke, melodische stappen door de vierkwartsmaat wandelt. Of per twee tellen een ‘slap’, een scherp klappende snaar (een diepe ‘klummmm’) tegen de hals van de contrabas. Strak op de tel stoffen eerdergenoemde nieuwe bandjes de groove en speciale ritmetechniek van toen af.

Wie moet ik kennen?

Begin bij Jelly Roll Morton, een van de eerste jazzcomponisten. Streekgenoot Buddy Bolden wordt gezien als eerste muzikant die improvisatie toevoegde aan wat bekend zou worden als jazz. Beroemde orkestleiders met geraffineerde arrangementen zijn Duke Ellington, Louis Armstrong, Glenn Miller en Benny Goodman.

Wat kan ik luisteren?

Kies gerust nummers die eindigen op ‘Stomp’, het woordje suggereerde het snelle dansbare aspect. Van ‘King Porter Stomp’, ‘Jubilee Stomp’ tot ‘Sugar Foot Stomp’. Al in 1925 een tophit van Fletcher Henderson and His Orchestra, aangedragen door het piepjonge talent Louis Armstrong.