De moordenaar is gestorven als moordenaar. Dat is het eerste wat Nirmala Rambocus (74) over het overlijden van oud-president van Suriname Desi Bouterse zegt. Haar broer Soerinder Rambocus was een van de vijftien tegenstanders van de militaire dictatuur van Bouterse die werden vermoord op 8 december 1982, beter bekend als de Decembermoorden. 42 jaar na de moorden, en op een paar dagen na exact een jaar na zijn definitieve veroordeling daarvoor, is Desi Bouterse woensdag op 79-jarige leeftijd overleden.
Nirmala Rambocus was een van de nabestaanden die vlak voor de verjaring van de misdaden in 2000 met succes het Openbaar Ministerie van Suriname verzocht het strafrechtelijke onderzoek in te stellen dat uiteindelijk tot de veroordeling leidde. Die veroordeling is haar veel waard, ook nu Bouterse is gestorven voordat hij zijn straf kon uitzitten – na zijn veroordeling sloeg hij op de vlucht. „Hij heeft zijn straf ontlopen, maar gaat de geschiedenis in als veroordeeld moordenaar.”
„Hij heeft zijn straf ontlopen, maar gaat de geschiedenis in als veroordeeld moordenaar.”
Nirmala Rambocus
Vorig jaar vertelden Rambocus en twee anderen in NRC over de impact van de gebeurtenissen in 1982 op hun leven. Ze moest Suriname ontvluchten na de Decembermoorden en kwam er, afgezien van een enkel bezoek, niet meer terug. Ze voelde zich er niet veilig. Het liefst zou ze haar laatste jaren in het land doorbrengen, zei ze tegen NRC, „maar ik heb nog steeds geen garantie dat het veilig is. De moordenaars lopen nog vrij rond.”
Wat de dood van Bouterse betekent voor haar relatie met Suriname en een mogelijke terugkeer weet ze nog niet – hij is er niet meer, maar andere misdadigers van die tijd zijn er nog wel, zegt ze. „En ik heb hier in Nederland, hoewel onvrijwillig, inmiddels mijn weg gevonden.”
Ook Kitlyn Tjin A Djie (71) bleef lang weg uit Suriname. Ze woonde in 1982 al in Nederland voor haar studie maar was destijds op familiebezoek in Suriname. Ze nam die bewuste avond op aandringen van haar moeder het laatste vliegtuig terug naar Nederland. Suriname was niet meer veilig. Vijftien jaar lang bleef ze weg uit haar thuisland, twintig jaar lang sprak ze niet over de gebeurtenissen. De laatste jaren is ze gaan praten. Met familie, vrienden, mede-Surinamers. Daardoor heeft ze het een plek kunnen geven. „Ik hoop dat Suriname daar ook klaar voor is.” Het nieuws over Bouterse geeft haar het „ongelooflijke verlangen” erheen te gaan.
Nu kan het helen beginnen, is het eerste wat ze dacht toen ze over de dood van Bouterse hoorde. Haar zus appte woensdagochtend vanuit de kerkdienst het nieuws door. „Kerstmis is niet de tijd waarin we allerlei vreselijke gedachten moeten uitspreken, maar dit kun je misschien wel gerechtigheid noemen”, zegt Tjin A Djie. Dat Bouterse hierdoor zijn gevangenisstraf ontloopt, deert haar niet: „Hij wordt door Suriname niet herinnerd als held maar als crimineel. We weten niet waar hij was, maar hij bracht zijn laatste jaar door op de vlucht.”
„Ik heb een groot deel van mijn leven in een kistje gestopt. Dat voelt als verlies.”
Kitlyn Tjin A Djie
Wat zij om zich heen – zowel in Suriname als in de Surinaamse gemeenschap in Nederland – veel ziet: families zijn uit elkaar gevallen. De dictatuur van Bouterse (1980-1988) spleet het land, de één zag hem met zijn beloftes als verlosser, de ander zag hem als moordenaar en corrupte dictator. Een verleden zo complex als dat van Suriname verwerken en bespreekbaar maken, kost tijd, zegt Tjin A Djie. „Ik wens dat zijn dood dat proces versnelt. Dat is ook een oproep aan grootouders die die tijd meemaakten: vertel de verhalen aan je kinderen en kleinkinderen.”
Dat is lastig, weet ze, omdat er hoe dan ook verdriet achter zit. „Of dat nou is omdat je achter iemand stond die er niet meer is en schuldig is bevonden aan verschrikkelijke misdaden, of omdat zijn misdaden je persoonlijk hebben geraakt.” Ook voor haar brengt het emotionele herinneringen naar boven. „Ik heb een groot deel van mijn leven in een kistje gestopt. Dat voelt als verlies.”
Ook bij Rambocus komen herinneringen boven. Jarenlang ging ze elke achtste van de maand naar het Surinaamse consulaat in Amsterdam om te protesteren, een wake voor de slachtoffers te houden en het volkslied te zingen. Wi mu’ seti kondre bun, we moeten het land goed doen, citeert ze. Ze vindt het moeilijk nu al woorden te geven aan haar gevoel. „Verward, opgelucht, emotioneel: ik moet het nog verwerken.” Het belangrijkste, vindt zij, is dat Bouterse hierdoor geen amnestie meer kan krijgen – iets waar zijn partij NDP al op hintte, mocht zij de verkiezingen van mei 2025 winnen.
„Nu is Suriname bevrijd van de ellende.”
Moen Nehal
De vloek van de burgers van Suriname rustte op Bouterse, zegt Moen Nehal (72), en heeft hem nu zijn leven gekost. „We zeggen dit soort dingen eigenlijk niet, maar hij heeft zoveel ellende veroorzaakt, dat ik blij ben om zijn dood.” Ook zij ontvluchtte haar geboortegrond. Terugverhuizen gaat niet meer. „We hebben ons hier nu gevestigd met kinderen en kleinkinderen”, maar ze gaat voortaan met een ander gevoel op bezoek. „Dit geeft rust in mijn hart.”
Al zal ze bepaalde plekken waar ze voor die tijd graag kwam, blijven vermijden. De Waterkant in Paramaribo bijvoorbeeld, de oudste straat van de stad langs de Surinamerivier, die begint bij Fort Zeelandia – de plek van de moorden. Of het binnenland, waar tussen 1986 en 1992 een verwoestende oorlog woedde en waar militairen van Bouterse het ‘Bloedbad van Moiwana’ aanrichtten door in dat binnenlandse dorpje 39 onschuldige dorpelingen dood te schieten, op zoek naar tegenstander en rebellenleider Ronnie Brunswijk (de huidige vicepresident).
Desondanks is december weer een vrolijke maand geworden, zegt Nehal. Die maand was voor haar – en voor heel Suriname, denkt zij – juist altijd moeilijk. „Nu is Suriname bevrijd van de ellende.” Aan het kerstdiner zal ze het volkslied zingen.
Lees ook
‘Uit alles bleek dat Bouterse veel liefde had voor het land’