Sunny Bergman: ‘Ik vind jou wel een goeie vader’ Richard Bergman: ‘Nou, niet echt, nee’

Foto Merlijn Doomernik

Interview

Sunny en Richard Bergman Voor een boek over haar ‘nazi-opa’ sprak Sunny Bergman veel met haar vader, die volgens haar een trauma heeft. Hij is er, na een turbulent leven, laconieker over. „Was jij dakloos?” „Ja, vrijwillig. Het was mooi weer.”

„Dat vertel je nu! Pap, je vertelt allemaal dingen die ik in het boek had kunnen gebruiken.” Sunny Bergman (50) zit bij haar vader Richard (77) thuis om over haar nieuwe boek te praten, een familiegeschiedenis. De titel Mijn nazi-opa geeft aan dat ze geen doorsnee familie heeft. Naast de nazi bevat de familie hippies, communisten, Britse adel, een ‘James Bond-opa’ en, aangetrouwd, Joodse oorlogsslachtoffers.

Haar Nederlandse grootmoeder werkte in de Tweede Wereldoorlog in Duitsland als dienstmeid bij een burgemeester, die haar verkrachtte. Hieruit werd Sunny’s vader geboren. Zijn moeder stond hem af, hij groeide op in Twente bij haar ouders. Sunny, op haar beurt, groeide op grotendeels gescheiden van haar vader.

De nazi-opa uit de titel blijft trouwens een schimmig figuur; hoofdpersoon van het boek is Sunny’s vader, die geestig en laconiek over zijn turbulente leven vertelt, wars van Sunny’s pogingen tot psychologisering. Hij voelde zich een eenling, ging zwerven, zat in een Duitse gevangenis, werd provo, jeugdwerker.

Sunny vroeg zich af: in hoeverre werkt de familiegeschiedenis door in het heden? Hoe werken intergenerationele trauma’s?

Nu zit ze bij hem thuis in zijn Amsterdamse seniorenwoning. Sinds hij in 2016 om onduidelijke redenen een dwarslaesie kreeg, brengt ze meer tijd met hem door. Hieruit is het boek ontstaan. „Ik wilde eigenlijk een historisch boek schrijven, over de plek waar mijn vader opgroeide, de arbeidersklasse waar hij vandaan kwam, het opkomend nazisme in de jaren dertig. Maar er speelde van alles in mijn eigen leven, en ik wilde gewoon lekker met mijn vader kletsen. Toen is het een veel persoonlijker boek geworden.”

Ze had relatieproblemen, vertelt ze. „En ik dacht: gek dat ik altijd partners kies die hetzelfde trauma hebben als mijn vader – buitenstaanders, opgegroeid zonder moeder, emotioneel geremd, verslavingsgevoelig. Toen ik aan dit boek begon, en ik steeds duidelijker op een scheiding afstevende, ben ik daar ingedoken. Zo’n boek dwingt je om dingen aan te gaan.”

Wanneer vertelde haar vader voor het eerst dat ze een nazi-opa had? Sunny: „Dat kunnen we ons allebei helaas niet herinneren. Ik heb het een keer terloops gehoord, denk ik. We hadden ooit het plan om samen onderzoek naar die opa te doen, voor een roadmovie naar Duitsland. Maar toen leefde mijn oma nog, en voor haar zou dat niet zo leuk zijn. Nu mijn vader niet meer kan reizen, besloot ik er een boek over te maken.”

Trauma’s erven

Welk intergenerationeel trauma heeft de nazi-burgemeester Richard meegegeven? Sunny: „Mijn vader heeft een trauma omdat hij uit een verkrachting is geboren, omdat zijn ouders hem niet wilden, omdat hij is afgestaan. Hij heeft zich altijd ongewenst gevoeld.”

Richard ziet het zelf minder zwart: „Ach, ik heb geluk gehad, moet ik zeggen. Ik ben bij mijn eigen familie terechtgekomen en ik had een leuke jeugd. We hadden een doodlopende straat, een voetbalteam, een bos met een kasteel. En een heel lieve opa. Die wilde mij heel anders grootbrengen dan hoe hij zijn eigen kinderen had grootgebracht. Ik was zijn tweede kans.”

Sunny: „En dacht je dan: ik zit beter hier dan bij mijn moeder met haar nieuwe man?”

Richard: „Dat weet ik niet. Misschien heb ik dat later wel gedacht. Het was een voldongen feit, hè. Ik moest ermee dealen. Ik was de eerste twee jaar alleen met mijn moeder geweest. We hadden waarschijnlijk een heel hechte relatie.”

Sunny: „En dan…”

Richard: „En dan gaat ze weg.”

Sunny: „Later heb je wel weer bij haar gewoond, als puber.”

Richard: „En dat was ook geen feest. Ik was altijd alleen geweest met mijn grootouders. En dan kom je in zo’n gezin, in de drukte. Ik werd heel anders behandeld dan de andere kinderen. Ik trok mij terug. En als we ruzie hadden, scholden mijn broers mij uit voor rotmof.”

Sunny: „Rotmof… En begreep jij dat dan?”

Richard: „Nou ja, ik begreep wel dat er iets was gebeurd in Duitsland. Er werd niet over gepraat, maar er ging wel een soort verhaal in de familie dat ik de zoon van een Duitse burgemeester was. Het gaf mij ook een uitzonderingspositie.”

Sunny: „Wanneer besefte je dat onze familiegeschiedenis invloed had op je leven?”

Richard: „De eerste keer was toen jij twee jaar oud was. Even oud als ik toen mijn moeder wegging. Toen realiseerde ik me wat die scheiding voor mij moet hebben betekend.”

Jij en ik hadden zo’n goede band, ik droeg je de hele dag bij me in een Boliviaanse doek

Sunny: „Je zag hoe gehecht ik was aan jou?”

Richard: „Jij en ik hadden zo’n goede band, ik droeg je de hele dag bij me in een Boliviaanse doek. Ik heb altijd een ontheemd gevoel gehad. Dat ik alleen in de wereld sta, een stofje in het universum ben. Vrouwen kun je niet vertrouwen, dacht ik, omdat ze toch weer weggaan. Ik kon me moeilijk hechten.”

Sunny: „Toen ik werd geboren, dacht je toen nog steeds: ik ben alleen op de wereld?”

Richard: „Nou, het is niet een kwestie van denken, het is een gevoel dat over je komt. Ik denk dat ik gevoelsmatig invalide ben.”

Sunny: „Je bent nooit in therapie gegaan?”

Richard: „Nee, gelukkig niet.”

Sunny: „Dan had je misschien dat trauma kunnen verwerken.”

Richard: „Ach waarom, ik heb plezier gehad in het leven.”

Hoe heeft Richard zijn trauma doorgegeven aan zijn dochter? Sunny: „Ik denk dat ik altijd het verdriet heb gevoeld van mijn vader, en dat ik me daar verantwoordelijk voor voelde. Als kind voelde ik me schuldig over de scheiding van mijn ouders, nu voel ik me schuldig over mijn eigen scheiding. Ik voel me te verantwoordelijk, het leven hangt zwaar aan mijn hart.”

Tegen haar vader zegt Sunny: „Als ik naar je broers en zussen kijk, ben je toch wel een totaal buitenbeentje in die familie.”

Richard: „Ik heb in Nijverdal een tijdje de rol gehad van dorpsgek. Het was in de jaren zestig, de tijd dat ik zwierf en gedichten schreef.”

Sunny: „Was jij dakloos?”

Richard: „Ja, vrijwillig. Het was een bijzonder leven natuurlijk, er gebeurde van alles. Heel anders dan bij oma in zo’n dorpje in Twente. En het was mooi weer.”

Sunny: „Maar je sliep toch niet buiten?”

Richard: „Nee, in kraakpanden. Of in flats, bij de verwarmingsketels. Dat was lekker warm.”

Sunny: „Hoe kwam je aan eten?”

Richard: „Door mijn gedichten voor te dragen in cafés en snackbars. Ik heb vanaf mijn veertiende in fabrieken gewerkt, maar ik dacht altijd dat er meer in mij zat, ik wist alleen niet wat. Ik kan me één gedicht herinneren dat veel succes had in de snackbar: Gie gie gie/ Marie maakt betere slaatjes dan Sophie.”

Sunny: „Gie, gie, gie… waar slaat dat op?”

Richard: „Nergens op. Het rijmt. Dat vonden ze fantastisch.”

Sunny: „En dan gaven ze je een nasi-bal?”

Richard: „Nou, ik was toen al een moeilijke eter. Ik denk een zak patat. Met mijn vriend Frank Wiering [de latere VPRO-documentairemaker] verkocht ik schilderijtjes aan de deur. Parijse terrassen, de Westertoren, en jongetjes met tranen. Die kochten we bij een fabriekje in Velp voor 1,65 gulden en we verkochten ze voor 4,95 gulden aan de deur.”

Duitse gevangenis

Sunny: „Ik ben helemaal vergeten in het boek te zetten dat je in een Duitse gevangenis zat.”

Richard: „Ik werkte in Enschede in een textielfabriek en deed de avond-hbs. Daar ontmoette ik Frank. Zijn vader was een soort Stalin, een communist, en ook directeur van de wapenfabriek Holland-Signaal. Hij had een kanon uitgevonden dat altijd stabiel bleef. Frank en ik huurden een kamer in een kraakpand, maar we werden er door de krakers uitgezet. Toen hebben we zelf een huis gekraakt. Binnen een half uur kwam de politie. We mochten één nacht blijven, de volgende ochtend om acht uur zouden ze terugkomen. Ik dacht: mooi, dan kunnen ze me wekken om naar de fabriek te gaan. Om elf uur werd ik wakker, waren ze gewoon niet gekomen. Op de politie kun je hier ook al niet meer rekenen.”

Richard fietste naar de fabriek, leverde zijn overall in en nam ontslag. Frank wilde een film in Rome gaan maken. „We gingen lopend de Duitse grens over. Daar werd Frank tegengehouden, want hij was minderjarig. Zijn ouders kwamen hem ophalen. ’s Avonds zijn we alsnog gegaan. Liftend, dat ging moeilijk, we hadden lang haar. Als ze zagen dat Frank geen meisje was, reden ze snel door. In München werden we opgepakt in een leegstaand pand. We moesten voor de rechter komen wegens huisvredebreuk. Ik kreeg als verdachte het laatste woord. Dus ik zei: Ich habe es nicht gewusst.”

Sunny: „Dat vonden ze niet leuk.”

Richard: „Vonden ze niet leuk. Ik dacht aan een waarschuwing, maar ik kreeg de maximumstraf: een week. Ik kwam in Stadelheim terecht.”

Sunny: „Daar zat toch een man die dacht dat jij Jezus was?”

Richard: „Een oude man, die zei: u bent toch Jezus? Hij had thuis twee gestolen koffers. Of ik daar iets aan kon doen, als Jezus zijnde.”

Sunny: „Je hebt me ook wel eens je cel in Amsterdam laten zien.”

Richard: „Daar heb ik alles bij elkaar vijf weken gezeten. Ik had hasj aan een vriend in Enschede gestuurd. Tien gram of zo.”

Sunny: „In Enschede hadden ze geen hasj?”

Richard: „Jawel, maar niet zo veel. De politie dacht dat ik onderdeel was van een aanvoerlijn naar Amerikaanse militairen in Duitsland.”

Sunny: „Hoe wisten ze dat het van jou kwam?”

Richard: „Ik had mijn naam als afzender achterop geschreven: Richard Bergman.”

Sunny: „Dat is toch niet slim, pap?”

Richard: „Ik ben een drugssmokkelaar van niks.”

Foto Merlijn Doomernik

Karl Marx

Later kwam hij in het jeugdwerk terecht. Richard: „Frank en ik zaten in Groningen vaak in koffiebar Adje, waar ze de hele dag Bob Dylan en jazz draaiden. Meisjes van de hbs hielden ons in leven, ze gaven ons hun boterhammen. We wilden ook zo’n koffiebar hebben in Enschede. Dus later hebben we een open brief geschreven naar de Tubantia dat er meer voor de jeugd in Enschede moest worden gedaan. Toen zijn er verschillende jeugdcentra gekomen. Ik ben er zelf nooit geweest trouwens.”

Sunny: „Waarom niet?”

Richard: „Omdat ik in Amsterdam ben blijven hangen. Ik was formeel dichter. Ik kreeg bij V&D een baan aangeboden, sinterklaasgedichten schrijven. Ik zei: sorry, die van mij rijmen niet.”

Sunny: „Behalve dan Gie gie gie…”

Richard: „Ik kreeg een baantje als jeugdleider op Jongensland Oost. Daar had ik jongens die later de Hells Angels hebben gevormd.”

Toen ontmoette hij Sunny’s moeder Trilby – een Brits meisje op wereldreis. Sunny: „Zij vertelde dat ze in tram 3 wat jongeren tegenkwam die haar meenamen naar het huis van een bekende provo.”

Richard: „Dat was Joop Dielemans. Ik sliep bij hun op zolder.”

Sunny: „En toen raakten jullie aan de praat over het marxisme, zegt ze.”

Richard: „Het marxisme? Nee, daar kan ik me helemaal niks van herinneren. Ze vond mij gewoon leuk. En ze wou een kind van me.”

Sunny: „Maar waaróm vond ze jou leuk?”

Richard: „Nou, ik bén toch leuk?”

Sunny: „Zij zegt omdat je op Marx leek.” Ze googelt een foto van Karl Marx, grondlegger van het communisme. „Kijk maar. Lange baard, wilde haardos. Dus dat was het, waar ze voor viel.”

Mijn moeders vader sloeg zijn vrouw en kinderen. Ik heb dus twee klootzakken als opa’s

Tijdens het schrijven van het boek kwam ook het intergenerationeel trauma van Trilby boven. Sunny: „Mijn moeders vader bleek een oorlogsheld te zijn. Hij was Britse spion, werd achter de linies gedropt om mensen uit te schakelen en documenten te stelen. Een soort James Bond. Maar thuis na de oorlog sloeg hij zijn vrouw en zijn kinderen – vermoedelijk door zijn eigen oorlogstrauma. Ik heb dus twee klootzakken als opa’s. Nu mijn moeder meer over hem te weten is gekomen, kan ze hem beter vergeven.”

Wat heeft Sunny van haar moeder meegekregen? „Mijn vader is heel stoïcijns, mijn moeder heeft soms last van emotionele incontinentie. Die was juist altijd bezig met het aanpakken van haar trauma’s.” Gek, merkt Sunny op tegen haar vader: „Jij wil nooit iets weten van therapie, terwijl Trilby daar haar hele leven mee bezig was.”

Richard: „Tja, dat is een klassenverschil. We zijn ook gescheiden om het klassenverschil.”

Sunny: „Dat heb je nooit eerder verteld. Zij zei dat het was omdat jij de radio zo hard zette.”

Richard: „Dat is toch een klassending?”

Trilby ging met de kinderen in een Friese boerderij wonen. Richard bleef in Amsterdam. Sunny: „Toen was je ook afgesneden van je kinderen, net als je moeder.”

Richard: „Nee, zo voelde ik dat niet. Ik zag jullie eens in de twee weken.”

Sunny: „Dacht je toen: ik heb gefaald?”

Richard: „Nee, helemaal niet. Soms werd ik wel hard op de feiten gedrukt. Dan belde ik je op en zei je: sorry, we zijn druk, we zijn aan het spelen. Zo is het leven. Je probeert je problemen op te lossen, en als dat niet lukt, dan niet.”

Sunny: „Ik vind jou wel een goeie vader.”

Richard: „Nou, niet echt een goeie vader, nee. Je stiefvader ging met jullie wandelen in de natuur en dingen. Dat deed ik niet, ik ben lui. Ik dacht: Sunny is beter af in Friesland. Mijn kinderen zijn redelijk goed terechtgekomen. Die redden zich. Wat wil je nog meer? Heb ik toch wat goed gedaan.”

Lees ook: Over Oproerkraaiers, de documentaire die Sunny Bergman in 2020 maakte over activisme

Nieuwe inzichten

Sunny: „En heeft het boek bij jou tot nieuwe inzichten geleid?”

Richard: „Ja, ik ben wel wat anders gaan denken. Ik heb altijd verongelijkt gedacht dat ik bij mijn grootouders bleef omdat mijn stiefvader mij er niet bij wou hebben. Maar nu denk ik dat het eigenlijk puur praktisch was. Drie jaar na de oorlog woonden ze in een leegstaande school, er was geen woonruimte, ze ging net trouwen. Dan is het handig om er geen kind bij te hebben.”

Sunny: „Maar ik kan me voorstellen dat je moeder ernaar verlangde bij jou te zijn.”

Richard: „Ik denk dat ze vooral ernaar verlangde haar leven overeind te houden. Dat ze het wel lekker vond dat ik er niet bij zat.”

Sunny: „Kwam het nieuwe inzicht door het gesprek met je zus?”

Richard: „Ja.”

Sunny: „Dat is wel leuk aan zo’n boek, dat je gesprekken hebt die je anders niet zou voeren.”

Richard: „Vroeger in de crèche zat jij al volwassenen uit te horen over hun leven. Dat nieuwsgierige heb je niet van mij.

Richard gaat naar de wc, een hele operatie voor iemand met een dwarslaesie. Het boek van zijn dochter begint met een intieme beschrijving van zijn stoelgang. Vond hij geen probleem.

Sunny, bij zijn terugkomst: „Je schaamt je nooit, hè, pap.”

Richard: „Ik schaam me nooit. Over niks niet.”

Sunny: „Laatst zei iemand dat ik dat van jou geërfd heb. Wel handig voor zo’n boek.”

Een boek schrijven of een documentaire maken is voor haar een vorm van verwerken, zegt ze. „Ik wil iets voor mijzelf uitzoeken, dan gooi ik het de wereld in en dan is het verder klaar. Niet dat ik nu van al mijn problemen af ben, maar ik heb wel meer inzicht gekregen in wie ik ben, waar mijn schuldgevoelens en mijn verantwoordelijkheidsgevoel vandaan komen, en dat ik soms mijn eigen grenzen niet goed bewaak. Dat heb ik dan weer meer van mijn moeder.”