Boer Chang Chien staat op kaplaarzen in zijn boomgaard. Hij wijst naar een klein, wit stipje op een groene, geschubde vrucht. „Dat is wolluis”, legt hij uit. „Door die beestjes kan ik mijn suikerappels nu niet naar China exporteren.” Hij knipt nog snel even twee kleine blaadjes weg die de groei van de vruchten hinderen.
Chang heeft een familiebedrijf in de buurt van de Oost-Taiwanese stad Taitung. Hij pacht er zo’n vijf hectare grond van het leger. Dat gebruikt de inkomsten voor uitkeringen aan gepensioneerde militairen. Op zijn land zijn de laagstamboompjes keurig in rechte rijtjes geplant.
De geschubde vrucht is een suikerappel, Taitung is er beroemd om. De naam is misleidend, want ze lijken in niets op appels zoals wij die kennen. Het zijn grote, tropische vruchten die je vrijwel alleen in dit deel van Taiwan vindt. Het witgrijze vruchtvlees smaakt een tikje weeïg en is zeer rijk aan calorieën.
In al zijn zoete onschuld is de suikerappel nu inzet geworden van een politieke strijd tussen China en Taiwan. Op het vasteland van China eten ze de vruchten graag: zo’n 95 procent van de oogst gaat doorgaans naar China. Maar daar kwam in september 2021 opeens een einde aan.
Formeel was dat omdat in de vruchten naast wolluis ook nog eitjes van de Aziatische vlieg zouden zitten. Die legt zijn eitjes in de vrucht zelf, ze zijn van buitenaf niet te zien.
Niet alleen de suikerappels werden om die reden geweigerd. China kondigde in 2021 ook een verbod af op de import van onder meer ananassen en citrusvruchten. Het land zat in die tijd sowieso vrijwel op slot door corona, en in 2022 ging nog maar 1,6 procent van de Taiwanese fruitexport naar China. Voorheen was dat zo’n 80 procent. Bijna de helft van al het Taiwanese fruit ging in 2022 naar Japan.
Maar voor de suikerappel is dat niet de oplossing: die komt, als verse vrucht, Japan niet in vanwege het risico op ziektes.
Tegen onafhankelijkheid
„Er is dus wel een serieus probleem”, zegt Hsu Chia-hao, hoofd van het landbouwbureau van Taitung, op zijn kantoor in de stad. „China stelt hogere eisen dan vroeger omdat het land ontwikkelder is”, vertelt hij. „Ook andere landen zijn hogere eisen gaan stellen, en we moeten de controle op ziekten echt verbeteren. Het is zeker niet alleen politiek.”
Maar politiek is het zeker ook. „In China spelen ze met hun toestemming voor de import”, zegt Chien Wei-kuo, plaatselijk adviseur van de Democratische Progressieve Partij (DPP). „In juni zeiden ze dat import weer mocht, maar het is nog steeds niet duidelijk onder welke voorwaarden dan precies”, zegt hij in het simpele partijkantoortje aan de rand van de stad.
Het onhandige is dat de nationale regering van Taiwan er niet rechtstreeks over kan praten met China. „Sinds 2016 is er geen formeel contact meer over dit soort landbouwzaken”, zegt Chien. „Vroeger was er elke maand overleg, maar nu neemt het Chinese ministerie van Landbouw de telefoon niet meer op.”
China vindt dat regeringspartij DPP uit is op separatisme, en daarom wil de Chinese overheid niet met de landelijke overheid praten. Maar in Taitung levert de Kuomintang (KMT) de hoogste bestuurder: Rao Ching-ling. Haar partij valt in China veel beter in de smaak, omdat de KMT erkent dat China en Taiwan hoe dan ook wel tot één rijk behoren.
Rao trok eind oktober zelf maar naar China om meer duidelijkheid te krijgen over de regels. En passant deed ze daarbij politieke uitspraken die meteen de Chinese pers haalden. Ze sprak zich uit tegen onafhankelijkheid van Taiwan, in de hoop dat daardoor de decemberoogst aan suikerappels straks China inderdaad ook binnen mag.
Voor boer Chang is dat belangrijk. „Een suikerappel is een ander product dan bijvoorbeeld een komkommer. Je kunt per seizoen bepalen of je komkommers kweekt, maar de bomen waaraan suikerappels groeien, geven pas na vijf of zes jaar vruchten. Je moet dus op de langere termijn kunnen plannen”, zegt hij.
Maar de boer heeft er soms een hard hoofd in. „Ik hoor steeds meer vliegtuigen overvliegen, ik ben soms bang dat er oorlog komt.” De zoetige lucht in zijn boomgaard is balsemend zacht, in de verte liggen blauwige bergen en groene rijstvelden. Her en der krult het oranje dak van een tempel boven het landschap uit.
„Ik heb jonge kinderen, kan ik niet beter naar een ander land in Zuidoost-Azië verhuizen?”, vraagt Chang zich hardop af. Naar China wil hij niet. „Een vriend van mij heeft daar een garnalenkwekerij, maar er is inmiddels veel plaatselijke concurrentie. Als ze eenmaal zelf weten hoe het moet, werken ze je gewoon het land weer uit”, zegt hij. „Dat hoor ik maar al te vaak.”
Zuidwaarts
Hoe China de import van suikerappels gebruikt om druk te zetten op de overheid van Taitung, is maar een klein voorbeeld van hoe China economische druk gebruikt om politiek zijn zin te krijgen. Vooral in Taiwan, maar daar niet alleen. China is er inmiddels internationaal berucht om.
Het is een belangrijke reden waarom de DPP de economie al jaren diverser en minder afhankelijk van China probeert te maken. President Tsai Ing-wen kwam meteen na haar aantreden in 2016 met het zogeheten Nieuwe Zuidwaartse Beleid. Dat is gericht op handel en investeringen in zestien landen in de regio en in Australië en Nieuw-Zeeland. „Taiwan wil niet langer al zijn eieren in één mand stoppen”, zegt Chien van de DPP daarover.
Tsai’s beleid heeft deels gewerkt: de handel met die ‘zuidwaartse’ landen verdubbelde in de periode 2016-2022, net als de investeringen. Die maakten in 2022 ruim een derde uit van alle Taiwanese investeringen in het buitenland.
China is nog wel de belangrijkste handelspartner van Taiwan. In 2022 was het land goed voor een kwart van de Taiwanese export en voor 20 procent van de import. Dat is niet veel anders dan toen president Tsai aan de macht kwam.
De lange arm van de Chinese overheid reikt bovendien ver. Als Taiwan probeert vrijhandelsakkoorden met landen in Zuidoost-Azië af te sluiten, oefent China druk op die landen uit om Taiwan juist uit te sluiten. Dat maakt zelfs Amerika huiverig om Taiwan toe te laten tot regionale handelsakkoorden.
De verschuiving in Taiwanese investeringen komt overigens ook door de gestegen productiekosten in China en de kwetsbaarheid van investeringen in dat land. De angst is dat wat je in China maakt, getroffen kan worden door een Amerikaanse boycot of hoge Amerikaanse importtarieven.
Chipexport
Wie aan Taiwan denkt, denkt vooral aan de productie van chips voor elektronica. Die is goed voor zo’n 15 procent van de economie. Het land maakt meer dan 60 procent van ’s werelds halfgeleiders, en meer dan 90 procent van de meest geavanceerde halfgeleiders. De sector is goed voor zo’n 25 procent van Taiwans export.
China bedreigt die sector nooit met mogelijke restricties op de export naar China zelf: Beijing kijkt wel uit. Het land is veel te afhankelijk van Taiwanese chips voor zijn eigen ontwikkeling.
Het doet denken aan hoe Beijing met Australië omging toen de betrekkingen in 2020 een dieptepunt bereikten: Australische wijn kwam China niet meer binnen, maar Australisch ijzererts, het belangrijkste Australische exportproduct naar China, bleef ongemoeid.
TSMC, de grootste producent van chips op het eiland, diversifieert nu door productiefaciliteiten in de VS en Europa op te zetten. Maar TSMC is uniek. Voor de fruitboeren van Taitung is diversificatie veel moeilijker in de praktijk te brengen.
Dat geldt ook voor de visserij. Voorafgaand aan het omstreden bezoek van toenmalig voorzitter van het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden Nancy Pelosi aan Taiwan, in de zomer van 2022, kondigde China een verbod af op de import van tandbaarzen. Ook toen ging het formeel niet om een politieke straf, maar er zouden volgens China te veel schadelijke chemicaliën in de vis gevonden zijn.
Chinezen kopen hun vis graag levend, en daar was de viskweek op Taiwan helemaal op ingericht. Het is niet zo makkelijk voor de tandbaarzen op stel en sprong een andere markt te vinden: meer dan 90 procent van de vis ging in 2021 nog naar China.
Kleine ondernemers
Hsieh Chin-hung probeert wel te diversifiëren. Hij verpakt suikerappels en ander fruit voor de buitenlandse markt. Het gele gebouw met golfplaten dak waarin zijn bedrijf is gevestigd, staat midden tussen de velden rondom Taitung.
„Nu is het hierbinnen nog leeg, want de echte oogst is pas in december”, vertelt hij, terwijl hij suikerappel-ijs en een schijfje bevroren suikerappel op een stokje uitdeelt. „De suikerappels gaan naar Canada, Dubai, Maleisië en Macao”, somt hij op. Maar dat is slechts een heel klein deel: 90 procent gaat gewoon naar het vasteland van China.
Dat is ook niet makkelijk te veranderen, want de vrucht bederft snel en kan moeilijk over lange afstanden worden vervoerd. „Naar Canada gebeurt het wel, maar dan is in speciale containers met heel weinig zuurstof”, vertelt Hsieh. Dat maakt de suikerappel duur. Japan koopt fruit alleen als het eerst is gestoomd om het te ontdoen van alle schadelijke stoffen. Mango’s kunnen daartegen, suikerappels niet.
Hsieh is net als boer Chang een kleine ondernemer, zoals Taiwan er veel heeft. Meer dan 80 procent van de Taiwanezen werkt voor kleine en middelgrote bedrijven. Daarbij gaat het vaak om familiebedrijfjes. Hsieh werkt samen met zijn vrouw in het verpakkingsbedrijf, Chang werkt samen met zijn oude vader, van wie hij het vak leerde.
Juist dit soort kleine ondernemers en hun werknemers zijn voor China een aantrekkelijke groep om economisch onder druk te zetten. Ze zijn met velen, en hebben ieder net zoveel stemrecht bij de komende presidentsverkiezingen als de hoogopgeleide ingenieurs in de chipindustrie.
Hsieh laat zich niet uit over zijn politieke kleur. Hij staat wel achter bezoeken van mevrouw Rao aan China om over de suikerappels te spreken. „Dat is in elk geval niet slecht voor ons”, zegt hij.
Denkt hij ook dat het Chinese importverbod is ingegeven door de politiek? Hij lacht. Hij wijst er subtiel op dat in Chinese vruchten zelf ook wolluis en Aziatische vlieg zit, dus dat die ziekten altijd ook al rondwaarden in China. Export was vroeger dan ook nooit een probleem. „Maar wij boeren weten er te weinig vanaf. De politiek ligt heel ver van ons”, zegt hij. „We kunnen alleen maar ons best doen om zo schoon mogelijk fruit te leveren, meer niet.”