Succes is in het onderwijs van nu een keuze, en falen dus ook

Onderwijs De ene groep gaat gebukt onder te hoge prestatiedruk, de andere presteert juist te laag. Die schijnbare tegenstelling laat vooral de ongelijkheid in het Nederlandse onderwijs zien.

Middelbare scholieren begonnen afgelopen week aan hun eindexamens.
Middelbare scholieren begonnen afgelopen week aan hun eindexamens. Foto ROBIN VAN LONKHUIJSEN / ANP

Het lijkt een paradox: de leerprestaties van Nederlandse kinderen moeten omhoog. En de prestatiedruk moet omlaag. Uit het jaarrapport van de Onderwijsinspectie, de Staat van het Onderwijs, bleek deze week, opnieuw, het eerste.

Uit de wetswijziging die onderwijsminister Robbert Dijkgraaf (D66) dinsdag voorstelde, blijkt het tweede – hij wil het bindend studieadvies voor eerstejaars studenten versoepelen, omdat het te veel stress oplevert.

Maar het is geen paradox. Eerder een teken dat de verschillen tussen leerlingen in Nederland in hoog tempo zijn gegroeid.

Aan de ene kant neemt het aantal kinderen toe dat niet eens het minimale leesniveau haalt om zich te redden bij, zeg, de gebruiksaanwijzing van een broodrooster. Ruim een derde van de vijftienjarigen in de derde klas vmbo-basis en -kader en 11 procent van de leerlingen in mavo 3 kunnen niet goed genoeg lezen om zich te redden in de maatschappij. Als ze op hun zestiende niet twee leesniveaus hoger zitten (referentieniveau 2) gelden ze officieel als ‘laaggeletterd’. Uit de Staat van het Onderwijs bleek ook dat gemiddeld een op de vijf havo- en vwo-leerlingen vorig jaar een onvoldoende haalde voor het examen Nederlands.

Aan de andere kant is er een groeiende groep leerlingen en studenten die van de ene toets naar de andere holt en elke (potentiële) onvoldoende beschouwt als een regelrechte ramp. Zij melden zich vaker dan ooit bij de huisarts of studentenpsycholoog met stress, hartkloppingen, slaapproblemen of paniekaanvallen. Daar moet de prestatiedruk omlaag.

Leraren

En dan zijn er de leraren, die dit allemaal in goede banen proberen te leiden. Die zijn er steeds minder. Op middelbare scholen stond dit jaar 23 procent van de vacatures open. Vorig jaar was dit 17 procent, het jaar daarvoor 10 procent. Vooral voor de vakken Nederlands, Frans, Duits en de bèta-vakken.

In achterstandswijken van grote steden wordt bijna een kwart van de lessen op de middelbare school inmiddels gegeven door onbevoegde leraren. Landelijk gaat het om 10 procent.

Honderden basisscholen in de vijf grote steden geven nog maar vier dagen per week les, omdat er te weinig personeel is voor vijf dagen: 31 schoolbesturen in Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht en Almere hebben van begin 2021 tot de zomer van 2024 dispensatie gekregen voor de wettelijke regel dat basisscholen vijf dagen per week les moeten geven.

Inspecteur-generaal Alida Oppers van de Onderwijsinspectie zei hier donderdag over in NRC: „Ik vind het schrijnend dat juist de kinderen die het meest afhankelijk zijn van de leraren voor hun algemene ontwikkeling, de minste leraren hebben.”

Om het werk aantrekkelijker te maken, krijgen leraren die op de 1.300 scholen (15 procent) werken met veel kinderen uit lage inkomensgroepen sinds 2022 een salaristoelage van 5 tot 8 procent.

Om het vak überhaupt aantrekkelijker te maken voor beginnende leraren, kondigde minister voor primair en voortgezet onderwijs Dennis Wiersma (VVD) deze week aan dat hij wil dat meer docenten, 80 procent is zijn streven, een vast contract krijgen.

Of dat snel zoden aan de dijk zet, is de vraag. Het lijkt eerder een pleister op een gapende wond. Het lerarentekort blijft de komende jaren groeien, door vergrijzing en concurrentie uit andere sectoren.

De verschillen in inkomensniveau van ouders vergroten de verschillen tussen hun kinderen, signaleert de Onderwijsinspectie in de Staat van het Onderwijs 2023: leerlingen van ouders uit een lagere inkomensklasse blijven gemiddeld vaker zitten dan leerlingen van ouders uit een hogere inkomensklasse. Ze komen ook minder vaak op de havo of het vwo terecht.

Huiswerkbegeleiding

Het toegenomen aantal leerlingen dat na schooltijd nog naar huiswerkbegeleiding gaat (een kwart), is hier een belangrijke factor. Ouders die het zich kunnen veroorloven, sturen hun kinderen vaker naar bijles. Bijles kost 10 tot 40 euro per uur. Tegelijkertijd zorgt de druk die veel, vaak zelf hoger opgeleide ouders, op hun kinderen uitoefenen om hoge cijfers te halen ervoor dat die kinderen op hun tenen lopen. Dat ze tegen heug en meug naar op het vwo moeten, terwijl havo of vmbo misschien beter bij ze past.

De oorzaak van die oplopende prestatiedruk heeft een diepe maatschappelijke oorzaak: de drang om een zo hoog mogelijk diploma te halen. Een hoge opleiding geeft veel meer kans op een hoog inkomen, sociale status, een koophuis, reismogelijkheden.

Bovendien lijkt het idee ontstaan dat maatschappelijk ‘falen’ – verslaafd of werkloos raken of van een laag inkomen of een uitkering rondkomen – helemaal je eigen schuld is. Succes is een keuze en falen dus ook.

Het was begin deze eeuw een strategische keuze van de overheid om zoveel mogelijk jongeren een hoog diploma te laten halen. Nederland moest als ‘kennisland’ concurreren met de sterk opkomende Aziatische landen.

Het resultaat: nog nooit studeerden er zo veel jongeren aan een universiteit of hogeschool als nu: hun aantal verdubbelde de afgelopen twintig jaar.

Maar de wal keert het schip: een groeiende groep jongeren haalt een lager opleidingsniveau dan de ouders, bleek eind vorig jaar uit onderzoek van Maarten Wolbers, hoogleraar onderzoek van onderwijs aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Logisch, stelde hij in een interview met NRC. Er zit immers een plafond aan het opleidingsniveau. Als zoveel mensen hoger opgeleid zijn, wordt de kans groter dat hun kinderen datzelfde niveau niet meer halen. Het verklaart, zegt hij, de druk die sommige ouders hun kinderen opleggen.

Lezen

Voorlopig lijkt de grootste zorg de gemiddelde daling van de lees- en rekenprestaties van de Nederlandse jeugd. Zelfs in havo 3 had vorig jaar 3 procent van de 15-jarigen nog niet het minimale leesniveau – dat élke 12-jarige in het land in theorie zou moeten hebben. Slechts 26 procent van havo 3 „kan een grote variatie aan teksten over onderwerpen uit de (beroeps) opleiding en van maatschappelijke aard zelfstandig lezen”, blijkt uit onderzoek van de Onderwijsinspectie.

Het ‘Masterplan Basisvaardigheden’ dat Wiersma een jaar geleden aankondigde, kan niet snel genoeg worden uitgebreid. Al moeten er dan wel genoeg leraren zijn.

En de prestatiedruk? Idealiter volgt elk kind de opleiding die het aankan. Niet te hoog, niet te laag. Niet te theoretisch, niet te praktisch. Idealiter haalt elke school het beste uit elke leerling. En komt er iets méér prestatiedruk in Rotterdam-Zuid of Heerlen-Noord en iets mínder in het Gooi en in Haarlem.

Correctie (13 mei 2023): in een eerdere versie van dit artikel stond dat vorig jaar 23 procent van de vacatures op middelbare scholen open stond. Dat percentage betreft echter dit jaar, en dat is hierboven aangepast.