Strijdbaar dansen in de wind: De Châtels ‘Typhoon’ heeft na 38 jaar alleen maar aan kracht gewonnen

En daar gaan ze weer. Strijdbaar, onvermoeibaar optornend tegen de stormkracht die drie loeiende windmachines voortbrengen vanaf de rechterkant van het toneel. Het is een oneindige strijd, een verzet tegen ongrijpbare machten.

In de jaren tachtig werden de choreografieën van Krisztina de Châtel vaak bepaald door obstakels die de dansers dwongen zich daartoe ruimtelijk te verhouden. Die hindernissen konden allerlei vormen aannemen, met als bekendste voorbeeld de aarden wal uit Föld (1985). Met een verbeten doorzettingsvermogen gingen de dansers van de dansgroep die de naam van de choreografe droeg telkens weer de strijd aan.

Meestal vormden fysieke, ruimtelijke objecten de uitdaging. Zo niet in Typhoon. Daarin is de pure energie van de wind ‘de vijand’. De in Hongarije geboren choreograaf maakte dit werk in samenwerking met beeldend kunstenaar Peter Vermeulen. De gloeiende hekel die De Châtel had aan tegen de wind in fietsen vormde een idee dat aansloot bij het centrale thema van Vermeulens werk: beeld- en geluidproducerende energie.

In Typhoon toont De Châtel zich op en top minimalist in haar bewegingstaal. Het is een voortdurend schuiven met patronen, geduldig, hardnekkig, drammerig bijna, terwijl de passen langzaam veranderen. Samengevoegd vormen ze een langere bewegingsfrase, beginnend met voorover uit het lood hangende lichamen, de armen strak achteruit, vuisten – een veelvuldig terugkerend motief in het oeuvre van de Hongaarse – gebald. En uiteraard het eerste half uur zónder windmachines, die omineus aan de zijkant staan.

Vanuit hun beginpositie komen Nina Dijkman, Mark van Drunick, Gabriel Parra Guisado, Juliette Jean en Angelica Villalon bedachtzaam in beweging. In hun zwarte, winddichte overalls met een blauwe riem, stofbrillen nog op het voorhoofd, lijken ze aviateurs uit vervlogen tijden. Eenmaal van start lijken hun voeten in trage schuifpassen aan de grond gekleefd terwijl ze voorovergebogen hun gestrekte armen voor- en achteruit zwaaien. Recht naar voren gaat het, in canon diagonaal, dan schuivend door de ruimte, om te hergroeperen aan de linkerzijde, vanwaar het volgende bewegingsthema wordt ingezet: knie opgetild, tors uitgestrekt, armen gestrekt omhoog zwaaiend.

Zo gaat dat een half uur voort, met een energetische inzet alsof de tyfoon al is losgebarsten. Maar pas dan gaan de machines aan. Met wapperende haren en kostuums die tegen hun lichamen worden geblazen wordt de strijd nu echt serieus. Steeds dynamischer worden de thema’s, ergens (wanneer?) zijn de handen opengegaan. Ze klieven met kracht door de lucht, in grote bogen, cirkelend als razende windmolens, almaar door. Het is een ontroerend beeld van vastberaden verzet dat onvermijdelijk associaties oproept. Niet alleen met de oorlog in Oekraïne, maar ook met het verzet dat geleverd moet worden tegen ongrijpbare machten van technologie en politiek. „Meer dan ooit leven we in een heftige storm. Met Typhoon wil ik meegeven dat we moeten blijven strijden voor harmonie, schoonheid en samenhang, in alles wat er met ons gebeurt”, luidt een begeleidende tekst van De Châtel, die deze prachtige reprise door ziekte niet kon bijwonen. Zonder dat een pas werd veranderd, is het puur formele, consequent uitgewerkte en opgebouwde concept door de actualiteit een hartenkreet geworden. De Châtels Typhoon heeft na 38 jaar alleen maar aan kracht gewonnen.