Stillevenschilders maken kleine dingen groot: van paasei tot stropdas

Arie Schippers: Theepot mag meedoen (1998). Olieverf op doek, 50×60 cm

Ode | Spullen & kunst Alledaagse spullen in een huis doen soms denken aan auto’s op een terrein zonder parkeervakken. Dat staat daar allemaal maar, toevallig en ongeordend. Tot de stillevenschilder er een compositie in ziet en het beeld fixeert.

‘De neiging van de mensen kleine dingen als belangrijk te beschouwen heeft zeer veel groots voortgebracht”, schreef de achttiende-eeuwse Duitser Georg Christoph Lichtenberg, die zelf vaak grote dingen wist te zeggen in kleine tekstjes. Een mooie zin, en het is nog waar ook. Soms moet het kleine worden geëerd. Vandaag gaan we het daarom hebben over stillevens, oftewel: de kunst waarin kleine dingen groot worden gemaakt. Groot in de zin van belangrijk. Want zelfs op de vierkante meter is er onnoemelijk veel kleur, licht, ruimte en textuur om je op te concentreren. Als je ze aandachtig bekijkt, worden de meest alledaagse spullen ongewoon. De schaar en de nietmachine op je bureau, de vuile vaat op het aanrecht met de zondoorschenen fles afwasmiddel ernaast, de toevallige boodschappenstillevens tussen de beurtbalkjes voor de kassa.

Niet alleen zijn die voorwerpen zelf de moeite van het bekijken waard, ze veranderen ook nog naargelang de omstandigheden. Ze worden verschoven ten opzichte van elkaar, hun schaduwen verschuiven in de loop van de dag, er komt een ding bij of er gaat iets af – en je speelt zelf ook een cruciale rol. Een kleine hoofdbeweging naar links of rechts en alles staat overal weer anders voor. Aan spullen geen gebrek, maar er is een kijker nodig voor het perspectief.

De mimetische (nabootsende) schilderkunst helpt ons te remmen voor alledaagse dingen en ze beter te bekijken. Dat doet ze al zolang ze bestaat. De tentoonstelling Les choses, afgelopen winter in het Louvre in Parijs, gaf een groot en gevarieerd overzicht van het stilleven door de kunstgeschiedenis heen, van de Romeinse oudheid tot nu. Samen met de oude meesters kon je je verwonderen over fraaie vormen uit de natuur – bloemen en fruit, schelpen en koraal – en over mooi mensenwerk, zoals brood, papier, muziekinstrumenten en glas (doorzichtig, maar dankzij reflecties en schaduwen toch in verf te vangen). Het was een bourgondische tentoonstelling in zoverre dat ook dode dieren, al dan niet gevild, geplukt en versneden, als dingen waren opgevat. Maar zelfs een vegetariër snapt hoe onweerstaanbaar vacht, veren en schubben zijn voor schilders die stofuitdrukking tot hun specialiteit hebben gemaakt. Schilder het maar eens zo dat de kijker het haast voelen kan.

Mario ter Braak: Lichamen en Ondingen II (2013). Olieverf op doek, 121×112,5 cm

Leeggelepeld eitje

De moderne en hedendaagse kunst mocht ook meedoen, daar in Parijs, maar zoals wel vaker bij grote-greeptentoonstellingen was er bij het vullen van de laatste zalen meer op de officiële canon gelet dan op kunst die getuigt van een verrassende kijk op het thema. De timelapse die videokunstenaar Sam Taylor Woods in 2001 maakte van steeds verder beschimmelde peren en perziken was in stillevenverband nog wel een boeiend beeld. Maar Dalí en Magritte zijn eerder moderne publiekslievelingen dan toegewijde spullenschilders, en bij een replica van Marcel Duchamps flessenrek is het concept (alles is kunst zodra je het als kunst presenteert) toch eigenlijk belangrijker dan het specifieke stilleven.

Als stillevenschilder hoef je niet lang te zoeken naar een onderwerp. Je kunt het op de ontbijttafel al aantreffen

Het leek me een gemiste kans, want ook in de afgelopen decennia waren er wereldwijd nog veel naar de waarneming werkende kunstenaars die zich liefdevol ontfermden over gevonden voorwerpen. Ik beperk me hier tot de Nederlandse kunst, en daarvan dan nog maar een klein deel. Charles Donker maakt etsen van schelpen en dennenappels, Agnes van Gelder aquarellen van flessen en vlinderdozen. Christiaan Kuitwaard doet in zijn white box paintings leuke dingen met onder andere drinkglazen en koffiekopjes. Nicolaas Wijnberg vulde rond de eeuwwisseling een heel schetsboek (nu in de collectie van het Rijksmuseum) met inkttekeningen van zondagochtendontbijtjes, of eigenlijk van de restanten daarvan. Een halve croissant, een broodplankje, bestek, leeggelepelde eieren, een verfrommeld servet. Eens temeer blijkt dat je als stillevenschilder niet lang hoeft te zoeken naar een onderwerp. Je kunt het op de ontbijttafel al aantreffen.

Lees ook: Maak je eigen ultieme, moderne stilleven met deze voorwerpen

In mijn keuken hangt een schilderijtje dat Ferry Alink in 1976 maakte van een bruine boterham met kaas. En bij het ontbijt heb ik uitzicht op een keukentafelstilleven van Arie Schippers uit 1998. Op een stralend geel tafellaken staan potten honing en abrikozenjam achter een afgesneden theepot en een schaaltje kiwi’s achter een geel drinkglas. Daartussenin liggen twee gloeiend oranje mandarijnen. Elke ochtend als ik mijn keuken binnenkom is mijn enthousiasme voor the beauty of everyday things meteen gewekt door deze schilderijen.

En eigenlijk ook mijn enthousiasme voor kunst en concentratie. Dat die twee schilders de moeite hebben genomen om dit soort kleine dingen vast te leggen is een opwekkende gedachte. De laatste jaren is de smartphone vaak het enige kleine ding dat onze aandacht trekt, en vasthoudt, en niet meer loslaat.

Kris Spinhoven, De stropdassen van mijn vader, 2020. Olieverf op paneel, 35 x 35 cm

Elpeehoezen

Er is een overvloed aan alledaagse voorwerpen, dus de spullenschilder ziet zich voor keuzes geplaatst. Soms zijn het gewoon dingen met een aantrekkelijke vorm of kleur die om een stilleven vragen; soms ook zijn het dingen met een persoonlijke betekenis. Kris Spinhoven schilderde in 2020 de stropdassen van haar overleden vader, Paul Gorter in 2001 een zelfportret in stillevenvorm met de belangrijkste bezittingen uit zijn puberjaren: elpeehoezen, een bandrecorder, een fotocamera en een Kuifje-album. De tekenaar Erik Mattijssen doet veel met vintage speelgoed. Ik herinner me een gouache die hij een paar jaar geleden maakte van een viewmaster. Een viewmaster, mensen! Zo’n rood plastic ding waarin je oplichtende stereoplaatjes kon bekijken van The Dukes of Hazard, de Efteling of een verre vakantiebestemming. In de jaren zeventig was zo’n object nog zo alledaags als een iPad nu, maar inmiddels is het bijzonder geworden – omdat het zeldzamer is en omdat het warme herinneringen oproept. Warna Oosterbaan heeft het in zijn boek Het leven van dingen (2021) over „de dingen als toegangspoort tot je jeugd”. „Dingen kunnen die functie goed vervullen, ook al omdat de jeugd voor de omgang met dingen een bevattelijke periode is. Je eerste pen, je eerste fiets, je eerste speelgoedtrein maken een opwinding in je los die je later veel minder ervaart. De wereld is nog klein en alles wat nieuw is, maakt die wereld groter.”

Bij het lezen van Oosterbaans zinnen dacht ik aan de stillevens die Rutger Hiemstra de afgelopen jaren schilderde van paaseitjes. Er is weliswaar niets gedateerds aan paaseitjes, je ziet ze nog steeds elk voorjaar met bakken tegelijk in de snoepwinkels, maar je ziet ze nooit meer zoals je ze zag toen je een kind was. Vroeger was één enkel paaseitje een waar kleinood, waar je het glinsterende laagje vanaf kon peuteren en dan bleef er een chocolaatje met verrassende vulling over – én een schitterend papiertje. Voor een volwassene is een paaseitje geen bijzonderheid meer. Tot hij de paaseitjes in het werk van Rutger Hiemstra ziet, die ze met kinderlijke opgetogenheid heeft bestudeerd en vastgelegd.

Rutger Hiemstra: Paaseitjes I (2016). Olieverf op paneel, 13×18 cm

Het vormgeven en meedelen van die verwondering kunnen een reden zijn om stillevens te schilderen. Je koestert je dierbaarste dingen in verfstreken. Daarnaast is voor sommige kunstenaars het ‘net echt’-aspect een drijfveer: de realistische stofuitdrukking, de overtuigende illusie. Voor hen zit de lol erin dat je de schijn van een materiaal kunt wekken in een heel ander materiaal. Dat je een breekbare glimmende kerstbal kunt suggereren in olieverf en een donsveertje in etslijnen.

En dan is er nóg een motief, dat misschien wel de ultieme reden is voor alle mimetische kunst: door te kiezen, te analyseren en te kadreren ordent de kunstenaar iets van de ongeordende wereld. Een goed geschilderde illusie van de werkelijkheid is ook de illusie van greep op die werkelijkheid. Arie Schippers zegt over zijn keukentafelstilleven met jam, honing, thee en mandarijnen dat hij bij het schilderen daarvan dacht aan parkeerproblemen. Hoe je spullen in je huis aantreft doet soms denken aan hoe auto’s zijn neergezet op een terrein zonder parkeervakken. Dat staat daar allemaal maar, toevallig en ongeordend. Tot de schilder er een compositie in ziet en het fixeert.

Met een aandachtige blik worden de meest alledaagse spullen bijzonder

Een vaker voorkomend type stillevenschilder bemoeit zich welbewust met de ordening van de spullen voordat en terwijl hij ze schildert. Dat type stuit niet op een stilleven, maar ensceneert het. Mario ter Braak bijvoorbeeld zoekt op de Groningse markt (‘een lunapark voor iemand die naar de aanschouwing werkt’) naar geschikte groente, fruit en vis en maakt daar, terug in zijn atelier, arrangementen van: een soort choreografieën voor vruchten en vissen, waarin hun plaatsing niet altijd meer gehoorzaamt aan de regels van lijnperspectief of zwaartekracht. Maar de afzonderlijke stillevenonderdelen zijn door Ter Braak nog altijd penseelstreek na penseelstreek naar de waarneming geschilderd, op de werkelijkheid veroverd door kijken en vergelijken, kleuren mengen en vormen volgen. Dat onderscheidt de mimetische kunst van de fotografie (en van door artificial intelligence gegenereerde beelden): je ziet de dingen, maar je ziet ook altijd de mensenhand die de dingen heeft nagemaakt. Je ogen en hersenen stellen afwisselend scherp op de illusie en op het handwerk waarmee die illusie tot stand is gebracht.

Koos Buster: Glas met tandenborstel (2022). Keramiek en glas, 18×8 cm en 8 cm. Brandmelder 46 (2023). Keramiek, 9×4,5 cm.

Op Rutger Hiemstra na zijn alle hiervoor genoemde kunstenaars, voor zover nog in leven, ouder dan vijftig. De meesten zijn zelfs de zestig voorbij. Het stilleven lijkt geen genre voor de jongste generaties, wat misschien ook komt doordat er op de Nederlandse kunstacademies weinig aandacht meer is voor de mimetische kunst. Maar er zijn uitzonderingen. Twee jonge spullennabootsers trekken de laatste jaren in het bijzonder de aandacht, en allebei rekken ze de schilderkunst op naar de derde dimensie.

Koos Buster maakt alledaagse dingen na in beschilderde keramiek: petflessen, bewakingscamera’s, tandenborstels, geldautomaten. Een schoolbankje met kleurkrijtjes erop en zelfs een keramisch vel papier waarop een kindertekening is meegeglazuurd. In de Amsterdamse galerie Vriend van Bavink dreef Buster afgelopen voorjaar de mimesiskwestie op de spits door een keramisch stopcontact met lichtknop vlakbij een werkelijke lichtknop te exposeren, een keramische brandmelder naast een echte en een keramisch brandblusapparaat onder de kast met de brandslang. Even was er verwarring, maar in tweede instantie was de kunst steeds met gemak van echt te onderscheiden. Nergens was de illusie te gepolijst.

Stijn ter Braak: Mijn slaapkamer (2022, detail nachtkastje)

Stijn ter Braak, Mario ter Braaks 27-jarige zoon, deed in de coronajaren van zich spreken met spectaculaire installaties waarin hij zijn woonkamer, badkamer en slaapkamer met alles erin op ware grootte reconstrueerde in andere, meestal bij het straatvuil gevonden, verlijmde en opgeschilderde materialen. Ter Braak junior was net afgestudeerd, de wereld lag voor hem open maar alles was dicht. Om zichzelf bij beeldschermen en virtuele realiteit vandaan te houden, concentreerde hij zich naar eigen zeggen op „simpele handelingen met echte materialen”. Zijn kopieën van dagelijkse dingen zijn, net als die van Koos Buster, niet hyperrealistisch maar op een sympathieke manier wiebelig en knutselachtig. Bovenop dat relatieve realisme biedt Ter Braak nog iets anders: als een slimme illusionist speelt hij met onze waarneming van de ruimtes. Achter de badkamerspiegel had hij de hele badkamer nógmaals nagemaakt, maar dan volledig in spiegelbeeld. Zelfs de etiketten op potjes en flesjes waren spiegelbeeldig. En de slaapkamer – nog tot 12 november te zien in CODA in Apeldoorn – is een kwartslag gekanteld. De staande kijker die zijn hoofd de levensgrote kijkdoos in steekt, ervaart de kamer alsof dat hoofd op het kussen in Ter Braaks bed ligt. Vlak naast zich op het nachtkastje ziet hij een wekker van beschilderd hout, een iPhone van beschilderd karton en een spuitbusje muggenspray van beschilderde pvc-buis.

Nicolaas Wijnberg en Arie Schippers maakten meteen van hun ontbijt al werk, maar Stijn ter Braak is er nog eerder bij. Hij herkent een stilleven zodra hij ’s ochtends zijn ogen opent.