Het is niet eens zo heel lang geleden dat de grote namen in het vrouwenwielrennen zelf contractonderhandelingen voerden met potentiële werkgevers, zonder tussenkomst van een zaakwaarnemer. Neem Annemiek van Vleuten, die vorig jaar een punt achter haar zestien jaar lange wielercarrière zette. De meervoudig wereld- en olympisch kampioen heeft zich nooit door iemand laten vertegenwoordigen.
Uit deze zomer gepresenteerd onderzoek van de internationale wielervakbond blijkt dat tweederde van de vrouwen in de WorldTour, de hoogste wielerklasse, nu met een zaakwaarnemer werkt. Over de hele linie gaat het om 55 procent – bijna een verdubbeling ten opzichte van twee jaar geleden. Werd toen 15 procent van de profrensters begeleid bij contractonderhandelingen, nu ligt dat percentage drie keer zo hoog.
Dat klinkt mooi, maar het vrouwenwielrennen kent ook grote contrasten. De sport groeit als kool, maar rensters op het tweede niveau, voor wie het in 2020 ingevoerde minimumloon niet geldt, kunnen de eindjes nauwelijks aan elkaar knopen. Ruim een kwart krijgt geen salaris en iets meer dan de helft verdient minder dan 10.000 euro bruto per jaar, blijkt uit hetzelfde onderzoek.
Het vrouwenwielrennen zit in een overgangsfase en juist dán, leert de ervaring, zijn mensen kwetsbaar. Leidt de toestroom van agents tot onaangename verrassingen? Om antwoord op die vraag te krijgen zocht ik contact met een sporteconoom en met de oprichter van de internationale wielervakbond. En – om het zelfreflecterend vermogen van zaakwaarnemers te testen – de groep die het betreft.
Sinds 2012 moet iedereen die een renner (m/v) in de eerste of tweede divisie wil vertegenwoordigen een diploma halen bij de nationale wielerbond, staat op de website van wielerorganisatie UCI, met uitzondering van advocaten en familieleden. Zo’n honderd zaakwaarnemers wereldwijd voldoen aan die eis. Voorheen bedienden ze uitsluitend mannelijke renners, maar tegenwoordig staat minstens de helft ook een of meerdere vrouwen bij. „Sinds de invoering van het minimumloon heeft het vrouwenwielrennen budgettair rugwind gekregen”, zegt de Belgische sporteconoom Wim Lagae, hoogleraar sportmarketing aan de KU Leuven. „Er gaat veel meer geld in om en daar komen zaakwaarnemers op af. Voor hen is een nieuw wingewest ontstaan.”
Neem Dries Smets. Hij staat al zeventien jaar wielrenners bij, maar vertegenwoordigt pas sinds drie jaar een aantal vrouwen, onder wie meervoudig wereldkampioen Lotte Kopecky. Voor die tijd ging het er in het vrouwenwielrennen minder professioneel aan toe, zegt hij, en dus was het voor zaakwaarnemers „minder evident werken”. Veel rensters reden voor een onkostenvergoeding. Maar sinds de invoering van het minimumloon zijn de salarissen in de top fors gestegen. Smets: „’s Werelds beste vijf rensters verdienen tussen de vier en acht ton op jaarbasis, maar ook als groot talent of renster met een sleutelrol voor kopvrouwen kun je anderhalf tot vier ton verdienen.”
Smets geniet ervan om, juist in deze overgangsfase, rensters bij te staan. Als er met ploegen over een contract moet worden onderhandeld, maar ook bij persoonlijke sponsorcontracten, die bij een renster als Kopecky eenderde van haar totale inkomsten beslaan, zegt hij, veel meer dan bij zijn mannelijke cliënten. Zo trof Smets in de twee jaar dat hij haar vertegenwoordigt overeenkomsten met voedingsfabrikant Danone, horlogemerk Breitling en autofabrikant Skoda. „Maar ik wijs rensters ook op het belang van een goede verzekering in wat als een risicosport geldt”, zegt hij. „Dat is een ondergewaardeerd aspect.”
Lizzie Deignan werd tijdens haar verlof doorbetaald, een precedent, omdat de ploeg vond dat ze veel te bieden had
Zaakwaarnemer Emma Abel zou je als pionier kunnen zien. Zij richtte in 2016 Bespoke M op, gespecialiseerd in het vrouwenwielrennen. Lizzie Deignan was haar eerste cliënt, die ze onder meer hielp aan een contract tijdens haar zwangerschap bij Trek Segefredo. „Lizzie werd tijdens haar verlof doorbetaald, een precedent, omdat de ploeg vond dat ze veel te bieden had. Ze beloonde dat vertrouwen door een paar jaar na de geboorte van haar dochter Parijs-Roubaix Femmes te winnen.”
Abel werkt met vijftien rensters uit verschillende disciplines en van verschillende niveaus, onder wie de Nederlandse Shirin van Anrooij, de Italiaanse Elisa Longo Borghini en de Britse Elinor Barker. Veel meer gaan het er niet worden, zegt ze, want met allemaal onderhoudt ze persoonlijk contact en ze vindt het belangrijk dat de rensters weten dat alles waarover ze namens hen onderhandelt – teamcontracten, persoonlijke sponsoring, mediacontacten, goede doelen, verzekeringen, sociale media en bedrijfspresentaties – bij haar in veilige handen is.
Met dat laatste reageert Abel op wat Iris Slappendel, oprichter van de mondiale wielervakbond, me vertelde: dat lang niet alle zaakwaarnemers het door de UCI vereiste diploma hebben en dat velen niet op de hoogte zijn van de nieuwste eisen van de wielerbond, bijvoorbeeld dat je als zelfstandig renster zelf wordt geacht een pensioen af te sluiten. Slappendel noemt het „schrijnend” dat rensters die tussen de 8 en 20 procent van hun bruto jaarloon kwijt zijn aan een zaakwaarnemer, bij een vrijwilligersorganisatie als de hare aankloppen voor juridische bijstand.
Zeven rensters die op aanraden van hun zaakwaarnemer voor een behoorlijk bedrag bij de noodlijdende Spaanse wielerploeg Zaaf tekenden – „achteraf een luchtkasteel”, aldus Slappendel – kwamen uithuilen bij de vakbond toen de ploeg vorig jaar ophield te bestaan. Niet alleen kregen ze geen salaris meer, maar ze waren ook hun fiets kwijt en het was te laat in het seizoen om naar een andere ploeg over te stappen. „Veel jonge rensters worden voor veel geld vastgelegd door WorldTour-ploegen, maar vallen af omdat ze daar niet op hun plek zitten”, zegt Slappendel. „Dat vergt emotionele begeleiding, die niet elke agent kan geven.”
Neem geen zaakwaarnemer omdat iederéén dat doet, raadt Slappendel rensters aan. Denk na waarvoor je er een nodig hebt en handel overeenkomstig. „En misschien kom je er wel achter dat de hulp van je ouders, boekhouder en de vakbond afdoende is.”