Staatssecretaris Vivianne Heijnen: ‘We hoeven niet als heiligen te gaan leven, maar wel slimmer’


Foto ROBIN VAN LONKHUIJSEN/ANP

Interview

Vivianne Heijnen Het kabinet wil meer dwingende maatregelen nemen om de Nederlandse economie in 2050 volledig circulair te maken. „Het vraagt om een totale systeemverandering”, zegt CDA-staatssecretaris Vivianne Heijnen.

In het Nederland van 2050 moeten produceren, consumeren, werken en bouwen radicaal zijn veranderd. Producten worden dan ontworpen om langer mee te gaan, te repareren, en te recyclen als ze ‘op’ zijn. De wegwerpmentaliteit is omgeslagen in duurzaam denken. En het is een „nationale sport” om spullen zo lang mogelijk te gebruiken, want dat laat zien hoe milieubewust je bent.

De weg naar dit toekomstbeeld begint nu, in de jaren twintig, met nieuwe spelregels voor ondernemers, schetst het kabinet in het Nationaal Programma Circulaire Economie 2023-2030, dat vrijdag is gepubliceerd. Het doel is een circulair Nederland in 2050, met nauwelijks afval en zonder nodeloze verspilling van grondstoffen.

Het kabinet wil dit bereiken met „meer richtinggevende en dwingende” maatregelen dan voorheen. Bijvoorbeeld: steeds meer producenten die de inzameling en recycling van hun producten zelf moeten organiseren en betalen, een verplicht percentage recyclebare grondstoffen in producten, of een Europese of landelijke verplichting om meer tweedehands artikelen te verkopen.

„Het is in mijn ogen een no brainer”, zegt staatssecretaris Vivianne Heijnen (Infrastructuur en Waterstaat, CDA), die over milieu gaat. „We kunnen zo niet doorgaan met grondstoffenverbruik, omdat we dan drie aardbollen nodig hebben. We hebben er maar een.”

In de steden van 2050 vinden we daarom werkplaatsen en ateliers waar elektrische apparaten, kleding, tassen, speelgoed en meubels weer gerepareerd worden. Veel woningen en bedrijfspanden worden gebouwd met recyclebare modules en ‘groene’ bouwmaterialen, zoals hout, bamboe, vlaswol en kurk.

Op de arbeidsmarkt zal zich over 27 jaar „een revolutie” hebben voltrokken. Producenten van snelle verbruiksartikelen zijn uit de markt gedrukt. Circulaire bedrijven trekken talent aan en zijn leidend in innovatie. Er zijn nieuwe banen in ontwerp, repareren, inzamelen, sorteren en recycling.

‘Digitale fabrieken’ maken dan bijvoorbeeld auto’s vol sensoren, die real time informatie geven over de status van hun onderdelen, schetste onderzoeksinstituut TNO al eerder. Kleine onderdelen kunnen worden geprint door een 3D-winkel, grote kunnen worden besteld. Is een auto op, dan wordt hij gerecycled in de fabriek.

Verre toekomst

Mooie plannen, maar zo’n toekomstbeeld van een circulair Nederland in 2050 is nog ver weg. Er zijn wel tussentijdse doelen voor ‘productgroepen’ zoals kunststof, maar het is onbekend wat de effecten zullen zijn en of die haalbaar zijn, staat in het nationale programma van vrijdag. Volgend jaar wil het kabinet besluiten nemen over concrete circulaire doelen voor 2030.

Voorlopig blijft het algemene streven halvering van ‘abiotische’ grondstoffen per 2030, zoals grind en zand, metalen, aardgas en olie. Maar hiermee loopt Nederland achter op de eigen doelstelling. Het gebruik van de meeste grondstoffen is niet gedaald, meldde het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) vorige week in een tweejaarlijkse rapportage. In feite is er nog „nauwelijks vooruitgang” geboekt.


Lees het artikel Hoe maak je een circulaire telefoon, fiets, tapijt, tv en bureaustoel? Vijf bedrijven vertellen

„Dit is niet iets wat je even tussen de soep en de aardappelen door doet”, reageert staatssecretaris Heijnen. „Het realiseren van een circulaire economie vraagt een totale manier van omdenken, een totale systeemverandering. Dat doe je door stap voor stap goede, haalbare, uitvoerbare afspraken te maken.”

Nederland was in 2016 een van de eerste landen met rijksbrede, vastgelegde ambities, zo staat in het nationale programma van vrijdag. Maar tussen het kabinet-Rutte II en Rutte IV zijn dus weinig stappen gezet om een volledig kringloopland te worden. Het wordt een „leerfase” van vrijwilligheid en kleinschalige experimenten en pilots genoemd.

Had het geen prioriteit? „Wat mij opvalt, is dat de circulaire economie in het coalitieakkoord een hele prominente rol heeft gekregen”, zegt Heijnen. „Prachtig, maar wat je aan de andere kant ook ziet, is dat het budget dat ervoor gereserveerd is heel beperkt is.”

Ze vraagt aan haar woordvoerder wat het precies is: op de totale rijksuitgaven van 395 miljard euro voor dit jaar is dat 69 miljoen euro, wat vooralsnog daalt naar 51,5 miljoen.

Dat haalt het niet bij bijvoorbeeld de 24,3 miljard euro tot 2035 voor de transitie van de landbouw. Klopt, zegt Heijnen, maar dat miljardenbudget is óók bedoeld om te komen tot ‘kringlooplandbouw’, waarbij natuur en landbouw in balans zijn. Een nieuw verdienmodel voor boeren zit bijvoorbeeld in biobased bouwmaterialen, zegt het kabinet. „Zoals lisdodde, een grassoort om huizen mee te isoleren.”

Het doel van een circulaire economie zit middenin een politiek krachtenveld. Het kan alleen een succes worden als meerdere ministers financieel en bestuurlijk bijdragen. Zoals Hugo de Jonge (Volkshuisvesting, CDA), die de bouwsector moet aanjagen te verduurzamen.

Heijnen: „Uiteindelijk wil ik graag dat collega-ministeries bij hun aanbestedingen en manier van beleid maken veel meer vanuit de circulaire gedachte gaan werken.”

En wettelijke verplichtingen voor bedrijven liggen voor een minister als Rob Jetten (Klimaat en Energie, D66) anders dan voor bijvoorbeeld Micky Adriaansens (Economische Zaken en Klimaat, VVD). „Rob is natuurlijk heel happy met bepaalde voorstellen”, zegt Heijnen. „Micky kijkt natuurlijk ook goed naar: wat is de impact op het bedrijfsleven?”

‘De turbo erop’

De meeste „richtinggevende en dwingende maatregelen” is het kabinet nog aan het verkennen. Het nationale programma van vrijdag schetst wel dat de overheid het tijd vindt voor „sterke regie”.

„Schaalvergroting”, zegt Heijnen. „De turbo gaat erop.”

Het kabinet denkt daarbij aan prijsmaatregelen, wettelijke normen en subsidies. Die moeten zowel producenten als consumenten aanzetten tot andere, duurzame keuzes. Heijnen: „Ik zeg niet dat iedereen ineens als een heilige moet gaan leven. Maar we moeten het wel op een slimmere manier gaan doen.”

Ik wil niet dat bedrijven hun productie verplaatsen naar elders, omdat wij als enige het braafste jongetje van de klas willen zijn

Tegelijkertijd wil Heijnen ondernemers niet „onnodig veel eisen” opleggen. „Ik wil niet dat bedrijven hun productie verplaatsen naar elders, omdat wij als enige het braafste jongetje van de klas willen zijn.” In Europa pleit Nederland daarom, waar mogelijk, voor een gelijk speelveld met internationale afspraken over circulaire maatregelen.

Een van de principes is ‘uitgebreide producentenverantwoordelijkheid’ (upv) of gewoon: ‘de vervuiler betaalt’. Steeds meer producenten moeten zelf zorg dragen voor de inzameling en recycling van hun artikelen. Er geldt al zo’n wettelijke verplichting voor bijvoorbeeld producenten van auto’s of batterijen.

Het kabinet onderzoekt nu de invoering hiervan voor meubels (voor 2030), landbouwfolie en vloerbedekkingen. Sinds dit jaar geldt ook zo’n verplichting voor wegwerpplastic, textiel en verpakkingsafval van kantoren, winkels en dienstverlening. In 2026 moet het ook gelden voor luiers en incontinentiematerialen: jaarlijks 400 miljoen kilo aan afval, waarvan 15 miljoen wordt gerecycled en de rest verbrand.

Heijnen: Dat zijn de grote klappers die je kunt maken.”

Het grootste aandeel van het Europese gebruik van plastic bestaat uit verpakkingen (40 procent). In 2030 moet het aantal (wegwerp)verpakkingen daarom zijn gehalveerd. Dat geldt ook voor het gebruik van fossiele grondstoffen voor het maken van kunststof.

Het kabinet wil op termijn een verplicht percentage recyclebare grondstoffen in producten. Deze nieuwe norm moet het eerst worden ingevoerd bij textiel, verpakkingen en elektrische apparaten. Het kabinet laat eerst onderzoeken welke percentages realistisch zijn.

Ook onderzoekt het kabinet op landelijk en Europees niveau hoe verkopers verplicht kunnen worden steeds meer tweedehands producten aan te bieden, onder meer kleding. Er komen experimenten om circulaire bedrijfsplannen, en de verkoop van tweedehands en gerepareerde producten te „normaliseren”.

Het deelgebruik van producten zal ook gestimuleerd worden, zegt Heijnen. „Ik zeg niet dat iedereen zin heeft om de grasmaaier met zijn buurman te delen. Als je kijkt naar mensen van veertig plus, als ik naar mezelf kijk: ik wilde echt een eigen auto hebben. Als je dat zegt tegen iemand van twintig, die kijkt je dan echt aan alsof je het niet begrepen. Bij die generatie is autodelen al de normaalste zaak van de wereld.”

Nog dit jaar komt er een ‘reparateursregister’ voor elektrische en elektronische apparaten, zodat consumenten meer spullen laten repareren. In 2030 wil het kabinet een landelijk netwerk van „ambachtscentra” voor reparatie en recycling, een samenwerking van milieustraten, kringloopwinkels en reparatiewerkplaatsen. Hier moeten ook mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt aan de slag kunnen.

Zelf moet de overheid in 2030 „veel meer” circulair inkopen, van bureaus en stoelen, tot bruggen, wegen en waterwerken. Onbekend is hoeveel „veel meer” is. Nederlandse overheden besteden samen jaarlijks ruim 85 miljard euro aan producten, werken en diensten, zegt Heijnen. „Dat moet een enorme aanjager worden voor de systeemverandering.”

Er zijn wel grote, private investeringen nodig in de circulaire economie, en dat is vooralsnog een probleem, zegt Heijnen. „Het systeem is er nog niet helemaal klaar voor. Investeerders in Nederland zijn vrij conservatief. Degenen die nu investeren in onze circulaire bedrijven, zijn vooral mensen uit Silicon Valley of Londen: durfkapitalisten. Onze pensioenfondsen en grote banken zijn nog wat zoekende.”

Bermpaaltjes en beschoeiing

Internationaal gezien doet Nederland het niet slecht – al is van de grote circulaire ambities van het kabinet nog weinig terechtgekomen. Vooral met afval inzamelen, sorteren en recyclen loopt Nederland voor op veel andere landen. Nederland produceert jaarlijks ongeveer zestig miljoen ton afval, waarvan bijna 80 procent wordt gerecycled.

Dat klinkt als heel veel, maar het gaat vooral om ‘laagwaardige’ recycling. Van afvalplastic worden bijvoorbeeld bermpalen of beschoeiing voor kanalen gemaakt. Een „neerwaartse spiraal”, zegt het PBL. Van petflessen worden wel bijvoorbeeld weer nieuwe petflessen gemaakt, dat is hoogwaardige recycling.

Heijnen: Wat je wilt, is via recyling hoogwaardige grondstoffen uit afval halen, waarvan je ook hoogwaardige producten kunt maken. Bermpaaltjes heb je op een gegeven moment ook wel voldoende.”

Dit jaar onderzoekt de overheid de „(on)mogelijkheden” voor een landelijke standaard in afvalscheiding- en inzameling. Als meer afval beter wordt gesorteerd, kan het ook beter gerecyceld worden.

Sinds 1970 is het grondstoffengebruik wereldwijd verdrievoudigd, en tot 2060 zal dit nog eens verdubbelen door de groei van de bevolking en de welvaart, is de verwachting. Een volledig circulaire wereld in 2050 kunnen we wel vergeten.

Lux et Libertas
Lees het commentaar Het moet met minder. De aarde vraagt er om

Veranderingen komen pas tot stand als de „urgentie en pijn echt wordt gevoeld”, staat in het nationale programma. De noodzaak zal in Nederland en daarbuiten steeds duidelijker worden, zegt Heijnen.

Er is aan de ene kant de klimaatverandering met de zeespiegelstijging, plus de aantasting van de natuur en de biodiversiteit. Aan de andere kant zullen grondstoffen schaarser en duurder worden, wat de mondiale geopolitieke strijd om grondstoffen verder zal versterken.

„Wij willen graag dat iedereen versneld in elektrische auto’s gaat rijden”, noemt Heijnen als voorbeeld. „Daarom hebben we veel batterijen voor auto’s nodig, en lithium voor die batterijen. Maar iedereen wil lithium hebben, dus waar halen we al dat lithium vandaan?”

Uit mijnen en zoutmeren, maar bijvoorbeeld ook uit oude accu’s en batterijen. Heijnen: „Sommige landen zijn zich er goed van bewust dat afval waardevolle grondstoffen bevat. China bijvoorbeeld heeft een actieve grondstoffenstrategie. Daarom zijn wij er hier in Europa ook meer mee bezig.” In Nederland heeft het kabinet net een nieuwe grondstoffenstrategie aan de Tweede Kamer gestuurd.

Wat helpt, wat Nederland moet gaan doen, is technische kennis delen met het buitenland, zegt Heijnen. „Want wij leven op een postzegel. Als wij in Nederland 100 procent circulair zijn, is dat fantastisch. Maar ik heb nog liever dat India of Indonesië of Amerika dat zijn.”