Spijt van de swastika op je rug

De eerste tatoeage die Steven liet zetten was een portret van een SS-soldaat, op z’n kuit. Hij was toen zeventien. Hij wilde de wereld laten zien hoezeer hij geloofde in de idealen van het nationaal-socialisme. Hij had er geen enkel probleem mee zo door het zwembad te lopen.

Het was begonnen met muziek, vier jaar eerder, rond de eeuwwisseling. Hij groeide op in een dorp in deelstaat Thüringen, in de voormalige DDR, waar de jeugdcultuur werd vormgegeven door bomberjacks en gevechtslaarzen, rondhangen op het dorpsplein en bier drinken. Hij ruilde cassettebandjes en cd’s uit met klasgenoten, en op sommige ervan stonden nummers met extreemrechtse teksten. Wie er tegen de muur moesten worden gezet, wie er moesten hangen. Dat fascineerde hem. De teksten beloofden een betere wereld, als jíj, luisteraar, maar in actie kwam. Steven zag zichzelf al verwikkeld in een eindstrijd om het Duitse volk, de natie, het ras.

Zijn moeder had het niet in de gaten, ook niet toen hij haar meenam naar een winkel voor een paar Dr. Martens-schoenen met stalen neuzen, een bomberjack van Harrington – merken die neonazi’s vaker dragen – en een Ku Klux Klan-hoodie.

Het was pas later, tijdens een vakantie met het gezin, toen ze in een opwelling de koptelefoon van zijn Discman pakte en opzette. Toen begreep ze het pas.

Foto’s Jakob Ganslmeier

Twee docenten van Steven probeerden met hem te praten. Hij was niet de enige rechts-extremist in de klas, laat staan op school. Er werden schoolprojecten aan gewijd, maar dat maakte het voor hem alleen maar interessanter. En dat die leraren zich zorgen maakten, kon hij zichzelf goed uitleggen: zij vertegenwoordigden de staat, en dus ook de wetten en de meningen die door de geallieerden waren opgelegd.

Ook zijn ouders maakten geen schijn van kans. Alleen zijn overgrootmoeder drong enigszins tot hem door. Ze vertelde over de Kristallnacht, over een Joodse vrouw in een naburige stad die aan haar haren het huis uit gesleurd was. Over de oorlog, over de voet van een van haar vriendinnen, achtergebleven in een schoen na een bombardement.

Maar hij rechtvaardigde het, Steven, hij wilde het zo graag rechtpraten. Hij zei tegen zijn overgrootmoeder dat de Duitsers zo goed als gedwongen waren oorlog te voeren. Hij spijt hem, nu, terugkijkend, hoe onverschillig hij tegen haar deed.

Steven zag zichzelf al verwikkeld in een eindstrijd om het Duitse volk

Een vriend had hem geïntroduceerd bij een groep die zichzelf een ‘kameraadschap’ noemde en elke vrijdagavond samenkwam in het stadje Zella-Mehlis, ook in Thüringen.

Hij werd er met open armen ontvangen en voelde zich meteen thuis. Deze mensen déden iets, ze hingen niet alleen maar op het dorpsplein om bier te drinken en muziek te luisteren. Ze gingen naar demonstraties, wisselden politieke teksten en ideeën uit en gaven lezingen, bijvoorbeeld over hoe de beruchte SS-Sturmbrigade Dirlewanger tijdens de Tweede Wereldoorlog tekeerging. En ze bespraken wat er in de nabije toekomst moest gebeuren.

Nooit meer zou hij een groepsgevoel ervaren als toen. De gedeelde lotsbestemming, de defensieve strijd waar ze als één in verwikkeld waren. Hij zou voor die mensen sterven als het nodig was.

Steven liep stage als slager, maar was 24 uur per dag, zeven dagen per week een nazi. Als hij aan het werk was, dacht hij erover na: wat moet er nog gebeuren? Ze moesten mensen aan zich binden en zien te behouden, ze moesten een massabeweging op gang krijgen en de wereld op z’n kop zetten.

Foto’s Jakob Ganslmeier

Hij liet meer tatoeages zetten. Op zijn bovenarmen: „Ave et Victoria”, te vertalen als „Heil und Sieg”, een subtielere vorm van Sieg Heil. Op zijn rug: een ronde swastika, als een zonnewiel, waarin hij de eeuwigheid van de nazi-ideologie gesymboliseerd zag.

Aanvankelijk bestond de groep waar hij bij hoorde uit tien mensen, maar ze begonnen samen te werken met andere groepen uit de buurt. Ze hielden demonstraties, drukten pamfletten en organiseerden feesten. Het werd professioneler.

Hij ging zich ook anders kleden. Steven merkte dat hij met witte veters in zijn zwarte gevechtslaarzen – scene code voor: ik ben een neonazi – mensen alleen maar bang maakte. Als hij benaderbaarder wilde worden, zodat mensen met hem wilden praten en hij ze kon overtuigen, moest hij uiterlijk niet te onderscheiden zijn van iemand uit de middenklasse. Hij trok een overhemd of polo aan en liet zijn haar een beetje groeien. Hij werd straight edge – geen alcohol, geen sigaretten of drugs, veel sporten – vanuit het idee dat een gezonde, gedisciplineerde Duitse geest alleen kan gedijen in een gezond Duits lichaam.

Exit Deutschland

De ommekeer kwam niet van de ene op de andere dag. Hij weet dat het voor anderen zo werkte, maar bij Steven was zo’n sleutelmoment er niet. Er was geen ochtend dat hij wakker werd, een lampje aanknipte en dacht: niet meer.

Jarenlang had hij uitsluitend literatuur uit rechts-extremistische hoek gelezen. Tot hij bedacht dat hij de ‘vijandelijke’ werken ook wilde lezen. Niet om het te begrijpen, maar om het te ontmantelen. Hij las onder meer de geschriften van Karl Marx, en had al snel door dat wat daar stond niet dom was.

Maar het was niet zo dat zijn wereldbeeld instortte. Het werd stukje bij beetje gerenoveerd met wat hij las of meemaakte. Er was die keer dat iemand de groep verliet en hij anderen hoorde zeggen: we weten waar hij woont, we spijkeren de deur dicht en gooien een molotov-cocktail door het raam. Het werkte hem meer en meer op de zenuwen dat mensen klakkeloos „Damals wie heute, Hitler-Leute” riepen bij demonstraties, of thuis foto’s van de Führer aan de muur hadden hangen.

Er was geen ochtend dat hij wakker werd, een lampje aanknipte en dacht: niet meer

Steven nam contact op met Exit Deutschland, een ngo die mensen helpt als ze de rechts-extremistische beweging willen verlaten. Want eenvoudig is dat niet: je gooit niet alleen je politieke ideeën overboord, maar je hele dagelijkse leven. Je verbreekt vriendschappen, je krijgt doodsbedreigingen van mensen die je tot je kameraden rekende. Sommigen moeten emigreren of hun naam veranderen.

Hij sprak af met iemand van Exit Deutschland in Berlijn en voelde na dat gesprek dat er een last van zijn schouders was.

Maar het proces van uittreden was lang en pijnlijk, het heropbouwen van een zelfbeeld, het onder ogen komen van wat hij zichzelf en anderen had aangedaan. Hij was twee, drie jaar lang depressief.

Foto’s Jakob Ganslmeier

Wat overbleef, waren de tatoeages. Dus die liet hij weghalen, die fysieke herinneringen aan waar hij bijna tien jaar lang in geloofd had.

Er kwamen littekens voor in de plaats.

Teruggaan naar de rechts-extremistische scene is uitgesloten, zegt Steven, inmiddels halverwege de dertig. Maar het beangstigt hem dat hij zichzelf nooit meer helemaal zal kunnen vertrouwen.

Fotograaf Jakob Ganslmeier, al langer geïnteresseerd in deradicalisering, kwam in 2016 in contact met Exit Deutschland. Hij wilde weten: hoe neem je afstand van iets dat zich zo lang in je gemanifesteerd heeft? Casemanager Fabian Wichmann vertelde hem over de tatoeages die ex-neonazi’s vaak hebben en hoe moeilijk het voor ze is om een tattoo-studio te vinden die bereid is eroverheen te tatoeëren, of een laserstudio die ze wil verwijderen. Waarna Ganslmeier op het idee kwam daar een fotoserie over te maken. Over het fysiek pijnlijke proces van een tattoo die weggehaald wordt en hoe dat samengaat met het mentaal pijnlijke proces van deradicalisering.

Exit Deutschland werd opgericht in 2000 en hielp inmiddels zo’n 950 mensen afscheid te nemen van rechts-extremisme en een nieuw leven op te bouwen. Jakob Ganslmeier fotografeerde elf van hen – negen mannen, twee vrouwen – en interviewde er acht. Onder hen ook Steven.

Foto’s Jakob Ganslmeier