„Als je een tribuut wil bouwen voor de mijnwerkers dan moet het niet voor een kwartje,” vertelt Huub Stapel op de repetitiedag van Het Geluk van Limburg in Kerkrade. Op het podium is links de woonkamer van mijnwerkersfamilie Vincken, en zijn rechts de mijnen. In het midden staat de cast dansend en zingend met aan weerszijden twee cameralieden die hun danspasjes volgen. Hele scènes worden à la minute in elkaar te gefabriceerd en geprojecteerd op het scherm dat achter hen hangt. „Het is een heel technisch verhaal,” zegt Pieter Kuijpers, één van de regisseurs van het spektakelstuk.
Het Geluk van Limburg, naar het boek van schrijver en journalist Marcia Luyten en met een theatertekst van schrijver Frans Pollux, vertelt het verhaal van de opkomst en de ondergang van de Limburgse mijnbouw in de periode 1900-1970. Tegelijk volg je de mijnwerkersfamilie Vincken waar grootvader Huub Vincken (Huub Stapel) na het sluiten van de mijnen terug kijkt op zijn leven. Huub start als jongeman met zijn vriend Emil in de mijnen als koempel [mijnwerker]. Hij trouwt met Barbara (Magtel de Laat) en samen krijgen ze een kind. In de raamvertelling vertelt Huub over zijn leven aan zijn tienerkleinzoon Sjefke.
„De ontwikkeling van de industrie loopt parallel aan de fases in een mensenleven”, vertelt Servé Hermans, die samen met Kuijpers het stuk regisseert. „Je ziet Barbara en Huub een eerste huisje kopen, een kind krijgen, ruzie krijgen, scheiden. Je ziet iemand met een bak bami aan de keukentafel in zijn eentje wegvegeteren en dan sluit ook nog de mijn waarin hij gewerkt heeft. Dat vind ik ongelofelijk ontroerend.”
Stapel, Kuijpers en Hermans groeiden op in Limburg. Ze kennen de verhalen van de mijnbouw goed, ook al heeft niemand van hen direct met de mijnbouw te maken gehad. Zo groeide Stapel op in Tegelen, waar geen mijnbouw was, maar hij herinnert zich de bussen die in alle vroegte langs Tegelen reden om mijnwerkers op te pikken. „De mijnen waren nooit ver weg,” vertelt hij. Ook Hermans, opgegroeid in Maastricht, voelt een diepe band met de provincie. Hij maakte al eerder theater over Limburg zoals Dagboek van een Herdershond (2022) en Het was Zondag in het Zuiden (2023-2024) over de watersnoodsramp in 1993 met Toneelgroep Maastricht. Het Geluk van Limburg is een co-productie met dat gezelschap.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data135200025-716936.jpg|https://images.nrc.nl/pHXoy1FVByA9-WOt3SIHgW1ZOQ4=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data135200025-716936.jpg|https://images.nrc.nl/aGXOOWxEBntnVvSTWFc-7snLfw4=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data135200025-716936.jpg)
Huub Stapel in ‘Het Geluk van Limburg’ Foto: Annemieke van der Togt
Volgens Hermans zijn de mijnen ‘identiteitsbepalend’ voor Limburg. „De mijnen zitten heel diep. Bij de reünieconcerten van Carboon, die liederen maakten over het koempelschap, heb ik nog nooit zo veel mensen zien huilen.” Mijnbouw ging verder dan alleen werkverschaffing: de mijnbazen en de katholieke kerk bemoeiden zich met het publieke leven. Hermans: „Als boer had je nooit vrij, maar als mijnwerker heb je een sjichts [ploegendienst]. Dan heb je vrije tijd en dat was een gevaar voor de samenleving. Want wat gingen die mannen doen als ze klaar waren? Te veel naar het café, achter de vrouwen aan. Je zag hier dat de staatsmijnen zich met elk aspect van het leven gingen bemoeien. Duivensportvereniniginen oprichten, fanfares, gezellehuizen voor gastarbeiders, Zo werd het leven planmatig ingericht.”
Werken in de mijnen was uiterst gevaarlijk, maar nadat de mijnen gesloten waren, bleef de romantiek van het mijnwerk hangen bij oudmijnwerkers, vertelt Kuijpers die uit Tegelen komt. „Je deelt de angst. Er is enorme herrie, het is vochtig, donker, er zijn muizen. Alles wat je erover leest is dat het verschrikkelijk werk was, maar ook dat er een enorm gevoel van kameraadschap was.”
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data135200052-4c46c8.jpg|https://images.nrc.nl/LSdFswCMZ73gDmZP6D6cznMBU4k=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data135200052-4c46c8.jpg|https://images.nrc.nl/0AZjY-qKY84qUk0NYHeuJ5bYYAM=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data135200052-4c46c8.jpg)
Scène uit ‘Het Geluk van Limburg’ Foto: Annemieke van der Togt
Hermans en Kuijpers willen hoe het was in de mijnen overbrengen door film en theater te combineren. Kuijpers, bekend regisseur en producent van onder andere Nemesis (2024) en Van God Los (2003), denkt dat film iets kan toevoegen. „Onder de grond willen we dat je de benauwdheid van de mijnen voelt. We halen echt alles uit de kast.”
Het is geen typische musical maar eerder muziektheater, vertelt Hermans. Bij het grote dansnummer ‘Alles wordt beter!’ komen de musical elementen samen. Buddy Vedder in de rol van mijnbaas Van Zuylen danst samen met het ensemble energiek, terwijl de familie Vincken op de achtergrond erbij staat. Stapel veinst de pasjes nog niet helemaal te kennen en levert een eigen variatie op de strakke choreografie van Martin Michel. „Hij doet het er om hoor,” zegt Hermans tegen zijn collega’s.
Naast dansen zal Stapel ook zingen in het stuk. „Ik heb een vader gehad die ons meerstemmig leerde zingen, zodat we als familie samen konden zingen. Ik kon eerder zingen dan acteren, maar ik heb het zingen nu een beetje overgelaten aan de rest. En als ik zing, dan met die moeilijke ademhaling”, vertelt Stapel. Net als vele andere koempels heeft Stapels personage Huub longproblemen waardoor zingen moeilijk gaat.
Limburg is belangrijk voor Stapels carrière: „De eerste tien jaar van mijn carrière vertaalde ik alles in het Limburgs voordat ik wist hoe ik het moest zeggen. Nu is de cirkel rond. Dit is alsof je een oude jas aantrekt.” Eerder speelde hij in Twente mee in Hanna van Hendrik, over een boerenfamilie in Twente. „Dat het kleine familieverhaal zo universeel was dat het hele land kwam kijken… Dat bewijst gewoon dat mensen echt komen kijken als het reguliere theater naar de mensen toekomt. Ook thematisch.”
Het stuk is doordrenkt met Limburg, toch moet iedereen erheen kunnen, zegt Hermans. Daarom wordt het stuk niet in het Limburgs opgevoerd. Dat weerhoudt Stapel er niet van om levensadvies te geven in het Limburgs: „Vergaet noëit waose vanaaf kumps [Vergeet nooit waar je vandaan komt]”.
