N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Recensie Muziek
Tippelende Rusalka Een visueel spectaculaire nieuwe productie van Dvoraks sprookjesopera ‘Rusalka’ besluit het seizoen van De Nationale Opera. De decors en het vlammend spel van het Concertgebouworkest zijn niet te missen, maar ontroering wil niet ontstaan.
Vergeet de ophef over de nieuwe Disneyfilm The Little Mermaid: bij De Nationale Opera is Dvoráks sprookjesopera Rusalka, gebaseerd op o.a. dezelfde Kleine zeemeermin, nog controversiëler.
Het Duits-Oostenrijkse regieduo Philipp Stölzl en Philipp M. Krenn maakt van de meerminachtige Rusalka een aan heroïne verslaafde sekswerker in het Hollywood van de jaren vijftig. Met haar medenimfen tippelt ze op de stoffige stoep voor de peepshow en de ergens toch nog gezellig ogende buurtbioscoop, waar The Prince and the Mermaid draait. En in die prins verliest Rusalka zich natuurlijk. De strak bekaakte held van het witte doek is een ware prins van onze tijd, en wat hij ís-ie aantrekkelijk in zijn hagelwitte marine-uniform bij suikerspinkleurige zonsondergang. Als een waterwezen dan toch voor een landrat moet vallen, laat het dan een kapitein zijn.
Visueel spektakel, humor, zinderend orkestspel en goede zangers: seizoensafsluiter Rusalka heeft veel in zich om het te schoppen tot publieksfavoriet. Metershoge gebouwen klappen vernuftig omhoog en opzij. Zo kun je ook meegluren in de kelder van toverheks Jezibaba (hier nagel-, haar- en ‘plastisch’ styliste ‘Jezi’ – een charismatische rol van mezzo Raehann Bryce-Davis) en op de filmset van The Prince and the Mermaid. Daar tref je dan weer roterende Efteling-waterlelies, een Grease-auto, een koddig matrozenballet én dameskoor in Esther Williams-badpakjes. Om van de 19de-eeuwse sprookjesopera een aantrekkelijke moderne parabel te maken, ging geen berg te hoog.
En toch mis je iets. Bewondering voor het rijke decor en behoorlijk goed aansluitende regieconcept willen maar niet transformeren in écht meeleven met de personages en hun droeve lot. De personages blijven stereotypen. Voor een deel ga je wel mee in hun motieven. Je snapt waarom Rusalka naar heroïne grijpt, waarom ze betoverd raakt door de filmwereld van make-believe. Je wordt zelfs verleid tot enige sympathie voor haar make-over tot Marilyn Monroe-vamp met puilende siliconenborsten: alle dromen hebben een prijs, tenslotte. Maar echte ontroering laat zich maar niet losroeren. Zelfs dé evergreen van Rusalka, het onder flikkerende bioscooppeertjes gezongen Lied van de Maan, blijft op afstand.
Extra complicatie is dat sopraan Johanni van Oostrum (Rusalka) goed zingt, maar dat haar stemgenoot Annette Dasch als liefdesconcurrent vocaal een diepere snaar raakt. Tenor Pavel Cernoch is merkbaar vertrouwd met het materiaal en hij speelt en oogt als een volmaakt geloofwaardige, soepele ideale filmheld. Maar vocaal mis je ondanks snikjes in het hoge register iets aan verleidingskracht, zelfs in de ‘aria van de prins’.
Dvoráks muziek is verrukkelijk in de mix van Boheemse dansen en Wagneriaanse woelingen. In samenwerking met het Concertgebouworkest geeft de 37-jarige Duitse dirigent Joana Mallwitz al die eigenschappen een gloedvolle én kraakheldere benadering. Aanvankelijk mis je langlijnige lyriek. Maar gaande de voorstelling besef je: Mallwitz doseert de passie – met het orkest – op sublieme wijze. Speciale vermelding verdient harpiste Saskia Rekké, die met daadkrachtige arpeggio’s een wereld van verlangen oproept.
Maar verlangen, daar blijft het bij. De nimf wordt bedrogen, de prins krijgt spijt. Wat rest, zijn de illusies van het witte doek. In plaats van te sterven, verdwijnt de prins – al schommelend op zijn suikerige filmset – uit beeld. Dat is een mooi, tijdloos beeld. Achter de goorste stenen muren leven de dromen voort.