Sopraan Axelle Fanyo: ‘Ik miste expres concoursen, zodat ik niet op zou vallen als talent’

Sopraan Axelle Fanyo: „Als Jessye Norman het kon, kon ik het misschien ook wel.”


Foto Capucine de Chocqueuse

Interview

Axelle Fanyo De Franse sopraan Axelle Fanyo (33) ziet dat er in tien jaar veel is verbeterd voor zwarte artiesten. Maar wat maar niet verbetert is de smaak van Nederlandse kaas. „Sorry, dat móést ik even gezegd hebben.”

De Parijse Axelle Fanyo (33) zingt klassiek, lied en opera, maar zo is ze niet begonnen. Toen ze vijf was, drukte haar moeder haar een viool in de handen omdat er voor haar moeder niets mooier was dan een viool. Thuis stond om de haverklap De vier jaargetijden van Vivaldi op. „Ik had pech, want ik bleek talent te hebben”, zegt Fanyo, nog duidelijk geïrriteerd. Want: „Ik háátte vioolspelen. Het is een prachtig instrument, maar niet het mijne. Maar ja, iedereen pushte hè. Mijn moeder, mijn leraar. Want oh wat vonden ze me goed. Ik miste expres concoursen, zodat ik niet op zou vallen als talent. En toen wilde mijn leraar me ook nog aan het zingen krijgen. Pffff, dacht ik.”

En toen zag Fanyo op haar 15de een filmpje op YouTube: „Jessye Norman die op Quatorze Juillet ‘De Marseillaise’ zong, gehuld in een wapperende Franse vlag.” Fanyo’s ogen op het scherm – we beeldbellen – worden groot. „Dat vond ik zó cool.” Het duurde nog even voor ze haar viool definitief aan de wilgen durfde te hangen, maar om de vrijheid van het zingen, door het voelen dat ze zélf een instrument kon zijn, deed ze het op haar 20ste toch. „Oh ja, mijn moeder was pissed, maar ik ben haar eeuwig dankbaar dat ze me van klassieke muziek heeft leren houden.”

Ik kreeg zo’n opvoeding waarin ik vaak moest horen: ‘je bent zwart, dus als je iets wil bereiken, zul je harder moeten werken’

Het is niet toevallig dat de zwarte sopraan Jessye Norman haar zo inspireerde. „Ik kreeg zo’n opvoeding waarin ik vaak moest horen: ‘je bent zwart, dus als je iets wil bereiken, zul je harder moeten werken.’ Maar als Jessye Norman het kon, kon ik het misschien ook wel. Zwarte zangeressen werden mijn rolmodellen. Gelukkig heeft het me verrast hoe makkelijk het me af gaat als zwarte vrouw, en ook nog eens plus sized. Tuurlijk, op concoursen zeiden ze nog wel dat ik bepaalde rollen niet hoefde te zingen ‘omdat dat op een podium toch nooit zal gebeuren’. Fiordiligi bijvoorbeeld, uit Mozarts Così fan tutte, want: ‘waar vinden ze iemand die je zusje Dorabella kan spelen’?” Maar zoiets heeft ze in de echte muziekwereld nog niet meegemaakt. Overal om zich heen ziet ze zwarte artiesten kansen krijgen. Ze somt zo een rijtje zwarte zangers op die ze het afgelopen jaar in de Parijse opera zag. „Het is een goede tijd voor zwarte artiesten. Toen ik aan het conservatorium begon, zat ik er met twee andere zwarte studenten, op vijfentwintig in totaal. Toen ik wegging, waren we met negen. Er is in tien jaar heel veel verbeterd voor zwarte artiesten.”

Heerlijke energie

Nederland en het Concertgebouw kent Fanyo een beetje. Met pianiste Tokiko Hosoya won ze in 2015 het Internationaal Studenten Liedduo Concours in Enschede. Een van de prijzen was een optreden in de kleine zaal van het Concertgebouw. Amsterdam vindt ze „de beste stad van Europa. De stad is mooi, de energie is heerlijk. Alleen hebben jullie geen verstand van eten.” En vooral, ja dat wil ze toch even kwijt, onze kaas haalt het niet bij de kaas in de beste stad van de wéreld: haar eigen Parijs. Daar kunnen we niks aan doen hoor, zegt ze troostend. Kaas is nou eenmaal nergens zo goed als in Frankrijk. Met verlangende handgebaren begint ze kazen op te noemen. „Een goeie geitenkaas! Of camembert, of een goeie comté, of reblochon. Hm! Wat voor de meeste mensen chocola is, is voor mij kaas. Dan ben ik wel jaloers op instrumentalisten hoor. Die kunnen voor een optreden eten wat ze willen. Zangers kunnen alleen rijst of pasta eten, van alle andere dingen krijg je een mond vol speeksel. Zeker van kaas.”

Bijna net zo fijn als de kaas is de enorme muziekcultuur in Parijs. „Er zijn overal recitalkansen voor jonge zangers. Niet alleen voor klassieke muziek trouwens, voor alle soorten muziek. Klassiek is daar gewoon één van.”

Fanyo staat op 16 februari in het Concertgebouw in Amsterdam in de serie ‘Hemelbestormers’. Volgens de website van het Concertgebouw is dat ‘een serie met de nieuwe generatie topmusici die zich presenteren met vernieuwende programma’s’. Zangers in die serie worden uitgekozen door de befaamde liedpianist Julius Drake, met wie Fanyo er net een intensieve zesdaagse repetitieweek in Engeland op heeft zitten.

Moderner

Hoe wil Fanyo klassieke muziek en liedrecitals vernieuwen? „Het moet allemaal wat moderner. Sowieso moeten we oude muziek aan het heden verbinden. Ik vind het bijvoorbeeld belangrijk om flink aanwezig te zijn op sociale media, om klassieke muziek bij zo veel mogelijk mensen te krijgen. Maar ik wil ook altijd levende muziek zingen. Muziek van levende componisten of muziek die tegen jazz en cabaret aan schuurt. Ik wil óók Schubert zingen, maar Winterreise én nog wat andere liederen uit die tijd in één recital?” Fanyo maakt een snurkend geluid. „Winterreise alleen kan niet, die melodieën kent iedereen nu wel.”

Het gesprek loopt even spaak bij de vraag: maar je wilde ook jongeren bereiken? Jongeren kennen de Winterreise toch niet? Fanyo kijkt niet-begrijpend. „Iedereen kent de Winterreise”, zegt ze nog eens, langzamer. Nou, de meeste jongeren in Nederland toch niet hoor. Fanyo blijft stil, en pruttelt dan een tijdje verbaasd. Blijkbaar zijn de grenzen van muziekliefhebberij in Parijs een stuk vager dan in Nederland, concludeert ze uiteindelijk. „Veel jongeren luisteren hier óók klassiek. Bij de opera kun je onder de 28 gratis naar generale repetities. Die zaal zit altijd vol. Vol met jongeren die die opera ook echt kénnen.”

Terug naar het moderne liedrecital. Niet alleen de inhoud, ook de setting zou moderner moeten volgens Fanyo. Maar wat is dan modern? „Ik leef nu, dus ik ben modern! Het hoeft niet groot, hè: een moderne feel zit al in het zien van een zanger met een kapsel dat in de mode is. Of een zanger die gewóón beweegt.”

„Ik experimenteer zingend ook graag met tempo en kleur, de vorm van een stuk. Het klassieke klankideaal, mooi en welluidend zingen, dat drukt het verhaal in een tekst voor mij niet genoeg uit. Als het bij de tekst past, wil ik vies zingen, of nasaal, of fluisteren, of schreeuwen. Ik denk dat het zo moet. Maar let op: je moet mensen zelf de kans geven om bij jou binnen te komen. Uitbundig en met een hoop theater mensen proberen te lokken om naar je te luisteren, werkt nooit.”


Lees ook het interview uit deze serie met klarinettist Jörg Widmann: ‘Miles Davis was belangrijker voor mij dan Beethoven’