N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Recensie
Muziek
Nieuw programma Strijkorkest Amsterdam Sinfonietta werkt samen met de cellist Kian Soltani in een nieuw programma vol zielserupties en virtuositeit.
Hoe voelt het om als solist op, zeg, viool, cello of piano frequent én vaak decennialang dezelfde hoekstenen van het repertoire te spelen? Natuurlijk, je medespelers en omstandigheden zijn voortdurend anders, en door die interactie staat elke noot elke avond in een ander licht. Maar toch. De noten zijn hetzelfde. Zouden er nooit avonden zijn waarop je als solist denkt: hup, daar gaan we weer?
Van cellist Kian Soltani – Oostenrijker met Iraanse roots – kun je je goed voorstellen dat zo’n ‘routine’-gevoel hem wezensvreemd is. Soltani, nu op tournee met Amsterdam Sinfonietta, wil „gewoon lekker zingen met de cello”, zegt hij in het boekje van het programma De laatste Mendelssohn. Maar wat hij doet in Haydns Celloconcert in D is gedurfder dan gewoon lekker. Zijn atletische Haydn – in toon meer zijde dan fluweel – verrast met exotische mini-versierinkjes. Het opmerkelijkste zijn echter de zelfgecomponeerde solocadensen, waarin hij Haydns idioom afschudt als een regenbuitje en verwijlt in lange lyrische en virtuoze exposés. In de laatste cadens laat Soltani zelfs niet alleen Haydns tijd en de klassieke stijl, maar ook het Europees continent los en zweeft – aan een lijntje van één bourdontoon in het orkest – weg met exotische, soms Perzisch aandoende guirlandes. Na de pauze stookt Soltani in twee bewerkingen van Schubert-liederen en Mendelssohns ‘Suleika’ het vuurtje verder weer op. De cello zingt en de romantiek knappert als een vuurtje, maar of je eigen ziel ook een beetje wil gloeien en trillen op gepolijste bewerkingen als deze is een kwestie van smaak en temperament.
Lees ook dit interview met Soltani: Twee jonge cellosterren op het leukste festival
Rukwinden
Strijkorkest Amsterdam Sinfonietta bestaat dertig jaar maar oogt en klinkt nog lentefris. Denk: veel enthousiasme, interactie en oogcontact en aan de voorste lessenaars musici die zich in beweeglijkheid en spel solistisch opstellen. Het resulteert in een levendige uitvoering van C.Ph. E Bachs Sinfonia in G en een vurige versie van Mendelssohns laatste Strijkkwartet nr. 6 (hier voor strijkorkest). De dramatische onrust die als een reeks rukwinden door de strijkergroepen trekt, klinkt hier nóg tumultueuzer; meer snaren, meer onrust. Maar op andere momenten dempt de schaalvergroting het effect juist af. Zo snijdt één viool die het hoog op de toets uithuilt scherper in de ziel dan vijf, en is – logisch – een ensemble van ruim twintig musici ook minder wendbaar. Maar aan de inzet van het spel doet dat niets af.