N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Was de burgeroorlog in Soedan, die vorige maand losbarstte, te voorkomen? Wanneer conflicten vooral voortvloeien uit dieperliggende interne tegenstellingen – etnisch, religieus of economisch – is het moeilijk er van buitenaf vat op te krijgen. Die les hebben we geleerd. Internationale bemoeienis bestaat dan vooral uit humanitaire hulp. En VN-vredesoperaties, als ze al plaatsvinden, krijgen een beperkt mandaat: bescherm slachtoffers en probeer de situatie te stabiliseren, zodat conflictpartijen zelf een politieke oplossing kunnen zoeken. Maar hoe beperkt die ambitie ook is in vergelijking met dertig jaar geleden, de resultaten zijn gering. Steeds meer landen in Afrika en Azië worden door interne geweldsconflicten geteisterd. De aantallen slachtoffers en vluchtelingen nemen schrikbarend toe.
Ook Soedan is, sinds het in 1956 onafhankelijk werd, getroffen door diepe tegenstellingen. De burgeroorlog tussen Noord en Zuid maakte honderdduizenden slachtoffers. Hij werd in 2012 beëindigd met het uitroepen van Zuid-Soedan tot zelfstandige staat. De genocide in Darfur, kort na het begin van deze eeuw, is nog geen geschiedenis. In heel Soedan, Noord en Zuid, maken etnische conflicten nog steeds slachtoffers. Tegenstellingen tussen islamitische fundamentalisten en anderen worden scherper. De afstand tussen de bevolking in de Nijldelta en daarbuiten neemt toe. De economische ongelijkheid wordt groter. Jongeren zien steeds minder perspectief.
Maar de strijd tussen het leger van president Abdel Fattah al-Burhan en de milities van Mohamed Hamdan Dagalo (alias Hemedti) gaat vooral om de macht en de controle over de rijkdommen van het land. Andere tegenstellingen werden ondergeschikt gemaakt aan de belangen van het leger en de paramilitairen. Maar terwijl de onderliggende tegenstellingen van buitenaf niet gemakkelijk beïnvloed kunnen worden, had de buitenwereld wel de mogelijkheid om de huidige brute machtsstrijd te voorkomen. Dat is nagelaten.
Te paard en per kameel
Toen in 2003 in Darfur een opstand uitbrak tegen het regime in Khartoem poogde president Bashir, die in 1990 via een militaire staatsgreep aan de macht was gekomen, de guerrilla te verslaan door milities in te zetten van Arabische stammen. Het leger kon het niet alleen af. Veel militairen waren zelf uit Darfur afkomstig en niet bereid all out te gaan. De milities wel. Zij kregen carte blanche en maakten geen onderscheid tussen rebellen en ongewapende burgers.
Het leger werkte met hen samen door bombardementen uit te voeren. De bevolking vluchtte in paniek en viel ten prooi aan achtervolgers te paard en per kameel. Dorpen werden in brand gestoken en van de kaart geveegd. Direct daarna verdwenen de milities als sneeuw voor de zon, tot een volgende aanval. Vierhonderdduizend mensen kwamen om. Twee miljoen anderen vluchtten naar kampen in Darfur en Tsjaad, over de grens. Ze werden opgevangen door de VN en hulpverleners, maar waren er niet veilig.
Bashir en zijn voorgangers hadden diezelfde tactiek al eerder toegepast, in de strijd tegen het Zuiden. Het was een beproefde methode en het kostte Khartoem weinig. De milities mochten naar believen roven en plunderen. In Darfur stonden zij bekend als de Janjaweed: ‘Duivels met een paard en een geweer’. Zwaardere wapens hadden zij niet nodig om vrouwen, kinderen en ongewapende oudere mannen om te brengen. Grote delen van Darfur werden etnisch ‘gezuiverd’.
Dorpen werden in brand gestoken en van de kaart geveegd
De internationale ophef over de genocide was groot. Toenmalig secretaris-generaal van de VN, Kofi Annan, onderhandelde persoonlijk met Bashir in Khartoem en bereikte een akkoord. De Janjaweed zou worden ontwapend. Maar dat gebeurde niet. De Veiligheidsraad protesteerde, maar trad niet op. Het moorden ging door. Onderhandelingen tussen de regering en de rebellen resulteerden in een vredesakkoord, maar dat hield geen stand. Het leger viel dorpen aan waarvan het vermoedde dat de dorpelingen onderdak gaven aan rebellen, ook al hielden de inwoners zelf zich wel aan het bestand.
De internationale verontwaardiging over het optreden van de Janjaweed en het leger kreeg geen vervolg. Bashir werd gesommeerd door het Internationale Strafhof in Den Haag. Hij kwam niet. Als hij een ander land zou bezoeken, was dat verplicht hem te arresteren. Dat gebeurde niet. Hij bezocht Qatar, ontmoette daar de nieuwe VN secretaris-generaal Ban Ki Moon, die ermee volstond hem vriendelijk de hand te schudden. De Veiligheidsraad hield zich stil om de instemming van Bashir met de komende onafhankelijkheid van Zuid-Soedan niet in gevaar te brengen.
Het regime kwam overal mee weg. De Janjaweed ook. Diplomatieke druk was minimaal. Politieke druk bleef uit. Economische sancties eveneens. De wapenhandel floreerde. De Janjaweed werden omgevormd tot Rapid Support Forces (RSF). De voormalige genocide-plegers kregen steun van de Europese Unie om de grenzen van Soedan te bewaken en vluchtelingen tegen te houden die via Tsjaad en Libië naar Europa wilden trekken. Brusselse hypocrisie ten top.
Golfstaten springen in het gat
In 2018 kwamen burgers in opstand tegen het regime. Voor het eerst sinds dertig klonk een luide roep om democratie. Bashir werd gevangen gezet op beschuldiging van corruptie – niet van oorlogsmisdaden. De nieuwe heerser Burhan beloofde mee te werken aan de vorming van een burgerregering. Die kwam er even, maar werd twee jaar later met vereende krachten door de militairen en de RSF weggestuurd. De Janjaweed-nieuwe-stijl hervatte de samenwerking met het leger. Men kwam overeen de milities in het leger te integreren, maar ze hadden inmiddels zoveel wapens en geld dat zij zich sterk genoeg voelden zich daartegen te verzetten. Dat was het begin van deze burgeroorlog.
De burgerbevolking had het nakijken en werd geslachtofferd. De buitenwereld had voor de zoveelste keer opzij gekeken. Buitenlanders werden in allerijl opgehaald, net als in Afghanistan, Rwanda en Vietnam. Het staat in schril contrast met de behandeling door de EU van Afrikaanse, Arabische en Aziatische vluchtelingen die aan oorlog, onderdrukking en genocide proberen te ontkomen.
China, Rusland, Egypte, Saoedi-Arabië en de Golfstaten springen in het gat dat Europa achterlaat. De EU mist een visie op Soedan en andere landen in de regio. Daar gaat het net zo slecht. In Tsjaad was het onrustig, in Ethiopië werd nog dit jaar oorlog gevoerd. Eritrea en Egypte worden geregeerd door dictators. Somalië wordt gegijzeld door de terreurgroep Al-Shabab. In Oeganda neemt onderdrukking van andersdenkenden toe. Oost-Congo en de Centraal Afrikaanse Republiek zijn een prooi voor krijgsheren. Libië valt uiteen.
Europa heeft het druk met zichzelf. De problemen zijn inderdaad groot. Maar wie wegkijkt van de problemen over de grens wordt probleem-eigenaar. Dat zijn we al.