Daar staat ze, kapsel en mantelpakje trots in de plooi, rug naar de zaal, de rechterhand bezwerend opzij gestoken: Koningin Elizabeth de Eerste. Het zal (kort na) 1601 zijn, want haar 34 jaar jongere lieveling Roberto Devereux, graaf van Essex, is zojuist onthoofd. Elizabeths kroon ligt op een bankje verweesd te glinsteren voor troonopvolger Jacobus. In het libretto valt ze delirant neer op de bank met de ring van Roberto tegen de lippen gedrukt, hier blijft ze fier rechtop staan.
Hoe loopt het daarna af? In de Tudor-opera’s van Gaetano Donizetti, afgelopen drie seizoenen uitgevoerd door De Nationale Opera, komen we het niet te weten. Een bron uit 1602 vertelt dat het Elizabeths genot was „in het donker te zitten, en soms met bittere tranen Essex te bewenen”. In 1603 overleed ze.
Met de drie koninginnenopera’s van Donizetti – Anna Bolena, Maria Stuarda en Roberto Devereux (die eigenlijk beter Elisabetta had kunnen heten) zette De Nationale Opera belcanto in 2022 weer stevig op de kaart. Donizetti’s relatief korte, emotioneel-eruptieve Devereux was hier sowieso nooit een repertoirestuk. De Annalen van de operagezelschappen in Nederland melden geen producties, in het Concertgebouw klonk dertig jaar geleden één concertante uitvoering.
Scherpe ideeën
Regisseur Jetske Mijnssen kreeg van De Nationale Opera de kans de drie Donizetti’s als een ‘Tudor-Trilogie’ te presenteren en deed dat met scherpe, overtuigende ideeën. Roberto Devereux is dramatisch niet de sterkste van de drie, wel de modernste. Na de kostuumpraal van de vorige twee delen speelt Devereux in min of meer 19de-eeuwse setting: de slaapkamer waar Elizabeth Roberto ontvangt, kan moeiteloos gerecycled worden voor een romantische opera als Der Rosenkavalier.
Het decor van Ben Baur is inventief. Buiten de muren van de claustrofobische slaapkamer zwieren dansende paren rond: de eenzaamheid van de kroon gevat in één sterk beeld. Tegelijkertijd zijn de soapachtige verwikkelingen van het libretto merkbaar een worsteling voor de personenregie. Dat Elizabeth meer wil van Roberto dan hij van haar wordt duidelijk in een veelvoud aan verlangende (zij) en afwerende (hij) handjes. De menselijkheid van de koningin is hier het hoofdonderwerp, maar hoe ongebreideld moet je die tonen? Zou een koningin die zingt dat ze haar tranen niet openbaar wil tonen echt als een bokkige puber de dekens over het hoofd trekken wanneer haar geliefde haar afwijst?
Verbazingwekkende techniek
Wie heeft Devereux’ hart dan wél? Dat is Sara, vrouw van de hertog van Nottingham. Sopraan Angela Brower (eerder bij DNO al in Mozart en Strauss te beluisteren) excelleert in die rol, stralend en roerend in alle registers en nuances van verlangen en vrees. Hoewel ook Barno Ismatullaeva als Elisabeth een technisch verbazingwekkende en indringende prestatie levert, mis je bij haar iets van de kwetsbaarheid waar de regie juist op focust. De jonge bariton Nikolai Zemlianskikh roert met zijn niet heel grote, wel heel warme geluid. De ervaren tenor Ismael Jordi – eerder ook in beide andere Tudor-opera’s – zong niet overal even gelijkmatig en miste net de flair en présence om het charisma van Devereux op te doen lichten.
Dirigent Enrique Mazzola heeft het wél allemaal in huis: de puntige ritmes, versnellingen, hupse loopjes en sierlijke melodielijnen die hij het Nederlands Kamerorkest en het uitstekende koor ontlokt, laten niets te wensen over. Mazzola serveert Donizetti zoals je hoopt: emotioneel, zwierig én krokant.