Snoop Dogg zit ongekend lekker in zijn vel op album met oude mentor Dr. Dre
Hét hoogtepunt in de carrière van de grijs geworden rapper Snoop Dogg ligt ruim 30 jaar achter ons. Begin jaren 90 kleurden hij en mentor Dr. Dre een hiphoptijdperk in met hun vertraagde, melodieuze G-Funk, perfect geschikt om af te spelen in verlaagde auto’s die langzaam langs de zonnige straten van Los Angeles gleden. Over Snoop wordt al 30 jaar gezegd dat hij de kwaliteit en impact van zijn succesdebuut Doggystyle uit 1993 nooit meer heeft geëvenaard.
Sindsdien transformeerde Snoop Dogg van een magere tiener die onderkoeld en lijzig rapte over het hem omringende straatleven, in iedereens favoriete oom. En hoewel hij de muziekwereld inderdaad nooit meer zó in de houdgreep had als aan het begin, bouwde hij in dertig jaar een bijzonder uitvoerige en veelzijdige catalogus op, en groeide hij uit tot de meest langdurig populaire hiphopartiest aller tijden.
Maar een nieuw album met Dr. Dre, de meesterproducer die zijn carrière lanceerde en met wie hij zijn meest tijdloze krakers opnam, kwam er om talloze redenen niet van. Tot nu. En dus presenteert Snoop dit album Missionary – minstens zijn 20ste, nog zonder de talloze mixtapes, ep’s, samenwerkingsprojecten en soundtracks mee te rekenen – als hét vervolg op Doggystyle (zie ook: de albumtitels).
Snoop Dogg zit ongekend lekker in zijn vel op deze plaat. Het is duidelijk te horen dat de twee oude bondgenoten volop hebben genoten van hun reünie in de studio. En er is nog steeds geen rapper die qua flow en stemgeluid zó goed past bij de hard knallende drums die Dr. Dre nog steeds in huis heeft.
Lees ook dit interview:
Ik durf nu vrij te zijn in mijn muziek
Op single ‘Outta Da Blue’, wisselen de twee elkaar om de paar zinnen af op een funky en opzwepende beat. De rapstijl van Snoop is geweldig soepel op de hoekig pompende beat van Dr. Dre in ‘Gorgeous’ – en uitdagend, losjes, melodieus en zelfverzekerd op de stevige beats van Dr. Dre in nummers als ‘Hard Knocks’, ‘Sticcy Situation’, het naar Sly Stone knipogende ‘Thank You’ en het duidelijk door Pharrell Williams en The Neptunes geïnspireerde ‘Pressure’ – waarop Snoop Dogg verhalend rapt in de stijl van zijn grote inspiratiebron, Slick Rick.
Waar de samenwerking met zijn oude mentor Snoop soms echt vleugels geeft, is Dr. Dre meer zoekend. Muzikaal is de plaat wat richtingloos; de grootmeester van de effectief gestripte beat stopt zijn producties inmiddels vaak rommelig vol, veel refreinen zijn vrij mat en gemakzuchtig, en Snoop en Sting in een gezongen duet was natuurlijk nergens voor nodig.
En waar Snoop Dogg en Dr. Dre er begin jaren 90 subliem in slaagden de unieke sfeer in de studio naar plaat te vertalen, klinkt het op ‘Gunz N Smoke’ – met Dr. Dre-protegees 50 Cent, Snoop Dogg en Eminem allemaal op één track – alsof de dokter toevallig nog wat vocalen had liggen. Het maakt van Missionary vooral een plaat voor liefhebbers die Snoop Dogg nog één keer willen horen vlammen als rapper zoals hij, ondanks zijn productiviteit, jaren niet meer geklonken heeft.
Saul van Stapele
De poëzie van de weemoed is aan Harriet Krijgh welbesteed
Twee werelden van weemoed zou je de beroemde celloconcerten van Edward Elgar en Antonin Dvorák kunnen noemen. De Brit Elgar laat het instrument zuchten en klagen om het verdwijnen van een wereld die hij beminde. De Tsjechische componist Dvorák daarentegen zingt over zijn heimwee voor een bestaand landschap, waarnaar een terugkeer mogelijk blijft. Beide meesterwerken worden door de Nederlandse cellist Harriet Krijgh met dichterlijke diepte naast en tegenover elkaar gezet.
Dirigent Martin Sieghart maakt met het Weense Tonkünstler-Orchester twee klankwerelden waarin zij met haar instrument vrij kan dwalen. In de orkestrale opening van Dvoráks Celloconcert lijkt Sieghart te verwijzen naar de Eerste Symfonie van Mahler, wiens muziek hij door en door kent. Dat werk begint met een groots ontwaken van de schepping. Bij Dvorák doen de eerste noten denken aan het licht dat met het nodige geweld het verzet van de nacht breekt, waarna de rust intreedt en de vogel-trillers van de dwarsfluit het schemerige woud tot leven wekken en de lange stijgende hoornlijnen de zonsopkomst beschrijven.
Dvorák schreef het concert in de jaren dat hij directeur was van een conservatorium in New York. Wonend tussen de wolkenkrabbers laat hij de cello in zijn verbeelding zwerven door zijn geliefde Boheemse wouden. Het verlangen naar thuis en de natuur kreeg die jaren een belangrijke plek in diens muziek. Krijgh kent Dvoráks heimwee uit ervaring: ze groeide op in de bossen rond Zeist en verhuisde op haar dertiende voor haar muziekstudie naar Wenen. Een jaar later begon ze dit Celloconcert te studeren.
Iedere cellist kan in deze muziek een eigen verhaal kwijt. Krijgh speelt het concert met poëtisch verlangen: ze brengt de noten terug tot hun emotionele kern. En juist door de eenvoud kan elke luisteraar er een eigen heimwee in vinden.
Bij Elgar heeft de weemoed een ander karakter: wanhopiger. De componist verwerkte er in 1919 zijn desillusie in over de Eerste Wereldoorlog die een einde maakte aan het optimisme van de belle époque, het tijdperk waarin iedereen dacht dat de mensheid in de beste aller beschavingen leefde.
De componist noteerde de eerste invallen toen hij ontwaakte na een zware operatie. Het is een stuk waarvan je je afvraagt: waar komt het vandaan, waar gaat het over? De muziek bevreemdt en vervreemdt. Sieghart en Krijgh maken van het concert een groot maar hypnotiserend vraagteken: een kaal orkestraal landschap waarin de cello zoekt naar hoop en houvast. Die gemoedstoestand is voor veel mensen dagelijkse werkelijkheid.
Ook uitgekomen
Klassiek
Robert Markham – Franz Xaver Mozart
De Britse pianist Robert Markham wierp zich op de Polonaises van Franz Xaver Mozart, het jongste kind van Wolfgang Amadeus, geboren vier maanden voor zijn vaders vroege dood. Moeder Constanze zag in hem kennelijk de muzikale erfgenaam: ze ging hem Wolfgang Amadé de Tweede noemen. Die last was te zwaar, maar toch… In Markhams vertolking van zijn Polonaises hoor je een voorloper van Chopin. (Joost Galema)
Klassiek
Ekaterina Levental en Frank Peters – Nikolai Medtner: Sacred Place
Met hun vijfde Medtner-album Sacred Place sluiten Levental en Peters een periode van zeven jaar af, waarin ze alle (meer dan honderd) liederen van de Russische componist opnamen. Hij groeide op in de schaduw van landgenoot Rachmaninov, die hem betitelde als de grootste levende componist. Luisterend naar Levental en Peters begrijp je waarom. (JG)
Jazz
Lucas Santana – Bosquejos do Brasil
Je ‘stem’ vinden in de jazz, dat kan even duren als beginnend artiest. Voor de Braziliaanse saxofonist, klarinettist en fluitist Lucas Figueiredo Santana is het moment daar: wat een schitterend persoonlijk album levert hij af. Tussen jazz en klassiek is dit een sierlijke versmelting van zijn Braziliaanse roots, de syncopische ritmiek die ‘in hem leeft’, met aardse, mede in Amsterdam opgepikte jazzfrasen en ronduit strijkers-elegantie van het ADAM Quartet. (Amanda Kuyper)
Jazz
Shabaka Hutchings – Possession
Rolde je nét je yogamat uit, dan zou ik even blijven hangen. Want Possession, een vervolg op de mystiek-mysterieuze klankenreis die de Britse jazzster Shabaka tegenwoordig op een Japanse bamboefluit maakt, is de perfecte soundtrack. In deze spirituele odyssee diept hij zijn fluitpoëzie uit met gasten. Zoals die andere muzikant die het plots over een andere boeg (fluit) gooide, André 3000. (AK)
R&b
Rimon – Children of the Night
Zes jaar na haar internationale doorbraak en tal van samenwerkingen, is het debuutalbum van de Nederlands-Eritrese zangeres Rimon eindelijk uit. Children of the Night is een filmisch r&b-album dat met grootse, gevulde composities tegen neo-soul aanschurkt. Rimons kwetsbaar stoere stem, die engelachtig door de ruimte echoot, vertelt goudeerlijk over haar leven, over het vallen en weer opstaan. ‘Where do we go?’, een prachtig zoekend afsluitliedje, stuurt de luisteraar na 42 minuten epos weer de wereld in, op pad, met een weifelende zekerheid. (Jonasz Dekkers)