Langs hoopjes poep op straat, afval in de bermen en brandende vuilnishopen baant Dominik Selep (32) zich een weg in het Noord-Slowaakse dorpje Lomnicka. Hij valt op in het dorp, gekleed als prototype hipster: zwarte Dr. Martens-schoenen, spierwitte sokken, een zwarte designertrui en een zwart mutsje half over zijn hoofd getrokken.
„Een gezegende dag”, zeggen oudere bewoners tegen hem in de veronderstelling dat Selep wel van de kerk moet zijn. „Andere witte mensen dan van de kerk komen hier niet”, zegt hij zelf over Lomnicka, waar 3.500 mensen wonen die allemaal tot de Roma-minderheid in Slowakije horen.
De kinderen herkennen hem wel. Zodra hij langs hen loopt, verschijnt er een glimlach op hun gezicht. „Leraar, leraar, hoe is het met u?” roepen ze. De jongetjes stormen op hem af, enkele meisjes omhelzen zijn benen. „David, Stano, Ratko”, lepelt Selep hun namen op. „Hoe gaat het met je ouders, hoe gaat het met je broer, ga je überhaupt nog naar school?” vraagt hij aan de kinderen van wie de oudste zestien is.
Selep was jarenlang leraar op de enige school in het dorp. „Ik kom uit een dorp verderop, achter de heuvel”, zegt Selep. „Maar ik kwam nooit in contact met de Roma. Ik wilde ze leren kennen”, verklaart hij zijn keuze om na zijn studie politieke wetenschappen les te gaan geven aan Roma-kinderen. Hij gaf drieënhalf jaar les in Lomnicka, maar werkt nu in een ander Roma-dorp als leraar. Toch bezoekt hij af en toe Lomnicka. „De mensen hier voelen als mijn familie.”
Slowaakse leraren op een school met Roma-kinderen zijn een uitzondering, laat staan Slowaakse kinderen op een school met Roma-kinderen. Slowakije kent namelijk hardnekkige segregatie van Roma-kinderen in het onderwijs. Roma-kinderen worden systematisch gescheiden van niet-Roma-kinderen, of „witte kinderen” zoals ze in Lomnicka worden genoemd.
In Slowakije gaat 65 procent van de zes- tot vijftienjarige Roma-kinderen naar scholen waar alle of de meeste leerlingen Roma zijn, blijkt uit EU-onderzoek. Velen van hen worden gescheiden van andere kinderen in aparte klassen of moeten naar speciale scholen voor kinderen met een licht verstandelijke beperking. Met als gevolg: slechte onderwijsresultaten, hoge werkloosheid en blijvende armoede.
Hoewel dit probleem al jaren speelt en Brussel Slowakije herhaaldelijk op de vingers tikte, is de segregatie de afgelopen jaren alleen maar toegenomen. Vorig jaar besloot de Europese Commissie om Slowakije voor het Europees Hof van Justitie te dagen omdat het EU-land Roma-kinderen discrimineert door hen in aparte klassen en scholen onderwijs te geven.
Ondertussen is discriminatie tegen de Roma-gemeenschap in Slowakije wijdverbreid en daar zit nauwelijks een verbetering in, blijkt uit een vijfjaarlijkse Roma-enquête van de EU. Bovendien werd de Roma-gemeenschap in recente politieke campagnes veelal als zondebok neergezet voor problemen in het land.
Bijna 10 procent van de Slowaakse bevolking is Roma – zo’n vijfhonderdduizend mensen in totaal. Daarmee kent Slowakije één van de grootste Roma-gemeenschappen van Europa. Zij leven veelal in armoedige dorpen met minimale voorzieningen, hebben een lagere levensverwachting dan andere Slowaken en minder dan één op de vijf van hen heeft een baan.
Honderden kinderen in de straten
Tussen de vrouwen die tapijten schrobben op straat, joelen spelende kinderen. Honderden zijn het er in de enige straat die Lomnicka kent. Tientallen van hen stormen op Selep af. „Dit was een van mijn beste leerlingen”, zegt Selep over de zestienjarige David, die naar de middelbare school gaat in een dorp verderop én in een klas zit met niet-Roma-kinderen. Iets wat veel kinderen uit Lomnicka niet lukt. Maar volgens David is het simpel. „Zonder onderwijs kan ik niet werken en zonder werk ben ik niet nuttig”, zegt hij achter zijn lange neergeslagen wimpers. „Bovendien wilde ik graag naar een witte school om een andere cultuur en andere regels te leren kennen. Want witte mensen komen hier niet, omdat wij andere gebruiken hebben.”
Even verderop staat Ratko (14) die graag profvoetballer wil worden en uitblonk in wiskunde in Seleps klas. Ook hij kon vanwege zijn goede resultaten naar de middelbare school een dorp verderop waar hij in een klas terecht kwam met ‘witte’ kinderen. Maar hij stopte al snel. „Ik vond het moeilijk”, zegt hij. „Het niveau was heel hoog en sommige kinderen vonden mij leuk, maar anderen niet.”
De afstand tussen ‘het dorp verderop’ – Podolinec, waar docent Selep vandaan komt en de middelbare school van Ratko en David staat – en het Roma-dorp Lomnicka is slechts drie kilometer. Maar na die drie kilometer opent zich een totaal andere wereld. Aan de rand van Lomnicka staan de krotten. Woningen gemaakt van houten platen, met een golfplaat op het dak. Toilet of douche zijn er niet. Water halen ze af bij een tappunt, midden in het dorp.
Boven het dorp rijzen twee oude grijze flats op uit de tijd van het communisme, met rottende kozijnen en een modderstroom met afval voor de ingang. Hoe verder het dorp in, hoe beter de huizen. In het oudste gedeelte van Lomnicka staan enkele vrijstaande huizen. Die van de burgemeester is van de buitenkant het best onderhouden.
Burgemeester Maria Orackova (54) – lid van premier Robert Fico’s Smer-partij, die openlijk tegen de Roma-gemeenschap ageert – kent het probleem van de schoolsegregatie, maar het lijkt niet op haar prioriteitenlijst te staan. „De helft van onze bewoners is onder de achttien jaar”, zegt Orackova schouderophalend. „We hebben honderdtwintig kinderen op de kleuterschool, negenhonderd kinderen op de basisschool en zo’n vijftig gaan naar de middelbare school.” Witte kinderen zijn er niet. „We zijn een 100 procent Roma-dorp, waarom zouden witte kinderen hierheen komen?”
Sabrina Orackova (20) – volgens leraar Selep zijn beste leerling – zit in haar ouderlijk huis, terwijl ze haar jongste kind vasthoudt. „Niet iedereen wil hier zo leven”, zegt ze over het afval in de straat en de hoge werkloosheid. „We hebben goed onderwijs nodig voor goed werk.” Daarom praat ze tegen haar kinderen (een en twee jaar) regelmatig in het Slowaaks, zodat ze niet alleen Romani leren. Ze is nu met ouderschapsverlof, maar hiervoor werkte ze als kok in een welnessresort. „Dankzij de goede lessen van Dominik”, zegt ze over leraar Selep.
Haar ouders hebben het onderwijs met de jaren achteruit zien gaan. Tijdens het communistische bewind in het toenmalige Tjsechoslowakije had iedereen werk en ging iedereen naar school, vertelt vader Rasto Hangurbadzo (40). „We hadden onderwijs, spraken Slowaaks en hadden altijd werk, voor de Roma-gemeenschap waren het betere tijden.”
„Ja”, zegt moeder Bozena Hangurbadzova (37), terwijl ze een schaal chocoladecake op tafel zet: „Veel mensen kijken op ons neer.”
De vader knikt.
Moeder: „Alleen God weet wat ons te wachten staat, maar de maagd Maria zei al dat er geen haat zou moeten bestaan en daar bid ik voor.”
Vader: „Mijn vrouw heeft gelijk. Politici verspreiden haat tegen onze gemeenschap en dat zouden ze niet moeten doen.”
Discriminatie zit diep
De segregatie van Roma-kinderen in het onderwijs is al decennia een onderwerp in Slowakije. Maar er lijkt weinig te gebeuren. De politiek trekt zich weinig aan van de Europese Commissie, die in 2015 een inbreukprocedure tegen het land startte vanwege discriminatie in het onderwijs. Ook maatschappelijk is er weinig druk om iets aan de situatie te veranderen. „Als mensen zouden kunnen stemmen voor segregatie of desegregatie in het onderwijs dan zou de meerderheid van de Slowaken kiezen voor segregatie”, zegt Pavel Hrica, directeur van de ngo Cesta Von (de uitweg) in zijn kantoor in Bratislava. „De discriminatie tegen Roma is geworteld in de Slowaakse maatschappij.”
Terwijl Roma en niet-Roma vaak wijzen naar de etniciteit als oorzaak van de segregatie, ziet Hrica vooral een maatschappelijk probleem. „Het gaat om intergenerationele armoede en sociale segregatie”, zegt Hrica. „De Roma-kinderen gaan vaak pas op hun zesde voor het eerst naar school, kennen meestal geen Slowaaks en zien dan voor het eerst een boek. Bovendien hebben ze thuis vaak te maken met stress, schulden en geweld.” De kinderen hebben een achterstand en daarom willen veel Slowaken dat hun kinderen niet in een Roma-klas zitten.
Met zijn ngo probeert Hrica de Roma-gemeenschap op verschillende manieren vooruit te helpen, beginnend bij de jongsten. „We leiden lokale Roma-moeders op tot vroedvrouwen, die gezinnen kunnen helpen de jongste kinderen voor te bereiden op school”, zegt Hrica. „Want de ontwikkeling van een kind in de eerste duizend dagen is bepalend voor de rest van zijn leven.”
Maar die hulp wordt niet overal even goed ontvangen. Moeder Bozena Hangurbadzo wilde in Lomnicka graag werken als vroedvrouw. „Maar de andere moeders accepteerden dat niet”, zegt ze. „Ze wilden niet dat ik geld zou verdienen met de opvoeding van hún kinderen. Terwijl sommigen twaalf kinderen hebben – te veel om überhaupt op te voeden.”
Lopend door Lomnicka vertelt leraar Selep dat onderwijs geven aan deze kinderen anders is. „Ik praat veel met ze over regels, over hoe ze moeten communiceren, hoe ze om moeten gaan met emoties.” Ook hij ziet dat het probleem vooral ligt in de structurele armoede. „Dat is het grootste probleem dat moet worden opgelost.”
Lees ook
De toekomst van de Slowaken is in één klap veranderd
Net als Jezus Christus
Als Selep de enige andere witte man in Lomnicka tegenkomt, kijkt hij raar op van zijn opmerkingen. Priester Lukas Bris (35) woont een halfjaar in Lomnicka. „Ik houd van deze kinderen”, zegt hij terwijl hij een rondje zieken doet „om samen met hen te bidden – net als Jezus Christus deed”.
Gevraagd naar het gesegregeerde onderwijs is hij stellig. „We moeten het hebben over de waarheid”, begint hij. „Het gaat niet om discriminatie, het gaat om hard werken. Ik kom uit een arm gebied, we hadden thuis niks, maar door hard werken kwamen we verder. Deze Roma-mensen werken niet. Ze moeten gaan werken.” Of hij hen daarbij kan helpen? „Ik hoef ze niet te veranderen. Ik woon hier, houd van de kinderen – het is mijn werk om van ze te houden. Zij moeten gaan werken.”
Sabrina Orackova hoort de woorden van priester Bris van een afstandje aan en buiten zijn zicht wil ze er graag op reageren. „Wij Roma, wij willen wel werken”, zegt ze. „En de discriminatie bestaat wel degelijk, veel Roma in het dorp werken namelijk wel. Het is juist zijn taak, als priester, om ons aan te sporen te gaan studeren.”
Zij is het levende voorbeeld dat die aansporing helpt, vertelt ze. Toen ze jonger was – „en luier” – wilde ze samen met een vriendin niet meedoen aan een wiskundewedstrijd. „We dachten dat we toch niet konden concurreren met de witte kinderen.” Maar de vorige priester in het dorp spoorde hen aan en beloofde een reis naar Rome als ze zouden winnen. „Hij zei: geef niet op.” Ze gaven niet op en wonnen de wiskundewedstrijd.
En zo vloog ze voor het eerst in haar leven in een vliegtuig naar het buitenland. In Rome zag ze de Paus, vertelt ze met glinsterende ogen. En misschien wel belangrijker: ze merkte dat mensen haar op straat als gelijke zagen. „We werden gegroet op straat en toegelachen”, herinnert ze zich. „Daar was geen discriminatie, het was daar perfect.”
Lees ook
‘Tot ik sterf blijf ik boos dat ik geen keus had over sterilisatie’