Slim subsidiëren? Kopieer het vernuft van de Hollandse subsidie voor wind op zee

Oké, er is dus geen houden meer aan. Ook Europa gaat waarschijnlijk op grote schaal bedrijven subsidiëren. Het animo onder politici voor ‘industriepolitiek’ is uitzonderlijk groot. Of beter gezegd: het animo om bedrijven de juiste kant op te subsidiëren.

Of het nou is om Europa onafhankelijker te maken van mogelijk vijandige landen als China, om niet achterop te raken bij de Verenigde Staten, om meer oorlogsmaterieel te maken óf om een klimaatvriendelijke economie te bouwen – politici van allerlei kleuren staan er open voor. Maar hoe doe je dat slim? Hoe voorkom je dat we over twintig jaar denken: wat zonde dat we die honderden miljarden euro’s niet aan nuttiger zaken hebben uitgegeven? Hoe vermijd je de fouten die al zo vaak gemaakt zijn door overheden?

Fouten waarover economen boekwerken vol met slechte voorbeelden hebben. Bijvoorbeeld omdat overheden stervende bedrijven of bedrijfstakken subsidieerden. Of omdat overheden aandeelhouders spekten door de kosten voor bedrijven te drukken zonder dat de samenleving evenredig profiteerde. Of omdat overheden met hun subsidies bestaande bedrijven bevoordeelden en zo vernieuwende jonge bedrijven minder kans kregen. De geschiedenis bewijst: doeltreffend subsidiëren is ontzettend moeilijk.

Toch zijn er heel soms ook goede voorbeelden waar volgens mij van te leren valt. Neem de vernuftige manier waarop Nederland windparken op zee subsidieert. Daar heeft de Nederlandse overheid de juiste risico’s van de markt overgenomen zonder dat bedrijven bakken met subsidie krijgen. Sterker nog, de windparken worden al jaren gebouwd zonder subsidie. Bedrijven gaven zelfs een paar keer geld toe. (Ook al maakt de overheid wel degelijk kosten, maar daarover zo meer).

Het animo om bedrijven de juiste kant op te subsidiëren is groot

Wat is er zo slim aan? „De grote truc achter het succes is dat de overheid die risico’s heeft overgenomen waar ze zelf meer invloed op heeft dan bedrijven”, zegt Sander Lensink, senior onderzoeker bij het Planbureau voor de Leefomgeving.

Zo hoeven bedrijven zelf geen vergunning voor de bouw van een windpark aan te vragen. Die vraagt een agentschap van het ministerie van Economische Zaken zelf aan. „Dat is cruciaal. Die vergunning stelt veel eisen: wanneer bedrijven mogen heien, dat ze windmolens uitzetten tijdens de vogeltrek, enzovoort. Dat is voor bedrijven prima, als ze maar weten waar ze aan toe zijn. Het risico zit vooral in de onzekerheid of ze die vergunning überhaupt krijgen. Dáár hebben bedrijven geen invloed op. Terwijl bij wijze van spreken het ene ministerie het andere ministerie wel achter de broek kan zitten.”

Nog zo’n risico dat de overheid op zich nam: het eerste onderzoek naar hoe de bodem, wind en de golfslag zijn op de plek waar het park moet komen. Ook is al onderzocht en getoetst wat de gevolgen zijn voor het milieu. „Zo ligt er een kant-en-klaarpakket voor bedrijven waarop ze kunnen bieden”, vertelt Lensink.

En dan is er nóg een pijler onder het succes. Staatsbedrijf Tennet legt de elektriciteitskabels aan naar de windparken. In andere landen wordt dat soms ook door bedrijven gedaan. „Ook dat neemt risico weg voor de windparkbouwers. Want wat als het park er staat, maar de kabels liggen er nog niet? Bovendien kan Tennet dit tegen lagere kosten. Omdat Tennet in één keer veel van de stroominfrastructuur aanlegt en bestelt.”

Die aanleg kost veel geld: zo’n 3,5 miljard euro per jaar. Kan je dan wel zeggen dat windparken zonder subsidie worden gebouwd? „Zulke infrastructuur legt de overheid ook op land aan”, zegt Lensink. En dan zeggen we ook niet dat de overheid gascentrales subsidieert.

De Nederlandse overheid heeft dus een aantal cruciale hobbels voor de markt weggenomen. Daardoor was er veel interesse bij windparkenbouwers en daalde het subsidiebedrag dat nodig was snel. De parken worden grotendeels gebouwd volgens het tijdschema dat zo’n tien jaar geleden is bedacht. „Terwijl in de VS en het Verenigd Koninkrijk bedrijven zich hebben teruggetrokken de laatste jaren, blijft in Nederland de interesse groot”, zegt Lensink.

Is daarmee alles volgens iedereen perfect? Nee, ook hier valt over de juiste verhouding tussen markt en overheid te discussiëren. Er zijn critici die het onwenselijk vinden dat de parken in handen zijn van buitenlandse bedrijven. Beter zou een overheidsbedrijf meedoen.

Ook kan de overheid niet achteroverleunen. Als de vraag naar elektriciteit niet blijft groeien, dreigt hier ook het animo onder windparkenbouwers af te nemen. Dan wordt de elektriciteitsprijs te laag om te kunnen verdienen aan de parken. „De overheid moet wel zorgen dat de industrie elektrificeert, of het vervoer.”

Is deze slimme subsidie nou toepasbaar op andere bedrijfstakken? Uiteraard niet één op één, want de hobbels zijn in elke markt anders. Bij windparken veilt de overheid kavels in zee. „Dat is heel anders dan een bestaande fabriek vergroenen.” Maar de kern van het idee is wel te kopiëren. Praat met bedrijven over welke risico’s ze nu tegenhouden om bijvoorbeeld klimaatvriendelijker te produceren. Neem alleen de risico’s weg die je als overheid beter kan beïnvloeden en dragen. En laat de rest vooral bij de markt liggen. Daarvoor zijn ambtenaren nodig die de markt door en door kennen en zich niet laten bedotten.

Het past bij wat econoom Mariana Mazzucato al jaren adviseert: zorg voor goede ambtenaren die de bullshit kunnen zeven uit de roep van bedrijven om overheidshulp. Zo worden al die subsidiemiljarden slim in plaats van dom.