Het huurlingenleger van Prigozjin krijgt bij Bachmoet steun van Russische troepen en separatistische volksmilities uit Donetsk en Loehansk.
Foto Aris Messinis / AFP
N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Ruim een jaar na de Russische invasie in Oekraïne zijn er, geografisch gezien, weinig veranderingen te zien aan het front. Dat wil allerminst zeggen dat de situatie bevroren is. In tegendeel, op tal van plekken wordt zwaar gevochten. Toch is de terreinwinst die de Russische troepen de afgelopen maanden hebben geboekt gering. Alleen Bachmoet, het stadje in de Donbas dat al maanden zwaar wordt belegerd door troepen van de Wagner Groep, lijkt binnenkort in Russische handen te vallen.
Oekraïense militairen zijn op weg naar het front in de buurt van Bachmoet, de stad die al sinds afgelopen zomer zwaar onder vuur ligt van Russische troepen. Foto Aris Messinis / AFP
De bloedige slag om Bachmoet begon in mei 2022 met beschietingen vanuit het oosten, maar werd vanaf eind juli het middelpunt van het Russische offensief in de Donbas na de val van de steden Sjevjerodonetsk en Lysytsjansk. Op 1 augustus begonnen de eerste massale grondaanvallen. Foto Aris Messinis / AFP
In de loop van de tijd groeide ‘Bachmoet’ uit tot een symbolische en politieke strijd, zowel voor de Russische belagers als voor de Oekraïense verdedigingstroepen. Moskou snakte al ruim een half jaar naar een succes op het slagveld. Alleen al door de duizenden gesneuvelde Russische soldaten was Bachmoet voor de Russen een prestigezaak geworden. Foto Aris Messinis / AFP
Voor Oekraïners werd Bachmoet het symbool voor de soms verbluffende onverzettelijkheid tegen de Russische indringers. Bakhmut Holds (Bachmoet houdt stand) groeide uit tot strijdkreet in Oekraïne. Foto Aris Messinis / AFP
Afgaand op getuigenverklaringen die de afgelopen maanden vanuit de loopgraven rond de stad naar buiten sijpelden, moeten vele duizenden soldaten, aan beide kanten, zijn omgekomen bij Bachmoet. Een journalist van The Guardian meldde begin maart dat anonieme westerse bronnen het aantal Russische slachtoffers (dood of gewond) bij Bachmoet schatten op 20.000 tot 30.000. Foto Aris Messinis / AFP
Vanwege zijn gruwelijke en bloedige verloop is de slag in en rond de loopgraven van Bachmoet door betrokken soldaten, hulpverleners, gevluchte burgers en gevangen genomen Russische strijders vergeleken met de gevechten in Verdun, tijdens de Eerste Wereldoorlog, een veldslag die berucht werd om zijn zinloze opoffering van mensenlevens. Foto Aris Messinis / AFP
Voor de bloedige aanvalstactiek aan Russische zijde lag de verantwoordelijkheid grotendeels bij de Wagner Groep van Jevgeni Prigozjin, die er niet voor schuwt mensen in te zetten als munitie. Foto Aris Messinis / AFP
Elders in de Donbas, zoals hier bij Siversk, ten noorden van Bachmoet, worden gewonden behandeld door onder meer vrijwilligers van het Rode Kruis. Foto Aris Messinis / AFP
Overal in de Donbas zijn de gevolgen te zien van de strijd die in deze regio al in 2014 begon. Ook bij steden als Kramatorsk, nog altijd in Oekraïense handen, richten Russische raketaanvallen veel schade aan. Foto Aris Messinis / AFP
De meeste bewoners zijn het gebied rond Bachmoet ontvlucht. In het stadje zelf woonden voor de Russische invasie zo’n 70.000 mensen. Nu zouden daarvan nog zo’n vierduizend over zijn. Foto Aris Messinis / AFP
De meeste achtergebleven bewoners in de streek rond Bachmoet zijn ouderen die niet weg willen. De meeste kinderen zijn al eerder geëvacueerd. Foto Aris Messinis / AFP
Burgers die zijn achtergebleven lopen grote risico’s. Zij brengen veel tijd door in schuilkelders. Foto Aris Messinis / AFP
Voor burgers in de regio rond Bachmoet is er hulp van vrijwilligers van het Oekraïense Rode Kruis. Sinds het uitbreken van de oorlog hebben veel vrouwen zich aangemeld om gewonde soldaten en burgers te kunnen verplegen. Foto Aris Messinis / AFP
Op 13 januari brak er een grote ijsschots (A84) af van de George VI ijsplaat, die aan de zijkant ligt van het schiereiland dat richting het noorden naar het puntje van Zuid-Amerika reikt. De onderzoekers van de Falkor, die toevallig in de buurt waren voor ander onderzoek, volgden hun nieuwsgierigheid. Op 25 januari bereikten ze de plek waar kort daarvoor nog een honderdvijftig meter dik pak ijs had gelegen.
Met een robotonderzeeër, de SuBastian, zochten ze acht dagen lang de ongerepte zeebodem af naar bijzonderheden.
Op jonge leeftijd verhuisde Xiaoxiao Xu (40) binnen China naar een andere stad met een nieuw dialect. Zeven jaar later reisde ze haar moeder achterna naar Nederland, waar ze weer een nieuwe taal moest leren. Xu worstelde er lange tijd mee hoe ze zichzelf moest uiten maar vond een manier in de fotografie. In 2009 studeerde ze af aan de Fotoacademie in Amsterdam, sindsdien werkt ze aan eigen projecten.
Door de verhuizing in China had Xu zich geïsoleerd gevoeld en een toevlucht gezocht in de wereld van Japanse manga. Toen ze in Nederland in 2022 voor de eerste keer een cosplay-conventie bezocht, zag ze, naast figuren uit bijvoorbeeld Star Wars en Breaking Bad, personages uit Japanse anime en manga. „Ik had gelijk een band met de bezoekers. Ik voelde me als een kind in een snoepwinkel”, vertelt ze. Voor haar nieuwe fotoboek This looks better irl: Exploring cosplay cons bezocht Xu in tweeënhalf jaar tijd meer dan dertig cosplay-bijeenkomsten in Nederland, België, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. Ze werd er betoverd, zoals ze het zelf formuleert, door het gemeenschapsgevoel en de creatieve aandacht voor kleding, make-up en accessoires waarmee personages uit films, strips en games tot in detail worden uitgebeeld.
Op sociale media delen cosplayers geregeld het maakproces van hun outfit, waar ze soms maandenlang aan werken. Xu besloot naast eigen foto’s ook hun Instagram-screenshots in haar boek op te nemen.
Online laten deze cosplayers niet alleen hun creaties zien, maar ook hun onzekerheden en kwetsbaarheden, zegt ze. In het voorwoord schrijft ze: „Een groot deel van de cosplaygemeenschap is neurodivergent. […] Op sociale media delen ze hun gevoelens.” Zo vertelt een cosplayer op Instagram dat de therapie voor een angststoornis haar zwaar valt. Een ander geeft aan liever niet spontaan aangesproken te willen worden op een conventie, omdat dat te veel onverwachte prikkels geeft.
Xu: „Ik denk dat veel mensen moeite hebben om hun gevoel te uiten in taal. Met mijn fotoserie wil ik de eigenheid van cosplayers laten zien. Vaak worden ze weggezet als kinderlijk. Ze omarmen juist de vrijheid om zichzelf te zijn.”
Niet voor iedereen is cosplay overigens een toevluchtsoord, zegt ze. „Een groot deel vindt het gewoon leuk om te knutselen en creatief bezig te zijn. Om iets moois aan te trekken en naar een conventie te gaan.”
Vroeger was Willy Kling (73) timmerman en trainde hij de plaatselijke voetbaljeugd. Nu is hij met pensioen en traint hij waterslagers. Dat is een kanarieras dat speciaal voor de zang wordt gefokt, waar dan weer wedstrijden voor worden georganiseerd. Vanzelf gaat dat zingen niet: alleen de mannetjes doen het, en ook die brengen hun krachtige, gevarieerde, als klokkend en borrelend water klinkende lied alleen na een zorgvuldig uitgedacht trainingsregime.
Er is een jaarlijkse cyclus, die rond deze tijd van het jaar begint. De zang van de waterslager is deels erfelijk bepaald, dus de in het Gelderse Wijchen wonende Willy Kling en zijn vrouw (die „voor 200 procent” achter zijn hobby staat) koppelen een melodieus mannetje aan een vrouwtje, een ‘pop’, en dan hopen ze „dat daar weer toppers uitkomen”. Als ze vijf dagen oud zijn krijgen de jonge vogeltjes een voetring met daarop het kweeknummer dat Kling van de bond toebedeeld kreeg en een uniek nummer per dier.
In november, als ze een klein half jaar oud zijn, begint de zangles. In de volière laten de mannetjes zich dan al horen, maar nu gaan Kling en zijn vrouw ze ‘opkooien’, zoals dat heet: vier boven elkaar, elk in een eigen kooitje. Waterslagers beginnen te zingen als het licht wordt, dus hij zet ze in een volledig verduisterde ruimte waar hij met een lamp meerdere keren per dag een zonsopkomst veinst. En dan luisteren. Twaalf verschillende geluiden (‘toeren’) onderscheiden de experts: de klokkende, bollende en rollende waterslag moeten ze in het repertoire hebben, net als bijvoorbeeld het knorren, woeten, bellen en tjokken. Belangrijk is dat de onderste van de vier een brutaal knaapje is, niet bang het voortouw te nemen: waterslagers beginnen doorgaans te zingen zodra ze onder hen een soortgenoot horen.
Kling zit erbij en noteert. „Het mooiste”, zegt hij, „is als ze alle vier hetzelfde lied inzetten, dat het een zuiver in het gehoor liggend geheel is. Als er een met de knor begint en een ander met de klok, dan klinkt het niet.”
Hoe krijg je dat voor elkaar? Lachend: „Ja, dat is het uitzoeken van de liefhebber.” Het samenstellen van goed op elkaar ingespeelde kanarieteams helpt natuurlijk. En voedsel is belangrijk. Kling experimenteert met soorten voer, weegt het op de gram nauwkeurig. Anijszaad, bijvoorbeeld, is wat nootachtig, dat is heel goed voor de keeltjes. „Maar welk voer precies, en in welke hoeveelheden: dat is geheim. Daar ben ik járen mee bezig geweest.” Wat ook helpt is een strak ritme: niet de ene dag voeren om vijf uur en de volgende pas om zes uur. „Een mens moet regelmaat hebben, maar een vogel ook.”
Zo werkt hij toe naar de wedstrijden. Het Nederlands kampioenschap was de afgelopen jaren in Urk. Kling neemt altijd een wedstrijdselectie van 24 waterslagers mee; zes teams van vier, in houten koffers. De bedoeling is dat je ze daar aflevert, je mag er niet bij zijn als de keurmeesters naar het gezang van de deelnemende vogels luisteren en scores toekennen. Wel geeft Kling zijn eigen voer mee, en zelfs zijn eigen water. „Dat is gewoon kraanwater, maar wel van hier. In Wijchen is het water anders dan in Katwijk of Urk. Elke plaats heeft z’n eigen hardheid.” De kleinste verandering van spijs, zo gelooft hij, zou de zang van z’n vogels kunnen aantasten. Zo werd hij al meerdere keren Nederlands kampioen – en zelfs een keer wereldkampioen.
Foto’s Eveline van Elk
Op het laatste NK, afgelopen januari, heeft hij „wel goed gedraaid, laat ik het zo zeggen”. Er zijn meerdere categorieën: een voor het kwartet vogels boven elkaar, een voor duo’s, een voor enkelingen. Hij kwam thuis met respectievelijk de tweede, derde en tweede plaats. Tevreden? „Jah, ik ben ergens wel blij, maar toch, toch.” Bij meerdere andere zangwedstrijden ging hij dit jaar naar huis met de prijs voor ‘meesterzanger’: die is voor de vogel die van alle 250 tot 300 die meededen het mooist zong. Van prijzengeld is overigens geen sprake; Kling en andere deelnemers doen het voor de eer.
Foto Eveline van Elk
De vogels gaan na de wedstrijd weer naar de volière; sowieso zitten ze nooit langer dan twee, drie dagen achtereen in het kleinere kooitje, zegt hij. Na zo’n cyclus gaan ze naar een opkoper, die ze naar onder meer het Midden-Oosten en Vietnam vervoert. „Schijnbaar willen die mensen daar ze in huis hebben.”
Er zijn steeds minder mensen die dit doen, zangkanaries kweken en leren zingen. Met duizenden waren ze in de jaren vijftig, nu is Willy Kling een van de weinigen die er nog elke dag mee bezig is.
Ja, elke dag, benadrukt hij, maar niet de héle dag. „Je kunt wel eindeloos bij die kooien gaan liggen hangen, maar dat vinden die vogels ook niet leuk.”