Hardloopster Sifan Hassan is gekozen tot beste atleet van de wereld. Dat meldt de Wereldatletiekbond, die de prijs uitreikt, zondag. Het is de eerste keer ooit dat een Nederlander de onderscheiding krijgt.
De prijs werd uitgereikt op een gala in Monaco. De 31-jarige Hassan won de onderscheiding in de categorie ,,out of stadium”, wat duidt op wedstrijden die buiten stadions gelopen worden. De Nederlandse Atletiekunie feliciteerde Hassan zondag en stelde dat ze prijs eigenlijk ,,out of this world” had moeten heten.
Want bovenaards zijn de sportprestaties van Hassan zeker. Op de Olympische Spelen in Parijs was ze de eerste vrouw die de marathon combineerde met de afstanden 5.000 en 10.000 meter. Op de twee laatstgenoemde afstanden won ze allebei brons, op de 42.195 meter pakte ze goud – na slechts één dag rust. Bij de voorgaande Spelen in Tokio ging ze met twee gouden en een bronzen medaille naar huis.
Sifan Hassan won de prijs zondag van Ruth Chepngetich, die ook als finaliste was genomineerd. De Keniaanse renner zette dit najaar een wereldrecord neer op de marathon van Chicago: 2.09.56. Hassan was in 2019 en 2021 al eerder genomineerd voor de eretitel.
In Turkije zijn opnieuw drie burgemeesters gearresteerd, allen behorend tot de belangrijkste oppositiepartij CHP. Het gaat om de vorig jaar democratisch gekozen burgemeesters van de grote zuidelijke steden Adana, Antalya en Adiyaman.
In maart van dit jaar leidde de arrestatie van de populaire burgemeester van Istanbul, Ekrem Imamoglu, ook een CHP’er, al tot de grootste protestdemonstraties in Turkije in meer dan tien jaar. Imamoglu werd algemeen gezien als president Erdogans grootste rivaal. Sinds maart zit hij gevangen in afwachting van zijn proces.
De Turkse justitie beschuldigt alle gearresteerde burgemeesters van betrokkenheid bij corruptie maar overtuigende bewijzen hiervoor ontbreken tot dusverre. In het geval van Imamoglu werd alleen een anonieme getuige opgevoerd. Volgens de CHP maar ook volgens veel waarnemers in het buitenland zijn de arrestaties politiek gemotiveerd.
Hoewel president Erdogan volhoudt dat de Turkse justitie onafhankelijk is, is het een publiek geheim dat rechters in zijn land uitsluitend in functie kunnen blijven als ze precies doen wat de regering wenst. Zo niet, dan wacht ontslag of overplaatsing naar een onaantrekkelijke buitenpost.
De burgemeesters van Adana en Adiyana zouden lokale zakenlieden hebben proberen af te persen en ook de burgemeester van Antalya zou bij corrupte praktijken betrokken zijn geweest. Eerder deze week werden in Izmir, de derde stad van Turkije, ook al 137 mensen gearresteerd, ook weer overwegend CHP’ers. Een van hen was een voormalige burgemeester van Izmir.
Dynamische leider
Dat de autoriteiten het speciaal op de CHP hebben gemunt, die oorspronkelijk door vader des vaderlands Atatürk werd opgericht, blijkt ook uit een andere rechtszaak, die de openbare aanklager is begonnen. In 2023 zou de verkiezing van de nieuwe CHP-voorzitter Özgür Özel niet reglementair zijn verlopen. Mogelijk zal hij op gezag van een Turkse rechter alsnog uit zijn functie worden gezet. Een zitting hierover is deze week tot september uitgesteld.
Özel heeft zich sinds de arrestatie van Imamoglu ontpopt als een dynamische leider. Veel dynamischer dan zijn 76-jarige voorganger Kemal Kilicdaroglu, die door Erdogan bij de presidentsverkiezingen van 2023 werd verslagen. Bij een gedwongen vertrek van Özel zou de weinig charismatische Kilicdaroglu mogelijk terugkeren als partijvoorzitter, wat Erdogan niet slecht zou uitkomen.
Een van de weinige prominente CHP-burgemeesters die nog niet zijn gearresteerd, Mansur Yavas in Ankara, hekelde op X het feit dat er uitsluitend figuren uit zijn partij worden gearresteerd en niemand uit de AK-partij van Erdogan. Yavas: „In een systeem waar de wet wordt gebogen en verdraaid in overeenstemming met politieke noden, waar het recht op één groep wordt toegepast en wordt weggekeken bij een ander, hoeft niemand te verwachten dat we nog vertrouwen hebben in de rechtsstaat en justitie.”
Lees ook
Turken worden pijnlijk herinnerd aan Erdogans controle over de rechterlijke macht. ‘Rechters zelf schenden nu het recht’
Een modderstroom uit Den Haag, zo omschrijft Paul Tang, wethouder in Almere, de wetgeving rond asiel en migratie waar de Tweede Kamer na een chaotische week donderdagavond laat mee instemde. Hij maakt zich als verantwoordelijk wethouder voor volkshuisvesting zorgen over een amendement bij de nieuwe volkshuisvestingswet: „Als dit wet wordt, kunnen wij straks de rotzooi opruimen. Alleen weet niemand hoe.”
Het gaat allemaal om een aangenomen amendement dat PVV-Kamerlid Jeremy Mooiman afgelopen dinsdag per motie indiende op de nieuwe volkshuisvestingswet. Daarin staat dat gemeenten bij het toewijzen van sociale huurwoningen geen voorrang meer mogen geven aan statushouders, asielzoekers die een verblijfsvergunning hebben gekregen en in Nederland mogen blijven.
Het klinkt misschien logisch dat statushouders net als andere Nederlanders moeten wachten op een sociale huurwoning. Die zijn nou eenmaal schaars op dit moment, weet ook Tang. „Maar als ook de Eerste Kamer instemt met deze wetgeving, worden gemeenten opgezadeld met verplichtingen uit Den Haag die haaks op elkaar staan”, aldus Tang.
Dat zit zo. Volgens wetgeving van diezelfde rijksoverheid krijgen gemeenten twee keer per jaar te horen hoeveel statushouders ze moeten huisvesten. Op die manier probeert de Rijksoverheid ruimte te maken in asielzoekerscentra en doorstroomlocaties, speciaal ingericht voor statushouders.
De ruimte in die tijdelijke opvanglocaties is namelijk beperkt, en dat ligt aan de rijksoverheid zelf, aldus de Algemene Rekenkamer. Een analyse uit 2023 leert dat het tekort aan tijdelijke opvang voor asielzoekers een gevolg van een structurele onderschatting van de kosten. Het is een probleem dat al zeker twintig jaar speelt.
Paul Tang is wethouder in Almere en onder andere verantwoordelijk voor volkshuisvesting. Foto Jonas Roosens/ANP
Afspraken met partners
Om de gevolgen daarvan op te vangen moeten gemeenten voor de huisvesting van statushouders afspraken maken, met woningbouwcorporaties bijvoorbeeld. „De provincies houden toezicht op de gemeenten om te zorgen dat we die aantallen halen”, vertelt Tang. „De huidige wetgeving staat ons toe om een deel van de sociale woningvoorraad toe te wijzen aan statushouders.”
Maar dat mag dus niet meer als de nieuwe volkshuisvestingswet met het PVV-amendement daadwerkelijk wordt ingevoerd. En dat leidt tot grote problemen, stelt ook de Vereniging Nederlandse Gemeenten die afgelopen woensdag een brandbrief stuurde aan de Tweede Kamer. Volgens de VNG creëert de nieuwe wet ongelijkheid tussen woningzoekers en is deze niet juridisch getoetst.
Los van mogelijke juridische problemen blijft de verplichting om statushouders te huisvesten bestaan.
Huisvesting is voor heel veel Nederlanders een urgent probleem, erkent Tang. Maar hij ziet dat statushouders de meest kwetsbare positie hebben op de woningmarkt. „Zij hebben in tegenstelling tot de meeste andere woningzoekenden geen netwerk of steun van familie en vrienden. Daarom is het voor hen heel moeilijk om een woning te vinden zonder hulp van de overheid.”
In Almere gaat op dit moment 30 procent van de voorraad sociale huurwoningen naar statushouders en de andere 70 procent naar andere woningzoekenden”, aldus Tang. „Zo lukt het om aan de huisvestingsverplichting voor statushouders te voldoen en kunnen we ook andere mensen in soms schrijnende situaties helpen.”
Als ook de Eerste Kamer instemt , worden gemeenten opgezadeld met verplichtingen uit Den Haag die haaks op elkaar staan
Nieuwe problemen
Maar als het aan een meerderheid in de Tweede Kamer ligt, mag dit straks niet meer. „Hoe moeten wij in die nieuwe situatie omgaan met de plicht om statushouders te huisvesten?”, vraagt Tang zich af. „Vandaar de term modderstroom.”
De wethouder legt uit waarom hij zulke grote woorden gebruikt. „Als we de sociale woningvoorraad niet meer kunnen gebruiken voor de huisvesting van statushouders, moeten we dan een aparte categorie woningen gaan bouwen voor de huisvesting van statushouders? „Dat leidt tot vertraging met nog meer tekorten. Het gevolg is meer dakloosheid met alle problemen die daaraan vastzitten.”
En volgens Tang is de bouw van aparte woningen voor statushouders ook om andere redenen onwenselijk. „Iedereen wil dat nieuwe Nederlanders integreren, stelt Tang. „Maar hoe krijg je dat voor elkaar als je een aparte categorie woningen moet gaan bouwen? Dan creëer je buurten of wijken waar verder niemand anders woont. Dat moet je niet willen omdat het een voedingsbodem is voor tal van andere problemen.”
Het gerenommeerde Amerikaans adviesbureau Boston Consulting Group is in opspraak geraakt na onthullingen over betrokkenheid bij een omstreden hulpproject in de Gazastrook. Dat meldt de Britse krantFinancial Times vrijdag op basis van eigen onderzoek. BCG werkte niet alleen mee aan de oprichting van een Amerikaans-Israëlische hulporganisatie, maar maakte ook calculaties voor scenario’s waarin honderdduizenden Palestijnen Gaza zouden verlaten.
1 Wat is er aan de hand?
Het adviesbureau Boston Consulting Group (BCG) werkte maandenlang aan een kostenberekening voor het hervestigen van honderdduizenden Palestijnen uit de Gazastrook. Ook sloot het bureau een miljoenencontract af om te helpen bij het opzetten van de omstreden Amerikaans-Israëlische Gaza Humanitarian Foundation (GHF).
Volgens een scenario dat BCG in een intern model uitwerkte, zouden meer dan vijfhonderdduizend inwoners van Gaza het gebied kunnen verlaten met een zogenoemd ‘verhuispakket’ van 9.000 dollar (circa 7.642 euro) per persoon — in totaal zo’n 5 miljard dollar. BCG spreekt daarbij van „vrijwillige hervestiging”, maar het grootschalig verplaatsen van bevolkingsgroepen onder dwang of nood geldt als een vorm van etnische zuivering.
Het werk aan GHF en een betrokken beveiligingsbedrijf duurde zeven maanden en leverde BCG ruim 4 miljoen dollar op, aldus anonieme bronnen binnen het bedrijf tegenover de Financial Times. De rol van BCG was volgens de krant aanzienlijk groter dan het bedrijf zelf tot nu toe heeft erkend.
BCG heeft inmiddels afstand genomen van het project. In een verklaring meldt BCG dat een Amerikaans team onder leiding van twee managing directors/partners in oktober 2024 hebben geholpen om de hulporganisatie op te zetten. Hun werkzaamheden waren „ongeautoriseerd”. BCG wil „hiervan leren en waarborgen dat het niet nog een keer gebeurt”. Een extern advocatenkantoor onderzoekt de gang van zaken.
2 Waarom is de Gaza Humanitarian Foundation omstreden?
De Gaza Humanitarian Foundation (GHF) is een door de VS en Israël gesteund hulpproject dat sinds mei actief is in Gaza. De vier distributiepunten van GHF worden bewaakt door Israëlische militairen en Amerikaanse particuliere beveiligers. Sinds de oprichting zijn volgens gezondheidsinstanties en VN-bronnen meer dan vijfhonderd Palestijnen omgekomen terwijl zij probeerden voedsel te bemachtigen bij deze punten; duizenden anderen raakten gewond.
Meer dan honderddertig ngo’s, waaronder Amnesty International, Save the Children en Oxfam, eisen in een gezamenlijke verklaring de sluiting van GHF. De VN noemen het project een „militair instrument” dat fundamentele humanitaire principes schendt.
3 Wat is Boston Consulting Group?
Boston Consulting Group (BCG) is een van de invloedrijkste strategische adviesbureaus ter wereld en vormt samen met McKinsey & Company en Bain & Company de zogeheten ‘Big Three’. Het Amerikaanse bedrijf werd opgericht in 1963 en groeide uit tot een dominante speler in het internationale managementadvies. BCG telt ruim 36.000 medewerkers, is actief in 45 landen en behaalde in 2024 een omzet van circa 12 miljard dollar (ruim 10 miljard euro).
BCG verwierf bekendheid als pionier in bedrijfsstrategie. Oprichter Bruce Henderson introduceerde in de jaren zestig het model van de ‘growth share matrix’, Iedereen die ooit een marketingboek heeft bestudeerd, is de BCG-matrix tegengekomen. Consultants bedachten dit schema met vier vlakken om bedrijven te helpen beslissen hoe ze het geld over activiteiten moeten verdelen, waarin bedrijfsactiviteiten worden onderverdeeld in categorieën als ‘cash cow’ en ‘question mark’.
Tegenwoordig adviseert BCG overheden, bedrijven en internationale organisaties op terreinen als digitale transformatie, fusies, duurzaamheid en geopolitieke risico’s. In veel gevallen nemen consultants tijdelijk een sleutelrol in binnen een organisatie: zij doen onderzoek, rekenen scenario’s door of helpen bij het opzetten van nieuwe structuren, zoals GHF in Gaza.
4 Waarom huren overheden adviesbureaus als BCG in?
Overheden doen in toenemende mate een beroep op externe consultants, mede omdat zij interne expertise hebben wegbezuinigd. Dat maakt ministeries afhankelijk van commerciële partijen als BCG, Deloitte en McKinsey, zelfs voor fundamenteel beleid.
De Italiaans-Amerikaanse hoogleraar Mariana Mazzucato waarschuwt in haar boek The Big Con voor de afhankelijkheid van overheden van consultants. Ze sprak eerder in NRC van „uitgeholde, risicoaverse en geïnfantiliseerde” staten die fundamentele beleidskennis hebben afgestoten – en daardoor nu structureel externe bureaus inhuren voor taken die ooit in huis werden uitgevoerd. Volgens de Financial Times kiezen overheden desondanks bewust voor adviesbureaus, omdat die zouden beschikken over „een groter bereik” dan de eigen ambtelijke dienst, die vaak slechts uit enkele tientallen medewerkers bestaat.
Adviesbureaus zijn ook invloedrijk achter de schermen van de politiek. Bekende Nederlandse bestuurders als Wopke Hoekstra (CDA, voormalig minister van Financiën en nu Eurocommissaris) en Wiebe Draijer (voormalig topman van Rabobank) begonnen hun loopbaan bij McKinsey.
5 Zijn adviesbureaus eerder in opspraak geraakt?
Ja, adviesbureaus zijn vaker onderwerp van controverse geweest. Zo gaf BCG in 2024 toe dat medewerkers op het Lisbona-kantoor steekpenningen hadden betaald om opdrachten binnen te halen in Angola. Het bedrijf meldde dit zelf bij het Amerikaanse ministerie van Justitie en schikte voor 14,4 miljoen dollar.
Een ander bekend voorbeeld is McKinsey, dat een centrale rol speelde in de Amerikaanse opioïdencrisis. Het bureau adviseerde farmaceutische bedrijven – waaronder Purdue Pharma, de producent van OxyContin – over hoe zij de verkoop van verslavende pijnstillers konden verhogen. Die strategieën droegen bij aan een volksgezondheidscrisis die honderdduizenden Amerikanen het leven kostte. McKinsey schikte uiteindelijk voor meer dan 800 miljoen dollar (zo’n 679 miljoen euro) met Amerikaanse autoriteiten.
Daarnaast kwam het bureau in opspraak omdat het in Australië meeschreef aan klimaatbeleid, terwijl het tegelijkertijd tientallen vervuilende bedrijven in de olie- en mijnbouwsector als klant had. In het Verenigd Koninkrijk werkten consultants van KPMG aan belastingregels, waar ze later reclame mee maakten.