Selma Sevenhuijsen (1948-2024): ‘professoressa’ die dromen en tekens las

„Het schijnt dat er een gerucht rondgaat dat ik de weg ben kwijtgeraakt. Wel, ik kan iedereen bij deze geruststellen: ik heb hem juist gevonden.” Aldus een strijdvaardige Selma Sevenhuijsen, academicus en feminist, bij haar afscheid van de Universiteit Utrecht in december 2008.

Al in 2000 had haar carrière een voor haar toen nog ‘onbegrijpelijke wending’ genomen: kort nadat haar leerstoel vrouwenstudies was gewijzigd in een leeropdracht zorgethiek, werd Sevenhuijsen bij de decaan uitgenodigd om te praten over haar ‘vrijwillige uittreding’. „[Gaandeweg] werd me duidelijk dat er van vrijwilligheid weinig sprake was”, aldus Sevenhuijsen, die zich eerder in het universiteitsblad had uitgesproken over het in haar ogen ‘verharde’ academische klimaat en de tanende belangstelling voor haar feministische invalshoek. „Sindsdien zat ik niet meer op een leerstoel, maar op een krukje.”

Toch was ze blij dat het zo gelopen was, zei ze bij haar afscheid. Sterker: het was een ‘blessing in disguise’. Op reis was Sevenhuijsen in de ban geraakt van het labyrint als universeel symbool voor de weg naar het innerlijk; als geschoold ‘labyrintwerker’ organiseerde ze nu bijeenkomsten in kerken en andere gedenk-ruimten. Van een internationaal voorloper in het denken over zorg als dagelijkse, moreel gestuurde praktijk, was ze veranderd in een „soort spirituele taxichauffeur”, zoals ze het zelf noemde, een „gids voor de ziel”. Toenmalig NRC-columnist Anil Ramdas beschreef in 2009 enigszins beduusd hoe op een zondagochtend in Utrecht „tientallen mensen op kousenvoeten” over een „enorm rond kleed” schuifelden.

Tot het eind van haar leven – ze werkte altijd door; zelfs in het hospice waar ze eind vorig jaar met uitgezaaide kanker terechtkwam maakte ze plannen voor een boek – zou Sevenhuijsen zich wijden aan spirituele onderwerpen. Anders dan gebruikelijk in de ‘westerse rationalistische kennisfabriek’, zoals ze het noemde, bepaalden dromen en tekens ‘van boven’ voortaan de koers van haar denken. Ze verdiepte zich in de dubbelstaartige meermin en in Mathilde van Toscane, de middeleeuwse groothertogin die in delen van Italië een met Jeanne d’Arc vergelijkbare, mythische status geniet.

Mathilde-reizen

In Italië vond Sevenhuijsen een tweede thuis; eerst samen met haar tweede man, Wibo Koole, en na hun scheiding in 2003 alleen. Tijdens maandenlange verblijven legde ze vele vriendschappelijke, werkgerelateerde contacten.

„Ze had zo’n bloeiend leven daar”, vertelt vriendin Dafne Arlman. „Ze sprak behoorlijk Italiaans en haar charme deed de rest. Op de ‘Mathilde-reizen’ die we maakten met een groep Nederlandse vrouwen combineerde ze spiritualiteit met kunstgeschiedenis – ze wist álle ins and outs. De lokale Mathilde-experts die we ontmoetten gaf ze als dank een pareltje; onze route werd zo een ‘parelsnoer’.”

In Italië werd ‘La Professoressa’ serieus genomen; in Nederland riep haar nieuwe identiteit ook weerstand en kritiek op. Veel mede-feministen hadden bezwaar tegen de ‘godinnencultuur’ waar Sevenhuijsen nu zo in opging: het vereren van vrouwelijke symbolen zou haaks staan op de strijd voor gelijkheid tussen de seksen. „Selma vond dat onterecht”, zegt bevriend collega Petra de Vries. „Ze geloofde juist heel erg in gelijkheid en gelijkwaardigheid.”

Selma Sevenhuijsen in Siena, 2016
Foto privéarchief

„Selma’s feminisme kwam van onze moeder”, zegt Liesbeth, Sevenhuijsens twee jaar oudere zus. „Die had politicologie gestudeerd, maar moest dat afbreken om als typiste en secretaresse ons gezin te helpen onderhouden. Ze wilde zich ontplooien, maar vond nooit werk op haar niveau. Dat frustreerde haar; wij wisten en zagen dat. Onze moeder is jong overleden, Selma was zeventien en woonde nog thuis. Er werd nauwelijks over gesproken. Maar ik denk dat het voorbeeld van onze moeder Selma die enorme drive gaf.”

Na het gymnasium in Rotterdam ging Sevenhuijsen naar Amsterdam voor een studie politieke en sociale wetenschappen (het huidige politicologie) aan de UvA. Ze werd actief bij studentenvakbond ASVA en ontmoette Claas Oosterbaan, met wie ze ging samenwonen. Ze kregen twee zoons: Teun (1972) en Arjen (1974). Tien jaar na haar afstuderen promoveerde ze in 1987 op een historisch onderzoek naar politieke debatten over ongehuwd moederschap.

Vergadertijden

Bevriend collega Joyce Outshoorn: „Selma werd met mij de enige andere vrouwelijke docent op onze afdeling; dat schept een band. We hadden allebei jonge kinderen en kwamen samen voor onze belangen op, door te pleiten voor kindvriendelijker vergadertijden, bijvoorbeeld.” Mannelijke collega’s stonden daar niet bij stil.

„Selma liet zich de kaas niet van het brood eten”, zegt Outshoorn. „Ze was principieel, zeer politiek bewust en eerder boos dan bang. Samen met Petra de Vries en Anja Meulenbelt maakten we buiten werkuren de Socialisties-Feministiese Teksten, een jaarlijkse artikelenbundel. We waren altijd bezig. Maar we konden ook enorm lachen. De redactievergaderingen gingen altijd met veel wijn gepaard.”

„Ze was principieel, zeer politiek bewust en eerder boos dan bang”

„Ik ken haar niet anders dan als een geëmancipeerde, werkende moeder”, zegt zoon Arjen. „Maar we hadden ook een heel leuk gezinsleven, met etentjes en vakanties en veel potjes Scrabble. Mijn ouders gingen uit elkaar toen ik zes was, maar bleven respectvol met elkaar omgaan, ook nadat mijn stiefvader Wibo bij ons was ingetrokken.”

Joyce Outshoorn: „Eind jaren tachtig werden Selma en ik allebei hoogleraar vrouwenstudies – ik in Leiden, zij in Utrecht. Het was pionieren. De weerstand die we tegenkwamen, de kleinerende opmerkingen – daar hebben we lange avonden over getelefoneerd.” Om de positie van het vak te verstevigen kwam er een landelijke onderzoeksschool en onderhield Sevenhuijsen een groot internationaal netwerk.

Toch lukte het haar niet om haar positie blijvend te bestendigen. „Mijn moeder kreeg meer last van stress”, zegt Arjen. „Het werk slokte haar op. Zij en Wibo groeiden uit elkaar. Na hun scheiding werd ze nogal solististisch. En ik ben atheïst, dus met dat spirituele kon ik niet zoveel.”

„Selma ging een andere kant op”, zegt Outshoorn. „We verloren elkaar een tijd uit het oog, maar vonden elkaar gelukkig weer terug. Ik zag hoe bewonderenswaardig hardnekkig ze zich in spirituele zaken vastbeet. Het was alleen jammer dat we niet meer over de actualiteit konden praten, zoals vroeger.”

„Ze sprak over haar jaren aan de universiteit als een vorig leven”, zegt vriendin Dafne Arlman. Een ander leven.