Toen de zelfscankassa in het Verenigd Koninkrijk werd ingevoerd, ontstond er een geheel nieuwe vorm van winkeldiefstal. Het was een soort pay what you like: eerlijk afrekenen, iets duurs als iets goedkoops aanslaan, of af en toe helemaal niet betalen. De schaamteloze eenpersoons-moraal deed zijn intrede, stelde filosoof Grace Lockrobin: „Het voor de gek houden van je lokale supermarkt, heeft veel te maken met wat je doet als er niemand kijkt.”
Intussen is zelfscanfraude ook in Nederland een fascinerend fenomeen, met een hele typologie aan gelegenheidsdieven, oplichters en sjoemelaars. Ze komen allemaal aan het woord in de ijzersterke nieuwe theatrale installatie Alles moet weg van Dries Verhoeven (1976), die deze week in première ging op het Holland Festival en de komende maanden nog te zien zal zijn in onder meer Den Bosch, Utrecht en Den Haag.
Zo heb je bijvoorbeeld de moderne Robin Hood, die er een schimmig filosofietje op nahoudt om te kunnen ‘stelen van de rijken’, al is het dan vooral ten eigen bate. Door de toegenomen armoede- en schuldeneconomie zijn er ook simpelweg steeds meer mensen die het einde van de maand niet halen.
En dan is er nog de ‘hedonistische kleptomaan’, die verslaafd is aan de adrenalinekick van het betrapt kunnen worden, terwijl die tegelijkertijd weet dat de pakkans klein is: „Want je dacht toch niet dat er met deze personeelstekorten de hele dag iemand die camerabeelden zat te bekijken?”
In Alles moet weg zit een vrouw in een Sneeuwwitjejurk gevangen in een glazen huisje waarin een paar meter van een levensmiddelengang uit een supermarkt is nagebouwd. Ze spreekt half in zichzelf, half de toeschouwer toe. Haar woorden zijn ontleend aan de getuigenissen van ‘ervaringsdeskundigen’ en theoretische beschouwingen over winkeldiefstal van onder meer de feministische auteur Rachel Shteir (The Steal: A Cultural History of Shoplifting) en Slavoj Zizeks post-marxistische Shoplifters of the World Unite. De monoloog houdt het midden tussen een bekentenis en een aanklacht, en plaatst de toeschouwer in de complexe dubbelrol van begripvolle biechtvader en strenge surveillant.
Miss Piggy-maskertje
Terwijl ze haar tekst zegt en tussen de appelmoes en de aardappelchips scharrelt, wordt ze voortdurend bekeken. Door een 360-graden surveillancecamera, en een portable webcam, die ze soms zelf bedient. Die live registraties zijn te zien op talloze schermen op de muren rondom, vanuit diverse hoeken en perspectieven, in verschillende resoluties en meestal in zwart-wit. Als je daarnaar kijkt, kun je alles goed zien. Maar je kunt er ook voor kiezen tussen de pakken pasta en de potjes augurken live en in full colour naar de actrice te gluren. Met het risico dat ze vanachter haar plastic Miss Piggy-maskertje terugkijkt. Opeens vertegenwoordig jij de ogen van het gezag. Maar wíl je haar wel betrappen?
Beide kunstenaars zijn generatiegenoten, beiden zijn geïnteresseerd in machtsverhoudingen
Theatermaker Dries Verhoeven is in veel van zijn werk geïnteresseerd in wat Lockrobin „gedrag als je je niet bekeken waant” heeft genoemd. Hij gebruikt het als vergrootglas om ons morele handelen mee te bekijken. Hoe verder hij daarop inzoomt, hoe lastiger het is klassieke begrippenparen als straf en beloning, schaamte en schuld, kijker en bekekene van elkaar te onderscheiden.
In zijn werk NarcoSexuals bijvoorbeeld, dat vorig jaar op het Spring-festival in première ging was je (in een vergelijkbaar glazen huisje) getuige van de opmaat of de afterparty van een chemseksfeestje (feest waarin mannen onder invloed van drugs seks met elkaar hebben). Je kon eromheen lopen, naar binnen koekeloeren, en ondertussen via een koptelefoon meeluisteren. Maar steeds was er een ongemakkelijke spanning tussen de performers met hun witte contactlenzen en je eigen blik: keken ze dwars door je heen, of pinden ze je juist met hun blikken vast? Wilde je wel betrapt worden?
Cruisezone
Ook de nieuwe tentoonstelling in het Eye Filmmuseum in Amsterdam maakt je bewust van je rol als voyeur-toeschouwer. Daar heeft de Catalaanse filmkunstenaar Albert Serra (1975) het decor van zijn later tot film bewerkte theatervoorstelling Liberté nagebouwd, die in 2018 flopte in de Berlijnse Volksbühne. Daarin volgde hij een groepje verdwaalde Franse libertijnen die ergens aan de vooravond van de Franse Revolutie in Pruisen op zoek zijn naar geestverwanten voor hun seksuele uitspattingen. Voor Serra onderzoekt de expositie de essentie van intimiteit en vrijheid.
Beide kunstenaars zijn generatiegenoten, beiden zijn geïnteresseerd in machtsverhoudingen. Toch is er geen groter verschil tussen hen denkbaar. Verhoeven kijkt naar de wereld om hem heen tot het schrijnt. Zijn werk gaat over arbeidsmigratie, over de robotisering van ons wereldbeeld, hij liet schaalmodellen van Fukushima en Guantanamo overnemen door mierenkolonies en bouwde middenin Utrecht een „monument voor het einde van de westerse hegemonie”. Filmfestivallieveling Serra is provocerend apolitiek. Hij treitert met bewust plotloze en hypnotiserend mooie films over ronddolende literaire personages als Don Quichotte, Dracula en Casanova. Nauwkeurig registreert hij hun ondergang. En zelfs in zijn meest recente film Pacifiction, een hallucinante, bijna drie uur durende post-koloniale thriller, presenteert hij het heden met apocalyptische melancholie. In tegenstelling tot Dries Verhoeven vraagt Albert Serra niet om meedenken, maar om overgave aan een primair esthetische ervaring.
Het eerste wat opvalt als je de tentoonstellingsruimte in Eye binnenkomt is de geur. Vermolmd hout. Het is benauwd. Alsof je een tropische plantenkas binnengaat. Een levensgroot terrarium. Maar dan middenin de nacht, want het is stikdonker. Daar ga je, je neus achterna. En je oren. Een tak kraakt onder je voeten. Langzaam denk je iets van struikgewas te ontwaren. Tussen de krekels klinkt gekreun en gesteun. Is dit wel een natuurgebied? Of een afwerkplek?
Het enige licht komt van vier levensgrote filmschermen waarop fragmenten te zien zijn van de filmversie die Serra van Liberté maakte nadat de voorstelling in Berlijn vroegtijdig van het programma was genomen. Wat overbleef zijn beelden van lusteloos onanerende mannen en mooie meisjes die worden vastgebonden, afgezweept en bespoten. „De actrices wilden het zelf”, haast producent Montse Triola te verzekeren. Op lichaamssappen is niet bezuinigd. Even denk je verschaald zaad tussen de houtpulp te ruiken. Een gebruikt condoom glibbert onder je voet.
De installatie van Serra wordt omlijst door een programma met films en debatten, zoals gebruikelijk in Eye. Dat is maar goed ook, want op zich is de tentoonstelling een tamelijk pover werk, en niet die „immersieve set vol nachtelijke heimelijke ontmoetingen” die het museum in z’n marketing belooft – waarin Serra onder andere een nieuwe preutsheid wil aankaarten die door #MeToo zou zijn ontstaan.
Op papier klink het goed, maar de uitwerking is eendimensionaal. Het oogstrelende toneelbeeld in de Volksbühne bracht de fêtes galantes van de begin achttiende-eeuwse rococoschilder Antoine Watteau en zijn in erotische taferelen gespecialiseerde navolgers François Boucher en Jean-Honoré Fragonard tot leven. Er waren glooiende heuvels aangelegd tot diep op het achtertoneel, er was een echt meertje en allerlei kronkelpaadjes tussen lommerrijke bosschages waar bedienden met kleurrijke draagkoetsjes doorheen raasden. Maar in Amsterdam is elke kleur verdwenen. In plaats van in een bos bevinden we ons op een vuilstortplaats, tussen verfrommelde sigarettenpakjes, slierten toiletpapier en allerhande afval. Een troosteloze cruisezone waar de obsessie met de werkelijkheid de verbeelding heeft overgenomen.
Ontwrichting
In de twee installaties van Verhoeven en Serra wordt duidelijk dat seks en diefstal meer met elkaar te maken hebben dan je op het eerste gezicht zou denken. Beide gaan dwars door alle klassen, achtergronden en maatschappelijke groeperingen heen – en beide kunnen worden ingezet vanwege hun ontwrichtende werking van de orde. De zelfscanfraude van dit moment is net zo’n bedreiging voor de gevestigde orde als in de achttiende eeuw de seksuele ontmoetingen van de libertijnen, omdat ook die zich niets aantrokken van klasse, afkomst of rijkdom.
Maar: al is de ontwrichtende werking van seksualiteit in de eenentwintigste eeuw niet verdwenen, in onze veel complexere realiteit is het een metafoor die zich niet automatisch naar het heden laat transporteren. Wat in NarcoSexuals pregnant was, blijft in Liberté op afstand, omdat het vrijblijvend is – terwijl in Alles moet weg winkeldiefstal een geslaagd verwarrend beeld wordt voor het laat-kapitalisme.
Stills uit Liberté (2019) van Albert Serra.
Serra wil graag als een subversieve kunstenaar worden gezien. Het zou heel goed kunnen dat zijn masturbatietaferelen mensen zullen shockeren, zeker omdat ze in een museumcontext worden getoond. Aan de andere kant zijn de achttiende-eeuwse pikanterieën ook tamelijk tandeloos vergeleken met de populariteit van een verontrustend genre als ‘dark romance’ (verhalen die de grenzen van consent aftasten, en gewelddadige verkrachtings- en ontvoeringsfantasieën opvoeren) op ‘Book Tok’ (de TikTok-community die zich focust op boeken en literatuur). Bovendien zijn filmkijkers en consumenten van bewegende beelden wel wat gewend. Dat blijkt ook uit de fragmenten van pornofilms uit het archief van Eye die in een aparte ruimte worden vertoond – en alleen te bekijken zijn door de grote ronde ramen in de deur, als een soort buitenmaatse gluurgaten. Daardoor valt op hoe onsexy en verkrampt de hele tentoonstelling is. Dat komt niet door wat er al dan niet te zien is, want ja, er zijn mollige billen en borsten, en gewriemel aan miezerige piemeltjes, een stereotiep beeld dat een dubbele standaard voor mannen en vrouwen in stand houdt. Maar het ziet er allemaal zo houterig en amateuristisch uit.
Subversie is in de kunst vaak een middel om bestaande structuren te ondermijnen. Maar wat subversief is, is verwarrend, in beweging, het staat niet vast. Het aankaarten van bijvoorbeeld preutsheid, zoals Serra wil, had voor #MeToo een andere betekenis dan nu. En het agenderen van de mogelijke preutsheid die door #MeToo zou kunnen zijn ontstaan, is niet per se dapper van een mannelijke regisseur die pocht niet zoveel om zijn actrices en een veilige werkomgeving te geven. Eerder onverschillig, toondoof en onverantwoordelijk. Liberté is ondanks de op hun kant gekeerde wasbakken in de houtsnippers niet Serra’s variant op het urinoir van Duchamp. De libertijnen van Serra dragen de nieuwe kleren van de keizer. Maar die ‘kleren’ zijn nu zo vaak binnenstebuiten gekeerd en achterstevoren aangetrokken dat er niets overblijft dan de armoedige lompen van een impotente vrijdenker.