Het mooiste wat ik ooit heb gezien: mensen die voor het eerst sneeuw zien. Abhishek, Latesh, Hemant, Roshan, Gokulraaj, Hasmukh, Harshita, Hiren, Jitendra, Kimaya, Manmeet, Nitesh, Nitu, Rakhi, Rakshith, Sanjeev, Tejal, Tharangani, Vaishu, Gokula Krishnan (Hulk), Shunmuga, Subbu, Vaishnavi, Tapan, Ranveer, Pawan, Randhir, Manish. Dit zijn de namen van de sterren met wie ik de Kedarkantha in het Himalayagebergte beklom.
Zaterdag 22 februari Autorit van Dehradun naar Kotgaon, 10-11 uur, 185 km
Met onze reisorganisatie Indiahikes heb ik afgesproken dat ik in de female slaapzaal zal slapen. Na de medische check-in en een maaltijd van dahl, chapati’s en rijst maken we kennis met onze gidsen: trekleader Ranveer en gidsen Randhir, Pawan en Manish. We worden gevraagd om onze intenties voor de trek te delen: uit je comfortzone komen, wordt genoemd, onze fitheid testen en voor het eerst sneeuw zien. De voertaal in de groep is Hindi, maar er wordt ook Engels en Tamil gesproken en Kannada, zoet als honing.
Tijdens deze reis hou ik een dagboek bij dat de Bezige Bij wil gaan publiceren als boek. In dit dagboek wissel ik impressies van mijn reis af met gedachten en gesprekken over sterfrituelen in verschillende culturen. Carl Jung zegt dat je vier soorten mensen hebt, en twee daarvan staan lijnrecht tegenover elkaar: diegenen die de hemel willen vinden en diegenen die vooral samen willen zijn op aarde (of in de hel). Ben ik meer zoals mijn moeder, die graag in haar eentje naar de hemel zocht, of zoals mijn vader, die boven alles samen wil zijn? Eigenlijk ga ik naar de Himalaya om te kijken of ik daar begraven wil worden.
Zondag 23 februariKamp Khujaai, 5 uur, 5,5 km
We worden ingehaald door ezeltjes met belletjes en gaan aan de bergkant lopen. Door het eikenbos slingert een stijgend pad omhoog. Mijn trekbuddie Hasmukh, wiens naam ‘lachend gezicht’ betekent, is 25 jaar getrouwd met Renu, die hij liefkozend Rain noemt. Omdat zijn vader eerst geloofde dat hun liefde een bevlieging was, hebben Hasmukh en Rain een jaar niet met elkaar gepraat, om te bewijzen dat hun liefde niet over zou gaan. Voor hun huwelijksjubileum stel ik voor dat hij haar een liefdesbrief schrijft en ik vertel hem wat ik over liefdesbrieven weet: dat je nooit een vrouw met fruit mag vergelijken en nooit een zin met ‘ik’ moet beginnen. In ruil hiervoor geeft Hasmukh mij beleggingstips.
We pauzeren op de besneeuwde Mohlani-weide en de eerste keer sneeuw is pure magie: er wordt voorzichtig aan gevoeld, mee gegooid en op gedanst. Vanaf de weide loopt een goudkleurige hond met ons mee, die ik Moppie noem en Hasmukh Theo. In Khujaai staan de gele koepeltentjes verspreid over de sneeuwhelling en bij de ingang van het kamp valt Haksmukh op zijn knieën om Moppie te knuffelen. ’s Avonds vertelt hij de groep dat ik in India ben om mijn boek Antiboy te presenteren. Uitgeverij Seagull Books heeft Antiboy in het Engels laten vertalen en me uitgenodigd voor optredens in Kolkata, Mumbai en Bengaluru. Hasmukh vraagt aan de groep of ze niet alleen de veiligheidsinstructies van de gidsen voor me willen vertalen in het Engels, maar ook de grapjes, zodat ik mee kan lachen. Als we later in onze slaapzakken liggen vraagt mijn tentgenoot Harshita of ik denk dat voor liefde veel moed nodig is.
Maandag 24 februari Bhoja Dhadi, 3,5 uur, 3,5 km
Aangekomen in kamp Bhoja Dhadi kiezen Harshita en ik een tent aan het randje van het plateau met uitzicht op de diepte waaruit we zijn opgeklommen. De volgende dag gaan we naar de piek van de Kedarkantha lopen, dus we zullen om 4.00 uur opstaan. We mogen onze tanden niet poetsen en onze gezichten niet wassen vanwege de kou en krijgen het advies om alvast in onze trekkleren te gaan slapen. Tijdens het eten vertelt Rakshith dat hij met zijn moeder samenwoont en bij de Shivatempel op de top een wens zal doen voor zijn dierbaren.
Gids Pawan en de hond Moppie.Roshan met zijn zoon
Dinsdag 25 februariKedarkantha Summit, 7-8 uur, 9 km
In het donker gaan we 2 tot 3 uur klimmen om de top te bereiken. Raskshith heeft gezworen er als eerste te zijn, dus blijf ik vlak achter hem. Als we stil staan om te wachten op de anderen zing ik een paar zinnen: ‘raise a glass to freedom, something they can never take away,’ en Manish en Pawan, die geen Engels spreken, zingen de woorden mee. Zigzaggend klimmen we over de gladde, bevroren paden tussen rododendrons en na de boomgrens lopen we door Tiefschnee, waar je tot je middel in weg kunt zakken. De gidsen prikken met een bijl in de sneeuw om de diepte te bepalen. Door in de stappen van je voorganger te blijven lopen ontstaat er een pad.
De vorige groepen hebben vanwege het slechte weer van de afgelopen weken de top niet bereikt, maar wij halen het, allemaal. Gids Manish wijst de bergen aan die we vanaf hier kunnen zien: Mt Swargarohini, Mt Bandarpoonch en Mt Kalanag. Bij Shiva’s tempel vraag ik om gezondheid: voor mijn zus, voor de moeder van Jona, voor baby Yanice. Roshan komt naast me zitten en ik zeg dat ik het zo mooi vindt dat hij als vader deze tocht maakt met zijn volwassen zoons, hoe ze voor elkaar zorgen. Hij vertelt over zijn eigen vader Alexander, die is gestorven met zijn hoofd in Roshans schoot. Daarom heet zijn zoon Tapan Alexander.
Woensdag 26 februari Kotgaon 5 uur, 5,3 km
Tijdens het dalen kunnen we niet te lang stilstaan, want de verse sneeuw bedekt de voetstappen van onze gidsen en het pad bevriest. Dus ontwijken we gladde modderplassen en banen ons stap voor stap een weg omlaag door het bos, tot we ineens weer in het dorp lopen waar kinderen cricket spelen. We gaan in een grote kring zitten om elkaar te bedanken. Roshan zegt: „Go fast, go alone. Go far, go together.”
Donderdag 27 februariRit van Kotgaon naar Dehradun, 9-10 uur, 185 km
Manmeet, Nitu, Rakshith en ik besluiten na Dehradun door te reizen naar yogahoofstad Rishikesh. Tijdens de busrit krijgt iedereen weer bereik. Omdat het in Nederland vier en een half uur vroeger is, duurt het nog een paar uur voordat ik mijn vader eindelijk kan videobellen.
Vrijdag 28 februariRishikesh
In het hostel leert Rakshith ons dansen en Nitu en ik doen mee, terwijl Manmeet filmt. Door het raam is de heilige rivier Ganges zichtbaar. Later die dag zal ik me drie keer onderdompelen en de woorden herhalen die Nitu me heeft geleerd, Shiva bedanken voor het veilig volbrengen van onze tocht. Elk gebed is een liefdesbrief. Rakshith koopt een groene sjaal voor mijn zus.
Het mooiste wat ik ooit heb gezien: mensen die voor het eerst sneeuw zien. Abhishek, Latesh, Hemant, Roshan, Gokulraaj, Hasmukh, Harshita, Hiren, Jitendra, Kimaya, Manmeet, Nitesh, Nitu, Rakhi, Rakshith, Sanjeev, Tejal, Tharangani, Vaishu, Gokula Krishnan (Hulk), Shunmuga, Subbu, Vaishnavi, Tapan, Ranveer, Pawan, Randhir, Manish. Dit zijn de namen van de sterren met wie ik de Kedarkantha in het Himalayagebergte beklom.
Zaterdag 22 februari Autorit van Dehradun naar Kotgaon, 10-11 uur, 185 km
Met onze reisorganisatie Indiahikes heb ik afgesproken dat ik in de female slaapzaal zal slapen. Na de medische check-in en een maaltijd van dahl, chapati’s en rijst maken we kennis met onze gidsen: trekleader Ranveer en gidsen Randhir, Pawan en Manish. We worden gevraagd om onze intenties voor de trek te delen: uit je comfortzone komen, wordt genoemd, onze fitheid testen en voor het eerst sneeuw zien. De voertaal in de groep is Hindi, maar er wordt ook Engels en Tamil gesproken en Kannada, zoet als honing.
Tijdens deze reis hou ik een dagboek bij dat de Bezige Bij wil gaan publiceren als boek. In dit dagboek wissel ik impressies van mijn reis af met gedachten en gesprekken over sterfrituelen in verschillende culturen. Carl Jung zegt dat je vier soorten mensen hebt, en twee daarvan staan lijnrecht tegenover elkaar: diegenen die de hemel willen vinden en diegenen die vooral samen willen zijn op aarde (of in de hel). Ben ik meer zoals mijn moeder, die graag in haar eentje naar de hemel zocht, of zoals mijn vader, die boven alles samen wil zijn? Eigenlijk ga ik naar de Himalaya om te kijken of ik daar begraven wil worden.
Zondag 23 februariKamp Khujaai, 5 uur, 5,5 km
We worden ingehaald door ezeltjes met belletjes en gaan aan de bergkant lopen. Door het eikenbos slingert een stijgend pad omhoog. Mijn trekbuddie Hasmukh, wiens naam ‘lachend gezicht’ betekent, is 25 jaar getrouwd met Renu, die hij liefkozend Rain noemt. Omdat zijn vader eerst geloofde dat hun liefde een bevlieging was, hebben Hasmukh en Rain een jaar niet met elkaar gepraat, om te bewijzen dat hun liefde niet over zou gaan. Voor hun huwelijksjubileum stel ik voor dat hij haar een liefdesbrief schrijft en ik vertel hem wat ik over liefdesbrieven weet: dat je nooit een vrouw met fruit mag vergelijken en nooit een zin met ‘ik’ moet beginnen. In ruil hiervoor geeft Hasmukh mij beleggingstips.
We pauzeren op de besneeuwde Mohlani-weide en de eerste keer sneeuw is pure magie: er wordt voorzichtig aan gevoeld, mee gegooid en op gedanst. Vanaf de weide loopt een goudkleurige hond met ons mee, die ik Moppie noem en Hasmukh Theo. In Khujaai staan de gele koepeltentjes verspreid over de sneeuwhelling en bij de ingang van het kamp valt Haksmukh op zijn knieën om Moppie te knuffelen. ’s Avonds vertelt hij de groep dat ik in India ben om mijn boek Antiboy te presenteren. Uitgeverij Seagull Books heeft Antiboy in het Engels laten vertalen en me uitgenodigd voor optredens in Kolkata, Mumbai en Bengaluru. Hasmukh vraagt aan de groep of ze niet alleen de veiligheidsinstructies van de gidsen voor me willen vertalen in het Engels, maar ook de grapjes, zodat ik mee kan lachen. Als we later in onze slaapzakken liggen vraagt mijn tentgenoot Harshita of ik denk dat voor liefde veel moed nodig is.
Maandag 24 februari Bhoja Dhadi, 3,5 uur, 3,5 km
Aangekomen in kamp Bhoja Dhadi kiezen Harshita en ik een tent aan het randje van het plateau met uitzicht op de diepte waaruit we zijn opgeklommen. De volgende dag gaan we naar de piek van de Kedarkantha lopen, dus we zullen om 4.00 uur opstaan. We mogen onze tanden niet poetsen en onze gezichten niet wassen vanwege de kou en krijgen het advies om alvast in onze trekkleren te gaan slapen. Tijdens het eten vertelt Rakshith dat hij met zijn moeder samenwoont en bij de Shivatempel op de top een wens zal doen voor zijn dierbaren.
Gids Pawan en de hond Moppie.Roshan met zijn zoon
Dinsdag 25 februariKedarkantha Summit, 7-8 uur, 9 km
In het donker gaan we 2 tot 3 uur klimmen om de top te bereiken. Raskshith heeft gezworen er als eerste te zijn, dus blijf ik vlak achter hem. Als we stil staan om te wachten op de anderen zing ik een paar zinnen: ‘raise a glass to freedom, something they can never take away,’ en Manish en Pawan, die geen Engels spreken, zingen de woorden mee. Zigzaggend klimmen we over de gladde, bevroren paden tussen rododendrons en na de boomgrens lopen we door Tiefschnee, waar je tot je middel in weg kunt zakken. De gidsen prikken met een bijl in de sneeuw om de diepte te bepalen. Door in de stappen van je voorganger te blijven lopen ontstaat er een pad.
De vorige groepen hebben vanwege het slechte weer van de afgelopen weken de top niet bereikt, maar wij halen het, allemaal. Gids Manish wijst de bergen aan die we vanaf hier kunnen zien: Mt Swargarohini, Mt Bandarpoonch en Mt Kalanag. Bij Shiva’s tempel vraag ik om gezondheid: voor mijn zus, voor de moeder van Jona, voor baby Yanice. Roshan komt naast me zitten en ik zeg dat ik het zo mooi vindt dat hij als vader deze tocht maakt met zijn volwassen zoons, hoe ze voor elkaar zorgen. Hij vertelt over zijn eigen vader Alexander, die is gestorven met zijn hoofd in Roshans schoot. Daarom heet zijn zoon Tapan Alexander.
Woensdag 26 februari Kotgaon 5 uur, 5,3 km
Tijdens het dalen kunnen we niet te lang stilstaan, want de verse sneeuw bedekt de voetstappen van onze gidsen en het pad bevriest. Dus ontwijken we gladde modderplassen en banen ons stap voor stap een weg omlaag door het bos, tot we ineens weer in het dorp lopen waar kinderen cricket spelen. We gaan in een grote kring zitten om elkaar te bedanken. Roshan zegt: „Go fast, go alone. Go far, go together.”
Donderdag 27 februariRit van Kotgaon naar Dehradun, 9-10 uur, 185 km
Manmeet, Nitu, Rakshith en ik besluiten na Dehradun door te reizen naar yogahoofstad Rishikesh. Tijdens de busrit krijgt iedereen weer bereik. Omdat het in Nederland vier en een half uur vroeger is, duurt het nog een paar uur voordat ik mijn vader eindelijk kan videobellen.
Vrijdag 28 februariRishikesh
In het hostel leert Rakshith ons dansen en Nitu en ik doen mee, terwijl Manmeet filmt. Door het raam is de heilige rivier Ganges zichtbaar. Later die dag zal ik me drie keer onderdompelen en de woorden herhalen die Nitu me heeft geleerd, Shiva bedanken voor het veilig volbrengen van onze tocht. Elk gebed is een liefdesbrief. Rakshith koopt een groene sjaal voor mijn zus.
De laatste jaren lijkt het repertoiretoneel, dat lange tijd een beetje ‘uit’ was, in Nederland weer aan een voorzichtige opmars bezig te zijn. Jonge makers als Nina Spijkers, Liliane Brakema, Eline Arbo en Collectief Blauwdruk zetten hun tanden in teksten van Anouilh, Tsjechov, Von Kleist en Vondel – al dan niet grondig bewerkt. Dit voorjaar komen er nieuwe ensceneringen aan van Cyrano (Bos Theaterproducties) en Moeder Courage (het Nationale Theater). Ook de Shakespeareliefhebber komt aan zijn trekken: er staan deze maand maar liefst drie Shakespeare-premières op het programma. Een Lear (Dood Paard) en twee Hamlets (door Theater Rotterdam en Studio Antigone).
Hoe komt het dat theatermakers grijpen naar teksten die ver in het verleden werden geschreven? Waarom zou je in 2025 nog een Shakespearestuk op de planken willen brengen? Er zijn onder meer pragmatische redenen, zeggen makers. Als je een toneelschrijver aan het werk zet, moet je nog maar zien of het een goed stuk wordt. En daarnaast verkoop je voor Hamlet makkelijker kaartjes dan voor een stuk waar mensen nog nooit van gehoord hebben.
Maar hoe zet je je tanden in zo’n tekst, en in hoeverre voel je je vrij er je eigen draai aan te geven? Hierover vertellen regisseur Erik Whien, die bij Theater Rotterdam Hamlet opnieuw leven inblaast, en actrice en theatermaker Manja Topper, die met theatercollectief Dood Paard werkt aan een eigen versie van Lear.
Manja Topper: „Lear roept als vanzelf associaties met Trump op”
„Een grote, witte, autoritaire, megalomane cisman”, zegt Topper glimlachend. Ze beschrijft koning Lear. „Een narcist. Die een enorm rijk heeft. En dat niet los wil laten.” De actrice staat voor een wand vol landkaarten, onderdeel van het decor. „Een echte patriarch is hij. Als het niet gaat zoals hij wil, wordt hij onwaarschijnlijk kwaad.”
Ze balt haar vuist en citeert uit de tekst: „Zwavelzuur en gedachten verbrandend vuur, heraut van de eikklievende bliksemschichten, verschroei mijn witte haar. En jij razende donder, sla de bolle ronding van de aarde plat, vergiftig de teelgrond, verspil al het zaad ineens dat ondankbare mensen voortbrengt.” Ze lacht. „Die man is zo kwaad dat hij de hele aarde wil vernietigen. Je hoeft niet ver te zoeken om dat soort mannen in de actualiteit tegen te komen.”
Mannen zoals Donald Trump, bedoelt ze. Maar waarom een stuk van Shakespeare, waarin personages doen denken aan machthebbers als Trump, als je ook een nieuwe tekst zou kunnen opvoeren, óver Trump? „We wilden helemaal geen stuk over Trump maken. We wilden Lear maken. Omdat het een meesterwerk is. Poëtisch, grappig, wijs. Prachtig geschreven. Soms is een stuk gewoon zo goed dat je het wil blijven spelen. Waarom wordt klassieke muziek nog steeds gespeeld? Omdat musici met datzelfde muziekstuk weer hun eigen verhaal willen vertellen. Het is een ontmoeting. Noem het een krachtmeting. En dat die Lear-figuur vervolgens associaties met Trump oproept, is wat er dan gebeurt. Zo’n stuk gaat resoneren met de actualiteit.”
Wat maakt een stuk tijdloos? „Lear is zo complex, daar zitten zo veel lagen, zo veel thema’s in, dat het zich in elke tijd leent voor een actuele interpretatie. Daarom veroudert het niet. Vertalingen wel, vertalingen verouderen best snel. Een vertaling is altijd een interpretatie. Daarom hebben wij een nieuwe vertaling gemaakt.” Topper werkte er met Kuno Bakker aan. „We hebben het metrum losgelaten, zodat we zo dicht mogelijk bij de inhoud konden blijven. Tijdens het vertalen was het af en toe echt alsof ik een schat vond. Shakespeare doet zulke rake observaties. Hij formuleert voortdurend gedachten en ervaringen die ik ook heb. En op zo’n wonderschone manier. Zonder dat het sentimenteel wordt, of moralistisch.”
Regisseur Erik Whien bij de repetitie van ‘Hamlet’ bij Theater Rotterdam. Foto Julian Maiwald
Erik Whien: „Hamlet bezoeken is als het ondergaan van een ritueel”
„Met klassieke teksten toets je de waan van de dag”, zegt Whien. „Ik geloof dat de tijd zich in een spiraalbeweging voltrekt. Niet lineair. Thema’s komen steeds weer terug. Misschien dat ik me daarom graag tot repertoire verhoud: het maakt je ervan bewust dat mensen vierhonderd jaar geleden met dezelfde problemen, gevoelens en queestes bezig waren als wij. Je gaat een ontmoeting aan met gedachtes die ver voordat jij bestond zijn opgeschreven, en toch gaan ze over jou.
„Je ziet ook iets bijzonders gebeuren met een publiek, als het een klassiek toneelstuk bezoekt. Mensen gaan erheen met een soort opwinding: we krijgen repertoire toegediend. Bijna als een ritueel. Ja, dat is misschien het juiste woord: Hamlet bezoeken is ook het ondergaan van een ritueel. Omdat het in zo’n lange traditie staat. Het heeft iets ceremonieels.”
Repertoire heeft Whien altijd aangetrokken, op de toneelschool al. Hij ensceneerde in zijn loopbaan stukken van onder meer Gorki, Tsjechov, Molière en Beckett. „Ik denk dat het met mijn eigen weerstand tegen ‘nu’ te maken heeft”, zegt hij. „Ik leef in deze tijd, met sociale media, Instagram, TikTok, en ik vind het een verademing om stil te kunnen staan bij de schoonheid van taal. Shakespeare is ook een soort Orakel van Delphi. Er is zo veel te ontdekken in die teksten. Ik probeer te luisteren naar wat hij schrijft, en nederig te zijn.
„Het opvoeren van klassieke stukken kan natuurlijk gezien worden als een soort conservatisme. Alsof je in een aquarium naar iets historisch gaat zitten kijken. Maar repertoire heeft een interpretatie nodig, een visie, anders is het dood. De truc is dat je zo’n stuk helemaal moet opeten en verwerken, voor je het op het toneel brengt. Er zijn geen olifantenpaadjes. Je verdiept je in een stuk, implementeert het in de actuele situatie en dan ga je kijken wat de alchemie is.”
De nederigheid die Whien voelt voor Shakespeares werk houdt hem niet tegen het stuk naar zijn eigen hand te zetten. Alleen al qua bezetting: er spelen maar drie acteurs mee. Jacob Derwig, Roman Derwig (zijn zoon, die in het derde jaar van de toneelschool zit) en Hannah Hoekstra. Roman vertolkt Hamlet, de andere twee alle andere rollen. Whien: „Naarmate ik ouder word, word ik steeds eigenwijzer als maker. Ik durf vrijer met het materiaal om te gaan. In onze versie is het alsof je je in Hamlets hoofd bevindt. De andere acteurs cirkelen voortdurend om het personage heen, terwijl ze al die dubbelrollen vertolken. Als een koortsdroom.”
Topper: „In deze harde wereld past geen verzoeningsscène”
Ook Dood Paard permitteert zich, in hun bewerking van Lear, de nodige vrijheid. Zo wordt de rol van Lear vertolkt door een vrouw, Topper zelf. „Niet dat we er ‘koningin Lear’ van maken hoor, ik speel hem als man. Maar ik ben benieuwd wat het voor effect het heeft als een actrice hem speelt.”
De meest ingrijpende wijziging: het titelpersonage gaat eerder dood. Het stuk begint met Lear die zijn land, als een soort voorschot op de erfenis, verdeelt onder zijn drie dochters. Hij vraagt ze hoeveel ze van hem houden, zodat hij kan bepalen wie welk stuk land krijgt. De oudste twee dochters slijmen in hun liefdesverklaring dat het een aard heeft, maar de jongste speelt het spelletje niet mee.
Topper: „Zij begrijpt dat haar vader iets oneigenlijks van ze vraagt. ‘Het spijt me’, zegt ze, ‘maar ik kan mijn hart niet naar mijn tong brengen. Ik hou van je zoals het past bij onze band. Niet meer, niet minder.’”
Haar weigering om te huichelen maakt Lear zo woedend dat hij haar direct onterft en verbant. Ook als hij niet veel later spijt krijgt, komt hij niet op zijn beslissing terug. Topper: „Een ander personage zou zeggen: ik heb dat fout gedaan, ik ga het proberen goed te maken. Lear niet. ‘Mij verexcuseren?’, zegt hij. ‘Denk je dat dat past bij de koning?’”
Op het allerlaatste moment, vlak voor zijn dood, geeft Shakespeare het personage dan toch nog de kans het goed te maken met zijn dochter. Topper: „Dat hebben we dus weggelaten. We gunnen hem dat niet. We leven momenteel in zo’n harde, kale, onherbergzame wereld. Daar past volgens ons geen moment van verzoening bij. Daar hadden we gewoon geen zin in. Onze Lear gaat eenzaam dood.”
Het was zo’n ingrijpende verandering dat ze er wakker van heeft gelegen. „Gaan we dit echt doen?, dacht ik. Maar ik denk dat we een goede keuze hebben gemaakt. Deze tijd vraagt om een hardere Lear.”
Whien: „Onze Hamlet is bijna een therapiesessie”
Hamlet wordt doorgaans geïnterpreteerd als een stuk over wraak, of over een jongen die maar niet tot actie overgaat, maar in Whiens visie ligt het zwaartepunt bij het thema rouw. „Hamlet verliest zijn vader. Het plotje – moord, wraak – is bij ons haast ondergeschikt. Het gaat over een jongen die gedurende de avond door alle fases van rouw heen valt. Bijna een therapiesessie. Alles werkt toe naar het moment waarin hij kan accepteren dat zijn vader dood is. ‘De rest is stilte’, staat er dan.” En Hamlet sterft. Althans: „Sterven moet in het theater altijd een metafoor zijn, vind ik. Het staat voor een overgang, het begin van een nieuwe fase. Personages ‘echt’ laten doodgaan op het toneel is vreselijk oninteressant. Altijd knullig ook. Het is een hyperleugen. Hamlets dood is een spirituele dood. Het is de rouw die sterft.”
Topper: „Kijk, dat Erik Whien ervoor kiest om Hamlet over rouw te laten gaan, is een goed voorbeeld van hoe zo’n tekst steeds weer iets anders kan betekenen. Die interpretatie is nieuw voor mij. Dat maakt nieuwsgierig.”
Lear van Dood Paard. Vertaling: Kuno Bakker en Manja Topper. Première: 13 maart in Theater Frascati, Amsterdam. Tournee t/m 24 mei. Info: doodpaard.nlHamlet van Theater Rotterdam. Regie: Erik Whien. Première: 29 maart, TR8 William Boothlaan, Rotterdam. Tournee t/m 3 mei. Info: theaterrotterdam.nl
Oorlogsdreiging, herbewapening, de Verenigde Staten die zich afkeren: de snelle politieke veranderingen van de laatste maanden geven het gevoel op een historisch kantelpunt te staan. Maar hoe verhouden zich dit soort grote politieke verschuivingen tot de kunst?
De cultuurgeschiedenis kent veel voorbeelden van kunstwerken die ontstonden als reactie op heftige politieke omwentelingen. Kunstenaars worden geïnspireerd door dreiging of verandering, zien een nieuwe toekomst gloren of voelen zich juist opgejaagd, angstig en bezorgd.
Vijf voorbeelden uit de laatste 200 jaar laten zien welke vormen dit kan aannemen. Soms is de stemming van toen nog steeds voelbaar, soms is de aanleiding vervluchtigd en blijft een ‘tijdloos’ werk over – en soms wordt de kunst ook zelf weer aanleiding tot verandering.
Doe Maar‘De Bom’, 1982
Angstvallig stil blijft het. Terwijl de vrees voor een oorlog weer actueel is, klinken er nu nauwelijks Amerikaanse protestliedjes – anti-Trump, de verstoorde wereldorde, de dreiging van oorlog. Zijn artiesten moegestreden of murw, op enkele sneers na? Of is het nog te vroeg om de balans op te maken?
Terug naar begin jaren tachtig, waar de leus ‘No Future’ lang niet alleen meer in punkkringen rondgaat, maar ook pessimistisch gestemde tieners de kreet in hun agenda schrijven. Er is een economische crisis. De werkeloosheid is hoog en er is geen woonruimte. En er is de diepgewortelde angst voor het vallen van De Bom. In Nederland regent het demonstraties tegen de plaatsing van kruisraketten – de wapenwedloop tussen de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten heeft een van zijn hoogtepunten in de Koude Oorlog bereikt.
Ernst Jansz, toetsenist en liedjesschrijver van Doe Maar, de dan grootste popband van Nederland, vindt woorden voor het unheimische gevoel. ‘De Bom’ over de continue nucleaire dreiging is een protestlied met grote slagkracht. Doe Maar somt op wat je nog kunt doen voordat de wereld voorbij is, van zakenman tot scholier.
<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-captionposition="below" data-description="Demonstratie tegen kruisraketten in Den Haag in 1985 ” data-figure-id=”0″ data-variant=”row”><img alt data-description="Demonstratie tegen kruisraketten in Den Haag in 1985 ” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/03/van-de-bom-van-doe-maar-tot-het-bos-van-caspar-david-friedrich-hoe-reageert-kunst-op-grote-politieke-omwentelingen-1.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/03/12155823/data129298171-fc62d1.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/03/van-de-bom-van-doe-maar-tot-het-bos-van-caspar-david-friedrich-hoe-reageert-kunst-op-grote-politieke-omwentelingen-10.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/03/van-de-bom-van-doe-maar-tot-het-bos-van-caspar-david-friedrich-hoe-reageert-kunst-op-grote-politieke-omwentelingen-8.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/03/van-de-bom-van-doe-maar-tot-het-bos-van-caspar-david-friedrich-hoe-reageert-kunst-op-grote-politieke-omwentelingen-9.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/03/van-de-bom-van-doe-maar-tot-het-bos-van-caspar-david-friedrich-hoe-reageert-kunst-op-grote-politieke-omwentelingen-10.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/03/van-de-bom-van-doe-maar-tot-het-bos-van-caspar-david-friedrich-hoe-reageert-kunst-op-grote-politieke-omwentelingen-11.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/iZu8BAiylguvLVEoVTWwx1aOzGQ=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/03/12155823/data129298171-fc62d1.jpg 1920w”>Demonstratie tegen kruisraketten in Den Haag in 1985
<figure aria-labelledby="figcaption-1" class="figure" data-captionposition="below" data-description="Doe Maar uit 1982 ” data-figure-id=”1″ data-variant=”row”><img alt data-description="Doe Maar uit 1982 ” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/03/van-de-bom-van-doe-maar-tot-het-bos-van-caspar-david-friedrich-hoe-reageert-kunst-op-grote-politieke-omwentelingen-2.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/03/12155827/data129303338-14655c.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/03/van-de-bom-van-doe-maar-tot-het-bos-van-caspar-david-friedrich-hoe-reageert-kunst-op-grote-politieke-omwentelingen-14.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/03/van-de-bom-van-doe-maar-tot-het-bos-van-caspar-david-friedrich-hoe-reageert-kunst-op-grote-politieke-omwentelingen-12.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/03/van-de-bom-van-doe-maar-tot-het-bos-van-caspar-david-friedrich-hoe-reageert-kunst-op-grote-politieke-omwentelingen-13.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/03/van-de-bom-van-doe-maar-tot-het-bos-van-caspar-david-friedrich-hoe-reageert-kunst-op-grote-politieke-omwentelingen-14.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/03/van-de-bom-van-doe-maar-tot-het-bos-van-caspar-david-friedrich-hoe-reageert-kunst-op-grote-politieke-omwentelingen-7.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/O93kxBXtbHxrkcMW45GdzLtVSOM=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/03/12155827/data129303338-14655c.jpg 1920w”>Doe Maar uit 1982
Foto Rob Bogaerts/ Nationaal Archief, Foto ANP
„Carrière maken voordat de bom valt/ Werken aan mijn toekomst voordat de bom valt/ Ik ren door mijn agenda voordat de bom valt/ Veilig in het ziekenfonds voordat de bom valt.” In 1982 staat ‘De Bom’ van Doe Maar (1978 tot 1984) vier weken op nummer 1 in de Nederlandse hitparade.
Ruim veertig jaar later voelt ‘De Bom’ met zijn punky boodschap in de luie ritmiek van reggae en de opwinding van ska nog actueel. Voordat de bom valt…. – „relevanter dan ooit”, schrijven mensen op YouTube onder het videoclipje met Ernst Jansz als getergde zakenman. Want ‘De Bom’ vangt nog steeds de tijdgeest: de angst voor een Derde Wereldoorlog is latent.
In reactie op ‘De Bom’ zong Kinderen Voor Kinderen in 1983 overigens het liedje ‘Brief aan Ernst’. Die vertelde later dat hij zich niet goed gerealiseerd had hoe bang hij kinderen had gemaakt voor het einde der tijden. „Hoe luchtig ik het ook bracht.”
Amanda Kuyper
Caspar David FriedrichChasseur im Walde, 1814
Net is hij voorbij, de grootste oorlog die Europa tot dan toe heeft gekend, en eindelijk heeft zich een nieuwe coalitie verenigd om de dictator te verdrijven. Maar wat doet Caspar David Friedrich? Hij begint bossen te schilderen.
Nu, meer dan 200 jaar later, lijkt niets verder weg van geopolitiek wapengekletter dan de romantische natuurtaferelen van de Duitse schilder Friedrich, die vooral als meditatieve vlucht uit de wereld populair zijn geworden. Maar zo zijn ze allerminst ontstaan. Sterker: Friedrichs Chasseur im Walde uit 1814 kan als niets minder dan een onvervalst politiek statement worden gezien.
Het is kort na de bloedige Slag bij Leipzig, waarbij Napoleon uit de Duitse gebieden werd verdreven. Nietig staat een mens tegenover machtige woudreuzen, een zwarte raaf achter hem. Pas na goed kijken zie je dat de wandelaar een gouden helm draagt: het is een Franse elitesoldaat, verloren in het dichte bos.
Bijna letterlijk is hier het ingrijpendste geopolitieke kantelpunt van de vroege 19de eeuw verbeeld. De patriottische Friedrich is niet alleen vurig voorstander van de bevrijdingsoorlogen tegen Napoleon, maar hij is ook, zoals veel kunstenaars in die tijd, actief op zoek naar dat wat nu precies Duits kan worden genoemd. Duitsland bestaat in 1814 nog niet, er zijn meer dan driehonderd versplinterde Duitse vorstendommen, en het sterke Frankrijk had hier decennialang cultureel zijn stempel weten te drukken.
Voor de Duitse identiteitszoekers blijkt de overheersing van Napoleon de katalysator die ze nodig hebben. De Duitse Kultur, zo stellen ze met steeds grotere overtuiging, is beter, diepzinniger, authentieker dan de oppervlakkige Franse civilisation. Vooral het Duitse Wald wordt gretig aangegrepen als terugkerend motief, niet alleen als oord voor ‘typisch Duitse’, diepzinnige contemplatie, maar ook als mythisch thuis voor de Germanen, die eerste Duitse ‘vrijheidsstrijders’ tegen de Romeinen.
Al hoedt Friedrich zich ervoor te expliciet op de actualiteit in te spelen, voor de kijkers in 1814 zal Friedrichs doek een duidelijke boodschap hebben gehad: de Franse overheersing brokkelt, nieuwe Duitse kracht lonkt. Tegenover de nietige Franse soldaat, met de zwarte raaf als voorteken van zijn naderende einde, staan hier grote Duitse woudreuzen, dicht aaneengesloten als teken van hun verbondenheid tegen de indringer.
Merlijn Schoonenboom
Ton Vorstenbosch en Guus VleugelSrebrenica!, 1996
Herbewapening, dienstplicht, weerbaarheid: ineens gaan gesprekken weer over de deelname van Nederlandse soldaten aan internationale NAVO-missies. Waarbij niet vergeten mag worden dat een missie dertig jaar geleden uitliep op een nationaal trauma – die ook in het theater werd verwerkt.
Tien maanden na de val van Srebrenica ging in Amsterdam het toneelstuk Srebrenica! in première, naar een tekst van Ton Vorstenbosch en Guus Vleugel. In juli 1995 was de moslim-enclave in Bosnië-Herzegovina veroverd door de Serviërs, die duizenden burgers bruut vermoordden. Die burgers hadden beschermd moeten worden door de Nederlandse legerafvaardiging, de Dutchbatters. Een nationaal trauma was in de maak, want het optreden van het Nederlandse leger werd alom veroordeeld als lafhartig.
Het debacle van de ‘vredesmissie’ zou nog decennialang nagalmen. De slachtoffers van de genocide worden jaarlijks herdacht. Dutchbatters met PTSS vochten voor erkenning, en kregen die ook, in 2022.
Nadat het ministerie van Defensie in 1996 lucht kreeg van het toneelstuk vroeg het de tekst op bij de makers, Toneelgroep Amsterdam (het huidige ITA). Toen die uitbleef, gaf het ministerie begin mei 1996 een verklaring uit waarin bleek dat Defensie ervan uitging dat het toneelstuk „een volstrekt onjuist beeld” zou schetsen van het optreden van Dutchbat: „Gelet op de dramatische gebeurtenissen in Srebrenica waarbij militairen van Dutchbat zo betrokken waren, is het jammer dat een niet getrouw beeld van deze tragische periode wordt uitgebeeld. De Nederlandse militairen die in Srebrenica hebben gediend verdienen beter.”
Alleen al op basis van die verklaring verklaarde de NRC-recensie dat politiek theater niet succesvoller kon zijn. „De voorstelling hoefde bij wijze van spreken niet eens meer uitgebracht te worden, de oogst was al binnen. Defensie zelf is zo langzamerhand een van de redenen waarom we moeten bidden dat het geen oorlog wordt.” Het stuk werd bovendien een „keerpunt” in de theatergeschiedenis geacht. „Bij mijn weten hebben theatermakers, behalve in ‘de kleinkunst’, nog nooit zo alert gereageerd op de actualiteit.”
De vraag is of de angst van Defensie terecht was. In hun stuk hebben Vorstenbosch en Vleugel een breder doel dan de smadelijke aftocht van het leger. Ze hekelen weliswaar de concrete gebeurtenissen, die Defensie trachtte te verhullen, maar de schuld van het falen van de VN-missie wordt in het stuk bovenal gelegd bij de samenleving als geheel.
De gebeurtenissen in Srebrenica vormen slechts de aanleiding voor een satire over het leven van de thuisgekomen soldaten. Het stuk schildert „de gevoelsarmoede, de principeloosheid en het botte egoïsme van een segment van de Nederlandse jeugd even perfect als pijnlijk”, concludeert NRC.
Ron Rijghard
Daniel AuberLa Muette de Portici, 1828
Je zal de eerste decennia van de 19de eeuw maar in het zuiden van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden hebben gewoond: De koning, Willem I, was protestant, maar de kans dat je dat daar in het katholieke zuiden ook was, was klein. Het zuiden was flink geïndustrialiseerd, dat bracht een hoop geld in het laatje van Willem, maar hij leek dat geld vooral in het noorden te steken. En sprak je Frans, dan had je het nakijken, want Willem wilde Nederlands horen in het bestuur en in het onderwijs. Veel invloed kregen de zuiderlingen nergens. Nee, het zinde veel mensen in de Zuidelijke Nederlanden niet. De katholieken en de liberalen hadden zich verenigd in hun afgrijzen jegens het Hollands gezag. Kruit lag overal, er hoefde alleen nog maar een lont te worden aangestoken.
Het zijn de programmeurs en de musici van de Munt Schouwburg in Brussel die het vuurtje bij de lont houden: op 25 augustus 1830 zetten ze, nota bene ‘ter ere van de verjaardag van Willem I’ de opera La Muette de Portici (‘De stomme van Portici’) van Daniel Auber op het programma: een opera over een Napolitaanse opstand tegen Spaanse overheersing. Het publiek snapt de hint. De bom barst als tenor Jean-François Lafeuillade zingt:
Amour sacré de la patrie,Rends-nous l’audace et la fierté;A mon pays je dois la vie.Il me devra sa liberté
‘Heilige liefde voor het vaderland, geef ons de moed en de trots; aan mijn land dank ik mijn leven. Het zal aan mij zijn vrijheid te danken hebben.’
Onder het scanderen van ‘vive la liberté’ breken vanuit de zaal rellen uit. Overheidsgebouwen worden aangevallen, een huis van een minister in brand gestoken. De onrust waaiert in korte tijd uit tot een complete volksopstand: de Belgische Revolutie. Anderhalve maand later verklaarde België zich onafhankelijk.
Rahul Gandolahage
Anton de KomWij slaven van Suriname, 1933/1934
Het is 1932 als de moeder van schrijver Anton de Kom ziek wordt. Samen met zijn vrouw en kinderen keert hij zo snel mogelijk terug naar Suriname, want in Nederland voelde hij zich toch al niet echt thuis. Vanaf het moment dat De Kom aankomt, wordt hij belemmerd om in het openbaar te spreken. Aan zijn vrienden in Nederland schrijft hij in januari 1933: „Sedert mijn komst te Paramaribo heerscht er een staat van beleg. Politie en militairen gemobiliseerd. Voor mijn huis politie. Op straat word ik achtervolgd. Men heeft mij letterlijk gemuilkorfd. Nog nooit zag ik zulk een willekeur.”
Niet veel later wordt hij zonder proces door het koloniale bewind vastgezet als ‘communistisch agitator’ en moet hij onder dwang terugkeren naar Nederland, waar hij een geschiedenis van de slavernij in Suriname schrijft, de baanbrekende aanklacht Wij slaven van Suriname. Het boek zelf werd een kantelpunt in de slavernijgeschiedenis omdat De Kom vanuit nieuw perspectief beschreef hoe ontdekkingsreiziger Columbus als eerste witte man in 1492 voet op de bodem zette in Amerika, en welke gevolgen die stap voor de mensheid had, met name voor de slavernij in de eeuwen daarna.
1933 is niet alleen een kanteljaar omdat Hitler aan de macht kwam. Het was dus ook het jaar waarin het perspectief op de slavernijgeschiedenis veranderde dankzij de activiteiten van De Kom. Die begreep ook als geen ander wat de symbolische waarde van een ‘kanteljaar’ was: „Wij, zwarte kinderen op de achterste banken (de voorste waren bestemd voor zoons en dochters van Europeanen) martelden onze hoofden om er de jaartallen van Hollandsche, Beiersche en Bourgondische Gravenhuizen in te pompen […] moesten in geestdrift raken voor de opstandigheid van Claudius Civilis en de dappere Verlatinghe van Willem den Zwijger.”
Kanteljaren zijn geen waardevrije mijlpalen en ook geen wit fenomeen wat je op basis van bovenstaande bijna zou denken, besefte De Kom. Hij schreef in 1933 een boek waarin hij liet zien dat de geschiedenis rijker is dan een opsommingen van jaren, en vatte dat bondig samen als: „De eene heerscher verjoeg den anderen”.