Schrijver Sinan Çankaya is er klaar mee: ‘Fuck integratie. Ik kan geen andere conclusie trekken’

Toen Sinan Çankaya op de middelbare school zat, liep hij eens naar buiten met een schoolvriend. Daar kwamen ze zijn straatvrienden tegen. Het duizelde Çankaya: gingen deze twee werelden nu botsen? „Mijn schoolvriend was beschaafd en ingetogen, mijn andere vrienden waren lomper, baldadiger, roekelozer. Zelf verenigde ik die werelden een beetje, maar op school deed ik me slimmer voor dan ik was en op straat juist dommer.”

Zijn leven lang houdt Çankaya dat ongemak, schrijft hij in zijn nieuwe boek Galmende geschiedenissen. Daarin vertelt hij hoe hij door te gaan studeren klimt op de maatschappelijke ladder. Daarvoor neemt hij steeds meer afstand van zijn jeugdvrienden en familie. Maar toch blijft hij altijd een buitenstaander, in de literaire wereld en op de universiteit. De huidige oorlog in Gaza, door Çankaya consequent als genocide geduid, is een breekpunt en vanaf dat moment klimt hij niet meer. Hij valt.

Antropoloog, schrijver en universitair docent Çankaya (1982) promoveerde in 2011 op een onderzoek naar discriminatie bij de politie. Hij is bekend van het meermaals bekroonde autobiografische boek Mijn ontelbare identiteiten (2020), waarin hij beschreef hoe het is om als kind van migranten in Nederland op te groeien.

Galmende geschiedenissen is een persoonlijk essay, waarin hij aan de hand van zijn jeugd zijn ontgoocheling beschrijft. Hij vertelt erover aan zijn keukentafel in Amsterdam, strijdvaardig maar kalm. Hij kiest zijn woorden zorgvuldig. „Dit boek gaat over wat het voor iemand van kleur betekent om te manoeuvreren in witte instituten. En dat dat, als ik terugblik, altijd een mate van aanpassing en integratie vergt.” Çankaya is er helemaal klaar mee.

Je schrijft in je boek dat je repressie aan de universiteit hebt meegemaakt. Je werd ten tijde van de studentenprotesten tegen de oorlog in Gaza op je werk achtervolgd door een beveiliger en moest bewijzen dat je er werkt.

„Ik heb toen contact gehad met verschillende journalisten, onder meer iemand van jouw krant. De studentenprotesten werden van hogerhand onmogelijk gemaakt. Het College van Bestuur van de UvA en VU stuurde de politie op de eigen studenten af, de VU deed dat vorige week nog. Na een tijdje bleek dat de journalist ook keek naar de cijfers van het aantal antisemitische incidenten. Het ging vooral om de onveiligheid van Joodse staf en studenten. Ik wilde het hebben over de veiligheid van de demonstranten en de repressie aan de universiteit.

„Natuurlijk moet de veiligheid van de Joodse staf en studenten serieus genomen worden. Maar het punt was: zien we wel wat de instituties doen? Sommige verhalen mogen niet verteld worden. Van evenwichtigheid is geen sprake. Er wordt één verhaal verteld, het andere wordt weggedrukt. Je mag niet zeggen dat Palestijnen een bezet volk zijn. Je mag het ook niet hebben over de koloniale wortels van het zionisme. Nee, dan moet je je bek houden. Woede is al helemaal not done.

„Er waren jonge studenten die in elkaar zijn geslagen. Zij hadden te maken met politiegeweld, protestkampen die hardhandig zijn ontruimd. Een studente barstte in tranen uit, toen we werden achtervolgd door de beveiliger. Ze vroeg zich af waarom we als criminelen werden behandeld.”

The Guardian vroeg je na de rellen rond Ajax-Maccabi Tel Aviv om een opiniestuk, maar plaatste dat vervolgens niet.

„Zonder dat ze met mij hadden overlegd, kwamen ze met een versie waarbij was ingegrepen in de tekst. Van ‘genocide in Palestine’ was ‘the war in Gaza’ gemaakt. Daar ging ik niet mee akkoord. Het is voor mij tekenend voor de bredere censuur die ik in Nederland en de rest van Europa zie. Ik gebruik het woord censuur, maar het is meer dan alleen ‘dit mag niet gezegd worden’. Het proces werkt ook subtiel. Het zit in het ontmoedigen en matigen van de toon, uitstellen en omfloerst zijn. In de journalistiek zie je krampachtige pogingen om evenwichtigheid te betrachten.”

Je koppelt dat in het boek aan het Europees geheugen. Je schrijft dat het naziverleden ritueel heel wordt gemaakt door antisemitisme plechtig af te keuren. Is dat inmiddels zo erg doorgeschoten dat je geen kritiek meer kunt leveren?

„Lange tijd ging het in Nederland als het om de Tweede Wereldoorlog ging over het verzet: een mythisch opgeblazen verhaal. Pas in de jaren zestig en zeventig ontstond er ruimte voor het Joodse leed. Dan wordt dat verhaal dominant. De eerste keer dat ik daar kennis van nam was ik gechoqueerd: hoe kon men het Joodse leed zo lang negeren en verzwijgen?

„Eigenlijk gaat dat verhaal over een wit schuldgevoel over wat de Joden is overkomen. Tegelijk is dat méér dan dat, die rituelen dienen ook om te laten zien hoe beschaafd Europa is. Dat levert een zelfgenoegzaam, verheven verhaal op dat nu zelfs dient om anderen de les te lezen. Het wordt nu geprojecteerd op de nieuwe barbaren, de migranten, vluchtelingen, Palestijnen, moslims. Maar ook op linkse demonstranten. Iedereen die niet in de pas wil lopen met het dominante verhaal.”

Je schrijft: ‘Ik zit in de rouw en neem afscheid van een wereld. Ik wil er niet bij horen.’ Nog eentje: ‘Is dit het beloofde land? Wegkijken van genocide?’ Maar hoe ga je daar vervolgens mee om in je leven?

„Vanaf nu? Hoe ik de rest van mijn leven invul?”

Het is uiteindelijk best wel een deprimerende conclusie, toch?

„Ik denk dat die conclusie ook bevrijdend kan zijn. Al die pogingen tot sociaal opklimmen, tot integratie, en assimilatie… waartoe dient het? Als dit boek ergens mee afrekent, dan zijn dat de lege beloften van het Westen: met integratie, assimilatie, en verinnerlijkt racisme. Ik zie daarin juist een bevrijding. Op de ruïnes daarvan kunnen we proberen iets nieuws te bouwen.”

Want integratie en assimilatie, dat kan het niet zijn?

„Absoluut niet. Ik zeg nee tegen integratie. Dat is een opdracht die eenzijdig bij de migrant is komen te liggen. Na de Tweede Wereldoorlog ontstond een ideaalbeeld van de samenleving: vrij van racisme, gelijkheid tussen mannen en vrouwen zou bewerkstelligd zijn. Het idee is vervolgens dat de migrant, de barbaar, een valse noot is. En die moet zich daarom alle regels van die beschaving nog eigen maken.

„Daaronder schuilt een wit superioriteitsdenken: Europa heeft een historische les geleerd en nu gaan wij de migranten een lesje leren. Maar kijk eens hoe wijdverbreid lhbti-discriminatie en antisemitisme nog steeds zijn in Nederland. Hoe dat weer opduikt in kringen van radicaal-rechts en extreemrechts. Kijk hoe wijdverbreid racisme nog steeds is. Het idee van integratie is gewoon een restant van koloniaal denken. De superieure Nederlanders zijn zogenaamd beschaafd, de rest moet nog bewijzen dat ze erbij mogen horen.”

„Fuck integratie. Ik kan geen andere conclusie trekken. Ik wil mij niet in integratie wurmen, dit hele denken moet juist opgeblazen worden. Dat is de achtergrond van de rouw. Maar ik zie daar ook echt een bevrijding in. Dit boek is een weigering. Ik hoef jouw beschaving niet.”

Het boek begint met gesprekken die je hebt gevoerd met redacteuren van je uitgeverij De Bezige Bij. Dat verliep heel moeizaam, je voelde je tegengewerkt.

„Ik wilde gewoon een vlammend essay schrijven over de publieke waanzin waarin alles wat ik met eigen ogen kon zien voortdurend werd vergoelijkt en verdraaid. Mijn eerste idee ging veel meer over de Palestijnse geschiedenis en de bezetting. Maar ook over de herinneringscultuur. Ik heb dat plan ingediend en dat vond men niet goed. In de proloog lees je wat er is gebeurd. Mijn vaste redacteur zei dat het te rommelig was. Een van de argumenten was ook dat het ‘spetterde’.”

Dat klinkt als een compliment.

„Zo werd het niet gebracht. Je mag heus over dit onderwerp schrijven, maar alleen met mildheid, met omtrekkende bewegingen. Ik wil juist mijn woede op de maatschappij een plek geven in de tekst. Genocide vonden ze bij de uitgeverij een groot woord. Heel lang is het gesprek dus gegaan over hoe we die term precies moesten duiden. Na dat gesprek dacht ik: oké, ik ga mijn eigen pad bewandelen.

„Ik heb een nieuw manuscript ingediend dat begint met dat ongemakkelijke gesprek. De Bezige Bij was not amused. Er is een conflict geweest, dat is allemaal na te lezen in het boek. Daardoor is het boek nu ook kritiek op de literaire wereld. Welk verhaal mag ik vertellen? Waar moet ik over zwijgen?

„Het gaat mij daarbij niet om de concrete personen. Je ziet die spanning ook als je kritiek uit op witheid. De reactie is dan vaak: ‘Ja, maar ik ben toch wel een goed mens, ik deug toch?’ Waar ik het over heb is de witheid van onze instituties: de journalistiek, de universiteit, praatprogramma’s, het Journaal. Die instituties zijn doordrenkt van witheid en dat impliceert een bepaalde manier van denken over de wereld: verheven, zogenaamd neutraal en objectief. En dat alles tegen de achtergrond van een bezetter en een bezet volk.”

Wat voor gevolgen heeft dat?

„Je mag als iemand die daarvan afwijkt niet jezelf zijn. Voor sommigen staat al bij voorbaat vast dat je verdacht bent, en ook als partijdig wordt gezien. Je past je aan, je bindt in. Je wikt en weegt je woorden, je denkt na over de ontvangst van je verhaal. Daarom wijs ik ook op mijn eigen medeplichtigheid en die van anderen.”

Wat bedoel je met medeplichtigheid?

„Aan de universiteit is dat voor mij heel duidelijk. Ik vind dat Nederlandse universiteiten medeplichtig zijn aan deze genocide. Doordat ze nog altijd weigeren om hun banden met Israëlische instellingen te verbreken, terwijl die een bewezen rol spelen in deze genocide.

„Ik zou wel een particulier verhaal kunnen hebben van ‘niet in mijn naam’. Maar dit gebeurt wel degelijk in naam van ons allemaal. Ik ben ook medeplichtig omdat de Nederlandse staat Israël militair, diplomatiek en politiek steunt.

„Een groot deel van dit boek gaat over sociale stijging. Maar ik zie ook dat daarvoor een prijs wordt betaald. Voor sommigen betekent dat zwijgen. Rondlopend op de VU heb ik daar veel over nagedacht. Veel jonge studenten in de pro-Palestinabeweging waren internationale studenten, veel witte studenten ook. Op de campus zag ik allemaal kids met een migratieachtergond ijverig studeren.”

Die niet protesteren, bedoel je?

„Ze protesteren niet, maar zijn wel heel serieus bezig met hun studie. En weet je, mashallah, doe je best. Maar ook daar richt mijn kritiek zich op. Zijn we nog bezig met collectieve solidariteit? En dan is het antwoord: allemaal mooi, maar ik moet wel ergens komen in mijn leven en in mijn carrière. Dat leidt ertoe dat we nauwelijks bezig zijn met de grotere thema’s.”

Angst ook misschien?

„Zeker. Ook journalisten van kleur hebben nauwelijks over dit onderwerp geschreven. Dat is ook geen extra last of opdracht waarmee ik ze wil opzadelen. Mijn punt is vooral: dit gaat niet alleen over witte Europeanen die zich nauwelijks bekommeren om het leed van de Palestijnen. Méér mensen hebben weggekeken.”

Vind je dat ze zichzelf verloochenden?

„Dat is die medeplichtigheid. Dat we ons aanpassen, we binden in. Dus zwijgen we, soms uit zelfbehoud. We willen nog teruggevraagd worden. Hoe luister jij daarnaar, als ik dat allemaal zeg?”

Het is heel herkenbaar, ik merk het ook op de redactie van NRC. Als biculturele journalist is het soms lastig om je mening te geven, als iedereen om je heen iets anders vindt of het niet snapt.

„Ik hoor van vrienden en kennissen dat zij op redacties moesten knokken voor verhalen. Dat ze zichzelf moeten uitleggen, eindeloos uitleggen. Kortom, welke verhalen mogen zij eigenlijk vertellen?”



Delen