Schrijver Jhumpa Lahiri: ‘Na vijf boeken is Italiaans blijkbaar nog steeds niet míjn taal’

Foto Mondadori Portfolio/Getty Images

Interview

Literatuur In Romeinse verhalen neemt de Amerikaanse auteur Jhumpa Lahiri (55) haar lezers mee op reis naar haar thuisbasis Rome. „Elk mens in ballingschap herkent nostalgie.”

De ooit oer-Romeinse volkswijk Trastevere – letterlijk ‘aan de overkant van de Tiber’ – zucht de laatste jaren onder massatoerisme. In sommige steegjes is er geen doorkomen meer aan en hoor je veel vaker Engels dan Italiaans. Maar in die drukke, platgetreden buurt is piazza di San Cosimato nog steeds een oergezellig, authentiek Italiaans plein.

Tijdens lange, en warme zomerdagen leven de buurtbewoners op straat. Het begint al ‘s ochtends vroeg met de fruit- en groentenmarkt, en eindigt pas ‘s avonds laat met het openluchtfilmfestival. Als de voorstelling start, graait wie daar zin in heeft een plastic stoel of legt een kussen op straat, om onder een fonkelende sterrenhemel een film mee te pikken. Het geeft dit stukje Rome een vleugje felliniaanse magie.

De Amerikaanse bestsellerauteur Jhumpa Lahiri (55) woont hier om de hoek. Vertederd omschrijft ze het zonovergoten terras waar we koffie drinken als „het verlengde van mijn huis”. Een buurtbewoonster komt Lahiri feliciteren met haar jongste verhalenbundel. „Ik woon hier al vijftig jaar”, zegt de vrouw, „en ken elke steen op dit plein. Ik heb het gevoel dat ik sommige van die verhalen zelf had kunnen schrijven. Complimenti!”

Het interview aanvatten in het Italiaans breekt meteen het ijs. „Ah! Parliamo italiano?”, vraagt Lahiri blij verrast. Na haar boek Met andere woorden was Italiaans de logische keuze. In wat ze zelf omschrijft als haar ‘taalkundige autobiografie’ vertelt de Amerikaanse auteur hoe moeilijk het is een andere taal echt grondig te beheersen. Na de eerste deur – de woorden en de grammatica – komt pas de tweede deur, die van de gesproken taal.

Voor Lahiri hield het daar niet op. Haar liefde voor het Italiaans achterna, verhuisde ze in 2012 met haar gezin naar Rome. Een half jaar voor vertrek besloot ze nog uitsluitend Italiaans te lezen, en geen letter Engels meer. Zo verdween ‘het anker van mijn creatieve leven’, schreef ze daarover. Al beschouwt ze gesproken Bengaals als haar moedertaal, in het Engels oogstte ze haar grote literaire succes. Met haar debuut Een tijdelijk ongemak won Lahiri prompt de prestigieuze Pulitzer Prize. Haar nieuwste bundel Romeinse verhalen is al haar vijfde boek in het Italiaans. En zo is Lahiri dus ook door de derde deur gestapt.

The Guardian vroeg u ooit naar uw keuze voor Italiaans – volgens de Britse krant ‘een niet zo nuttige taal, die bijna uitsluitend in Italië gesproken wordt’. Wat dacht u toen?

„Dat het niet mijn werkelijkheid is. Italiaans bleek niet alleen nuttig, maar zelfs fundamenteel in mijn leven. Ik voelde de noodzaak mij het Italiaans eigen te maken. Het was een heel krachtig, en absoluut geen banaal gevoel. Ik heb ook een erg emotionele band met die taal ontwikkeld, niet vergelijkbaar met de andere talen in mijn leven.”

U raakte in de jaren negentig, tijdens een reis naar Italië, geprikkeld door het Italiaans, maar u studeerde veel eerder al Latijn. Vindt die fascinatie voor Italiaans daar haar oorsprong?

„Ik heb altijd een band gehad met het verleden, met het Rome van vele eeuwen geleden, met het Latijn, de taal, de cultuur en de mythologie. Het is de geschiedenis van het oude Rome die mij trof, niet die van de VS, en ook niet die van India, het land dat mijn ouders inruilden voor een leven in Amerika.”

U leeft tegenwoordig tussen Rome en New York. Waar is nu thuis?

„Hier. Ik ben hier in 2012 aangekomen met mijn gezin en toen hebben we drie jaar ononderbroken in Rome gewoond. Daarna ben ik teruggegaan naar Amerika omdat ik een lesopdracht creatief schrijven aan Princeton had aanvaard. In de jaren nadien wisselden we af tussen de VS en Italië, maar al elf jaar is deze stad een thuisbasis voor me. Ook als ik fysiek elders ben, is mijn hart hier, in Rome.”

In uw jongste bundel staat deze stad centraal. De titel ‘Romeinse verhalen’ verwijst naar het gelijknamige boek van Alberto Moravia. Een eerbetoon aan die Romeinse auteur?

„Klopt, en tegelijk is het ook een voorstel om Rome vanuit een ander perspectief te bekijken. Moravia belichtte Rome in een zeer specifiek historisch tijdsbestek, dat van de jaren vijftig, de economische boom. Vandaag de dag is Rome niet langer diezelfde stad.”

Hoe is Rome sindsdien veranderd?

„De Romeinen zijn veranderd. Ze zijn bij lange na niet meer allemaal wit. Onder de nieuwe generatie die opgroeit, zijn jongeren met ouders uit heel verschillende landen, met andere talen en culturen. In Moravia’s Rome bestond die realiteit nog niet. De maatschappij verandert, en zo’n verandering leidt helaas ook tot negatieve reacties. Tot vervelend gedrag en geweld, kortom, tot racisme.”

In enkele korte verhalen over Rome duikt racisme sterk op. Zoals in het relaas over een migrantengezin dat uit een sociale huurwoning wordt weggejaagd door vrouwen die „de binnenplaats bezet hielden en ‘Oprotten jullie!’ schreeuwden. Ze leken net kraaien met hun sluike, donkere haar en hun strakke, volle wenkbrauwen”, schrijft Lahiri.

Zag u de voorbije tien jaar in Italië de onverdraagzaamheid jegens migranten groeien?

„Ik zag de opmars van Matteo Salvini. En ik herinner me ook nog zeer goed dat de toenmalige minister van Integratie Cécile Kyenge [van Congolese afkomst, red.] tijdens een bijeenkomst met bananen werd bekogeld – ik was hier toen net! In die jaren werd het terrein voorbereid. De nieuwe regering [van de radicaal-rechtse premier Giorgia Meloni, red.] kwam er niet van vandaag op morgen.”

U groeide op in de VS, waar kleur zeer aanwezig is. Valt racisme in Amerika te vergelijken met dat in Italië?

„De VS zijn al heel lang een land met erg veel tradities en culturen. In Italië is dit allemaal veel nieuwer. Je merkt een vorm van fobie, of een zeker ongenoegen jegens wie elders vandaan komt. Sommige Italianen stellen zich vragen als: wat gebeurt er met onze cultuur, ons land, onze identiteit? Worden die niet bedreigd?

„Hier in Italië is die ‘italianità’ – dat Italiaans-zijn – een nog veel coherenter begrip, dat het land ook zeer sterk definieert. Vanuit de hele wereld komen bezoekers naar Italië om al die oer-Italiaanse dingen te zien en zelf te beleven. Zoals een piepkleine koffie drinken op een zonnig terras, of op straat gaan kuieren, kijken en zelf bekeken worden.”

Het gevoel van sommige Italianen dat die ‘italianità’ nu wordt bedreigd, is niets anders dan angst?

„Het is angst en onwetendheid. En zo ontstaat racisme.”

Racisme is in Italië zeker niet de enige schaduwkant, zegt Lahiri – ‘er is ook maffia, en geweld tegen vrouwen’ – en toch blijft het land fascineren. Niet alleen om die lange, machtige geschiedenis, maar zeker ook om het heden: „Noord en zuid zijn hier bijvoorbeeld twee totaal verschillende werelden. Venetië en Milaan zijn mooi, maar ik zou er nooit willen wonen. Geef mij maar Rome, of nog dieper zuidwaarts, zoals Napels en Palermo. Hier heb ik mijn dimensie gevonden.”

Lahiri zocht en vond ‘haar dimensie’ door het land waar ze opgroeide en succes oogstte als auteur op haar 44ste te verlaten, en met haar man – een journalist van Guatemalteeks-Griekse afkomst – en twee kinderen naar Italië te verhuizen. Na jaren migratieverhalen te hebben geschreven, wilde zij absoluut zelf zo’n emigratie ervaren. En daarbij werd de nieuw verworven Italiaanse taal haar gids.

Dit is uw vijfde boek in het Italiaans. Inmiddels is uw identificatie met die taal, die eerst moeizaam verliep, toch wel voltooid?

Ze glimlacht fijntjes: „Op deze plek kom ik al elf jaar, en word ik altijd hartelijk ontvangen. Maar in een andere koffiebar kan dat al helemaal anders zijn. Mensen zien mijn kleur en gaan er prompt vanuit dat ik een buitenlandse bezoekster ben die vast alleen Engels spreekt. Meteen trekt men een barrière op. Praat ik dan wél vlot Italiaans, dan wordt verwacht dat ik haarfijn uitleg hoe dat komt. Soms is dit een ontzettend provinciale plek.”

Italiaans is dan ook een veel kleinere taal dan Engels. Misschien zijn Italianen blij verrast dat u Italiaans spreekt?

„Dat verklaart het slechts ten dele. Italiaans is hét cruciale onderdeel van de Italiaanse identiteit. Op een literaire avond word ik altijd met veel respect voorgesteld als Jhumpa Lahiri, die sinds een x aantal jaar schrijft ‘in onze taal’. Voel je die barrière? Ook al heb ik intussen wel al vijf boeken geschreven in het Italiaans, toch is het blijkbaar nog steeds niet ook míjn taal.”

U voelt zich nog steeds een buitenstaander?

„Mijn man Alberto komt uit Guatemala, maar met zijn uiterlijk en voornaam gaat iedereen ervan uit dat hij een Italiaan is. Stelt hij zich voor op een feestje, dan zie ik dat de ander meteen ontspant. Met mij gaan mensen rigider om. ‘Jhumpa? Nog nooit gehoord. En waar kom jij dan vandaan?’”

Of ze de racisme-incidenten die in deze korte verhalen binnenslopen, zelf heeft meegemaakt, wil ze liever niet kwijt. „Laten we het erop houden dat ik hier ook al wel wat heb meegemaakt. Ik ben zeker niet immuun.”

In haar korte verhalen geeft Jhumpa Lahiri zichtbaarheid aan migranten met zeer bescheiden baantjes. De Romeinen ‘van de eerste en van de allerlaatste shift’. „Want wie zie je rond middernacht op straat het vuil weggooien? Wie maakt al die pizzeria’s schoon? Niet de witte Italianen, wel migranten, die je haast nooit ziet. Alsof ze worden weggestopt. De ober die aan je tafeltje de bestelling komt opnemen, is Italiaan. Of toch tenminste wit.”

Romeinse verhalen is echter meer dan een bundel over alleen mensen met een migratieachtergrond. Lahiri kruipt ook in de huid van Italiaanse personages, zoals de man die op het feestje van een vriendin van zijn echtgenote een intens gesprek heeft met een andere vrouw. Waarna hij reikhalzend gaat uitkijken naar een nieuw gesprek, een vol jaar later.

Maar ook daar, op dat feestje in de hogere sociale klasse, loopt een onzichtbare grens, tussen Italianen en anderen, expats in dit geval. Twee groepen die elkaar nooit écht ontmoeten. Zo sluipt ook in dit boek een bekend ingrediënt van Lahiri binnen: eenzaamheid, net als nostalgie.

„Elk mens in ballingschap herkent nostalgie”, zegt Lahiri, „en op een of andere manier zijn wij allemaal ballingen. Ik groeide op met twee ouders in zelfgekozen ballingschap in de VS, die altijd naar het verleden keken.” Emigreren was haar vaders keuze. Hij ging in Rhode Island aan de slag als bibliothecaris aan de universiteit. Haar moeder had geen enkele stem in die beslissing. „Zij heeft elke dag van haar leven Amerika gehaat.”

En nu leeft ook u tussen twee continenten. Een ‘leven in een eeuwig limbo’ noemt u het.

„Al beleef ik het in een minder gewelddadige vorm. Tijdens de jaren zeventig en tachtig waren de VS en India twee verschillende universa, met peperdure vluchten, brieven die nooit aankwamen en familieleden zonder telefoon. Veel dingen zijn nu makkelijker. Door de technologische snufjes maken we ons wijs dat we allemaal dichter bij elkaar staan. Dat de fysieke afstand kleiner is. Het lijkt minder gewelddadig, maar die grens is er nog steeds.”