Schrijver Jan van Tienen: ‘Ja, ik grijp wel snel naar de lach, te snel misschien’

De lange en eigenaardige titel van het boek dat journalist en schrijver Jan van Tienen onlangs publiceerde, luidt: De verworvenheden, of hoe je iemand wordt die ernaar verlangt op het eiland Hompelvoet te zijn.

Een grap? Ja en nee. Het begon wel als grap, maar het klonk zo grappig dat het bleef hangen, en zo werd het toch serieus.

En: het eiland Hompelvoet? Daar zit iets achter, want om dat eiland gaat het niet, nauwelijks.

Hompelvoet is een onbewoond eiland midden in het Grevelingenmeer, tussen het Zuid-Hollandse Goeree-Overflakkee en het Zeeuwse Schouwen-Duiveland. Op de kaart is het een uitgezakte, puntige driehoek. In het echt is het het domein van plantjes als de zeldzame herfstschroeforchis en van dieren zoals grutto’s en tureluurs, fjordenpaarden en in de zomermaanden ook koeien, die er dan naartoe gebracht worden om te grazen.

Voor de mens is het „een drassige plaat”, zegt Jan van Tienen (1985) lachend. Hij is er één keer geweest, rond de publicatie van zijn boek, omdat de Volkskrant had geregeld dat hij met een bootje erheen gevaren werd. „Ook wel een vernedering, eigenlijk. Ik heb zo vaak vanaf de wal ernaar staan kijken omdat ik er niet kon komen, en dan belt de krant en hop, stap je daar aan land.” Hij begint te giechelen: „De media zijn er ook wel goed in om verhalen kleiner te maken. Om een idee terug te brengen tot iets concreets en lulligs. Het was natuurlijk een gek privilege dat ze een bootje regelden om me naar een ontoegankelijke plek toe te brengen. Maar het ging mij niet om dat eiland, maar om de metafoor.”

Nota bene: Van Tienens boek gaat niet over hoe je iemand wordt die op het eiland Hompelvoet is, maar hoe je iemand wordt die ernaar verlangt op het eiland Hompelvoet te zijn. Het verlangen is het eindpunt, belangrijker dan de uitvoering. Het is hetzelfde verlangen als te willen weten wie de bedenker is van de Dr. Oetker-mozzarellapizza. Of waarom de bamibal van snackbar Jelle in de Amsterdamse Spaarndammerstraat zo gigantisch uitgevallen is. Verhalen daarover staan ook in De verworvenheden, geschreven als een laconiek en licht ironisch filosofisch zelfhulpboek, met de poëtische diepte en bezieling van een literaire roman.

Hompelvoet is een plek waar niemand naar omkijkt of om geeft, op een enkele gekke liefhebber na. Het speelt geen rol in onze levens, in onze gesprekken, het heeft geen relevantie. Toch bestáát die plek wel, heeft daarmee al bestaansrecht – en misschien wel schoonheid en waarde. Het is een plek die vrij is van het gewoel van alledag, van het publieke debat.

Jan van Tienen verdient zijn geld als grappenmaker bij satirische site De Speld – en eerder was hij hoofdredacteur bij nieuwssite Vice. Hij heeft journalistiek gestudeerd en is van de generatie die begon te bloggen toen dat nieuw en cool was. Lulliger gezegd: als beginnend journalist kon hij zijn status nog ontlenen aan clicks en likes. „Het was lollig, we waren jong en hip, en dan denk je nog niet zoveel na over wat je eigenlijk te zeggen hebt, of wat goed en belangrijk is. Maar ik merkte dat de dingen die scoorden niet per se de dingen waren die ik wilde schrijven. Als je dan vijftig of zestig uur per week werkt, en in het weekend veel drinken, dan jaag je jezelf over de kling.”

Wat waren het voor dingen die je schreef?

„Ik moet denken aan een commentaar dat ik schreef op een stuk in nrc.next over Zanger Rinus, waarin zijn succes werd geduid – hij is een man met een verstandelijke beperking die een liedje had opgenomen en veel mensen die dat op internet zagen moesten daar hard om lachen. Waarop de krant had besloten om dat wekenlang door filosofen en opiniemakers te laten ‘duiden’, heel gewichtig. Ik vond dat ondraaglijk komisch en had die duiding gecloseread en daar een kritisch stukje over geschreven.”

Foto Roger Cremers

En als je daaraan terugdenkt, waarom werd je daar dan zo ongelukkig van?

„Nou, waar ging het nou helemaal over? Als je je tijd in dat soort dingen stopt, raak je dan niet totaal losgezongen van wat goed en belangrijk is? Ander voorbeeld, pijnlijker: er was eens een verhaal over Marokkaanse mannen die ruzie zouden hebben gekregen met een Surinaamse man en daarbij zou een zwangere vrouw in haar maag geschopt zijn. Een gruwelijk verhaal, maar iedereen in de opiniemachine ging ermee aan de haal – columns over: ‘hebben Marokkanen een racismeprobleem?’ – zonder dat nog duidelijk was wat er precies was gebeurd. Zo kan ik nog meer voorbeelden noemen, in mijn boek noem ik dat opiniemakers zich suf schreven over hoe het allemaal zat rond Anders Breivik, die tientallen jongeren doodschoot in Noorwegen, en de walging die ik daarbij voelde. Zo’n discussie, waarin de meningen steeds stelliger en agressiever worden, werd alleen nog gevoerd op een abstract ideeënniveau, los van wat zich afspeelde tussen echte mensen. Het ging niet meer over de wereld, alleen over de discussie zelf. Daar werd ik vreselijk moe van. Ik dacht: zo erodeert het publieke debat. En er raakt iets uitgeput. De taal. Ons vermogen om in woorden, in een gesprek belang aan iets toe te kennen. Onze ziel. Zoiets.”

Een work of comedy, zoals mijn boek, zou oppervlakkig worden zonder zwaarte

Je schrijft over hoe jij moeite kreeg met ‘het zeggen van dingen’. Hoe kwam je daar weer uit?

„Ik bleef, ondanks dat gevoel van walging, ook zoeken naar verhalen die me wel raakten. Ik had geen principiële hekel aan dingen zeggen, maar ik was me bewust geworden van de precariteit van schrijven. Ik bedoel: ik ging na die baan bij Vice weer studeren, geschiedenis, en ik moest ondertussen ook geld verdienen – dus zo ga je schrijven wat werkt. Maar goed, toen bleek het verhaal dat ik schreef over de Dr. Oetker-pizza ook veel weerklank te krijgen.”

Foto Roger Cremers

Die meest doorsnee fabriekspizza in het vriesvak van de supermarkt moet ooit ontworpen zijn, door een mens. Van Tienen hoopte, schrijft hij in De verworvenheden, ‘ergens in het hart van dat modernistisch-industriële labyrint een stukje ziel te vinden, in de vorm van een mens die met het uitvinden van zijn pizza een deel van mijn leven vorm heeft gegeven’.

The pizza is a medium to express humanity, poetically speaking, mailde hij aan de fabrikant. ‘De mens is goed in dingen normaal laten voelen, minder goed in wat normaal is te zien voor wat het is: iets wat ongekend is’, staat in zijn boek. Het gaat hem om: ‘De poging alleen al, om iets tot de basis terug te herleiden. Om de onderdelen van het pad, van de machine ooit tot je te nemen.’

De herkomst van de Dr. Oetker-pizza serieus nemen, waarom was dat volgens jou iets anders dan het duiden van Zanger Rinus?

„Nieuwsgierigheid, denk ik: het was een zoektocht uit echte interesse, in plaats van weer een mening. Daarom vind ik de documentaireserie How To With John Wilson ook zo goed. John Wilson vindt de humor in het alledaagse, de poëzie van het normale. Doordat hij de stad als zijn canvas neemt sleept hij uit al dat gewone iets wat klein, maar ook onverwacht en ontroerend is. De toon is grappig, maar je voelt ook dat zijn persoonlijkheid erin zit. Je voelt: het gaat niet helemaal goed met die man. Daar vroegen mensen mij ook naar, ze hadden de neiging om in mijn boek ook vooral het sombere te lezen. Maar ze hebben het mis, met mij gaat het prima. Alleen zou een work of comedy, zoals dit boek, oppervlakkig worden als je alle zwaarte achterwege laat.”

Je beschrijft bijvoorbeeld dat je moeder ooit huilend het eten op tafel zette toen je zus uit huis gegaan was. Al wordt er niet verder over gesproken, dus je weet niet wat er precies was.

„Ja, dat maakte indruk. Net als in mijn jeugd de familiekerstdiners, waar nooit gesproken werd over de twee tantes en een oom die in de jaren tachtig kort na elkaar zelfmoord hebben gepleegd. Intussen was dat onderwerp onderhuids en onuitgesproken aanwezig.”

En hoe ging jij daar dan mee om? Lachen is een copingmechanisme, laat je iemand in je boek zeggen, en daar schrik je dan nogal van.

Lachend: „Ja, want zo sta ik in het leven: laconiek! Toen ik het gesprek had waarin dat gezegd werd, zat ik trouwens net in een high van zestigduizend likes voor een Speld-grap die ik had geschreven. Over dat Boef een rap zou hebben geschreven over het lerarentekort: ‘Er is lerarentekort want er zijn leraren tekort’. Het werkte als een tiet en dan denk je dus dat je iets goeds hebt gedaan. Ja, ik grijp wel snel naar de lach, te snel misschien. Maar mijn echte copingmechanisme is vragen stellen, denk ik, echte, geïnteresseerde vragen stellen. Waarom-vragen, betekenisvragen.”

Die vragen leiden niet altijd tot wereldschokkende antwoorden. Of eigenlijk: zelden. Soms is een bamibal gewoon groot omdat hij toevallig groot gemaakt is.

„Nee, maar het leidt wel tot mooie zoektochten en een serieuze zoektocht geeft relevantie aan waarnaar gezocht wordt. Je voelt dat je met iets echts bezig bent, met iets oprechts. Dat je resonantie voelt, om met Hartmut Rosa te spreken. En ook dat je de dingen weer onder controle krijgt. Een vraag ontstaat uit een gevoel van vervreemding, je stelt die vraag omdat je dat gevoel wilt oplossen.”

Er zit iets passief-agressiefs in het verlangen telkens aan het al te alledaagse te willen ontsnappen

Voor die controle moet je wel een antwoord krijgen, toch? Terwijl dat er soms niet is?

„Het kan ook zonder antwoorden, als je een bijzondere ontmoeting hebt of een moment van echtheid of inzicht. Een moment binnen het alledaagse, waarin je dat alledaagse toch even ontstijgt. Dan ben je even niet meer vervreemd of ontheemd. Sorry, dit klinkt vaag – maar als je dit heel concreet maakt, wordt het ook weer een formule. En dan wordt het nep. Waardoor het weer leidt tot een nieuw soort vervreemding.”

Nieuwsgierig zijn, komt het daarop neer?

„Ja, nieuwsgierigheid naar excentrieke dingen… Maar het is vervelend om het zo te formuleren, het wordt er zo plat van. Onoprecht.”

Ja, is het zo moeilijk in woorden te vatten? Ik moet denken aan een mislukte trip naar Hompelvoet die je beschrijft, je kon er niet komen en je vriendin zit naast je in de auto en moet huilen. Jij bent dan bang dat ze ‘op een bepaalde manier volledig doorhad hoe het leven soms is als je met iemand bent die een oprecht verlangen naar het zijn op Hompelvoet probeert te bewerkstelligen’.

Foto Roger Cremers

Weer lachend: „Ja, nou, dit soort zoektochten… Je wordt er niet rijk mee. En het kost heel veel tijd. Het leven is gemakkelijker als je je gewoon kunt voegen en denkt: ‘hoppa, let’s go’. En er zit wel iets passief-agressiefs in het verlangen om telkens aan het al te alledaagse te willen ontsnappen. Er zit ook iets chagrijnigs aan dat gevoel dat journalistiek gedreven wordt door het gesprek van de dag, in plaats van de authentieke nieuwsgierigheid van de journalist.”

Maar die authentieke nieuwsgierigheid naar excentrieke dingen maakt het leven de moeite waard, denk ik?

„Ja, dat is wel het punt van mijn boek. Maar het is ook goed om je erbij neer te leggen dat het niet altijd maar om die excentrieke dingen gaat, dat je ook niet aan al het andere ontkomt. In m’n boek is het absoluter, maar ik zit voor De Speld ook voortdurend op social media en ik ben echt niet de hele tijd chagrijnig omdat ik dan geen avonturen aan het beleven ben. Ik zie dit boek ook als mijn poging tot re-integratie in de gewone gemeenschap van taalgebruikers.”

Vallen die avonturen af te dwingen?

„Nou, de pogingen mislukken ook vaak genoeg – ik heb een boek geschreven over die zelfmoorden in mijn familie, Er is niets wat hier nog blijft. Achteraf denk ik dat dat mislukt is, omdat mijn verlangen verkeerd was, omdat ik niet de goede vragen stelde.

„Maar in het algemeen: als je een klein beetje je fascinatie of nieuwsgierigheid volgt en een beetje lacht om de dingen, kun je snel in iets avontuurlijks terechtkomen. Wacht, ik laat je een foto zien. Ik haalde m’n fiets laatst op aan de andere kant van de stad, en daar zag ik dit: een straat bezaaid met zelfgerolde, half opgerookte peukjes. Hier heeft iemand zesenzeventig keer geprobeerd een zelfgerolde sigaret te roken. Gek hè? Misschien had deze persoon een psychotische episode en is het helemaal niet zo grappig. Maar dan is het resultaat toch op z’n minst tragikomisch. Spannend toch?”

Praten over zelfdoding kan bij de landelijke hulplijn 113 Zelfmoordpreventie. Telefoon 0800-0113 of www.113.nl.