Schoorvoetend begint het Westen Nigeria’s kunstschatten terug te geven

Reportage

Benin 125 jaar nadat duizenden kunstschatten uit Nigeria werden geroofd en verspreid raakten over Westerse musea, worden de werken nu langzaam teruggegeven. Een triomf voor Nigeria en een moment van bezinning voor westerse musea. „We moeten onze rol opnieuw uitvinden.”

Was het middag? Het einde van een lange dag? Vanaf de levensgrote foto, afgedrukt in zwart-wit, staren drie mannen in het schemerlicht in de camera. Eén heeft een grote helm op en grijnst, de andere twee, gestoken in wit met rieten plathoedjes op en een sigaret in hun mondhoek, kijken wat vermoeid. Achter hen zijn de muren zwartgeblakerd. Voor hen ligt de grond bezaaid met delicate kunstvoorwerpen.

Honderden zijn het er, van de duizenden die in de maanden en jaren erna verspreid zouden raken over musea en privécollecties in Europa en de Verenigde Staten. Bronzen hoofden van koningen en strijders, plaquettes van scènes uit een roemrijke geschiedenis, maar ook werken van ivoor en hout, met de fijnste hand gegraveerd. Bedoeld om voorouders te eren. En voor ceremonies, in een paleis dat in vlammen zou opgaan.

Van Londen tot Parijs, Leiden tot Sint-Petersburg, overal zouden de voorwerpen topstukken worden, geroemd omhun fijnheid en de unieke cultuur waaruit zij voortkwamen. Maar hier, op deze foto uit februari 1897, ogen ze als wat ze op dat moment waren: één van de grootste koloniale schatroven in de geschiedenis.

De muurvullende plaat is het sluitstuk van het Nationale Museum in Benin City. De foto hangt er als les, maar ook als bewijs. Wat vandaag een chaotische miljoenenstad in het zuiden van Nigeria is, was eeuwenlang het hart van een koninkrijk dat door plunderende Britse soldaten van zijn schatten werd beroofd.

Enotie Ogbebor kent ieder detail van de foto. Het trauma is in Benin City nog altijd voelbaar, vertelt de kunstenaar in zijn zonovergoten atelier om de hoek van het museum. „Vergelijk het met de boeken van Shakespeare, de muziek van Mozart, de schilderijen van Da Vinci”, zegt hij, zijn diepe stem resonerend door de ruimte. „Denk je in dat deze voor 125 jaar uit Europa waren verdwenen. Zou Europa dan zijn waar het vandaag is?”

Want dát is het, zegt Ogbebor. „Sommige van deze bronzen plaquettes zijn zo oud als de Renaissance. Ze dragen onze muziek en poëzie. Gezegdes die van generatie op generatie zijn doorgegeven. Daar zijn we van beroofd.”

Drie Britten en de geroofde kunstschatten, 1897. Foto Reginald Granville

De Benin-bronzen, zoals ze bekend kwamen te staan, zijn vandaag niet alleen het symbool van geroofde kunstvoorwerpen uit Afrika bezuiden de Sahara. Dankzij Nigeriaanse prominenten als Ogbebor zijn ze ook het middelpunt in een wereldwijd debat over de terugkeer ervan. Nigeria’s succes bij het terugkrijgen van zijn kunstschatten, zo stellen deskundigen, zal de druk verder opvoeren rond al die andere schatten waarover al decennia wordt geruzied. Te beginnen met de Elgin Marbles, de marmeren beelden en friezen die in 1800 naar Engeland werden verscheept vanuit het Parthenon in Athene.

In Nigeria hebben ze alvast grootse plannen voor na de terugkeer. Vooral in Benin City, waar wordt gedroomd over een nieuw museum dat in West-Afrika zijn gelijke niet kent. Een museum dat, net als in het verleden, mensen van over heel de wereld naar deze regio moet trekken.

Origineel

Om bij Benins huidige staatsmuseum te komen, zijn stalen zenuwen nodig. Het cirkelvormige gebouw staat in het midden van een chaotische rotonde zonder zebrapad. Binnen wacht Mark Olaitan, een vriendelijke man met een kaal hoofd en een opperbest humeur. De stroom is uitgevallen – alweer. Andere bezoekers zijn er deze novemberochtend niet. „Nog niet”, corrigeert de conservator, die trots vertelt dat hij hier al twintig jaar werkt.

Olaitan, gestoken in een kleurrijke kaftan, gaat voor door galerijen met allerlei objecten. Beelden, zwaarden, een troonkruk. „Dit is een afgietsel van het hoofd van de koningin-moeder”, staat op een van de bordjes naast een gezicht van messing, het haar omhoog gevlochten. Het is een replica, verduidelijkt Olaitan. Het origineel staat in Londen, in het British Museum. Al gebruikt de conservator dat woord, ‘origineel’, liever niet.

Toch is dat de tragedie van zijn museum. Bezoekers lezen er over een bijna duizend jaar oude geschiedenis van een koninkrijk waarvan de monarchen de fraaiste werken voor hun paleis lieten maken door ambachtslieden die alleen in hun opdracht werkten. Maar wat in de vitrines staat, is nauwelijks zo oud te noemen.

Toen Britse soldaten zo’n 125 jaar geleden de aanval openden op Benin (of het Edo-rijk, dat ruwweg bestond vanaf 1180 tot de Britse inlijving in 1897, en dat niet moet worden verward met de huidige, naburige Republiek Benin) en zijn onbuigzame koning, of ‘oba’, was dat niet alleen om hun greep op de handel in West-Afrika te verstevigen. Zij wisten ook van de rijkdommen binnen de paleismuren, objecten waarvan de opbrengst meer dan genoeg zou zijn om de kosten van hun expeditie te dekken.

De hoofdstad werd in de as gelegd, de oba op een schip in ballingschap gestuurd en zijn paleis leeggeroofd. Meer dan brons- en ivoorwerk, zegt Olaitan, verdween daarmee een levende cultuur. Wat rest in zijn museum zijn hoofdzakelijk twintigste-eeuwse kopieën, gegeven door nazaten van de oba in ballingschap. Hun titel kregen de oba’s uiteindelijk terug, maar hun rijk – en macht – was toen al verdwenen, opgeslokt door een Brits protectoraat.

Decennialang vroegen zij om de teruggave van met name objecten die werden gebruikt voor paleisrituelen zoals troonoverdrachten. Net als later de Nigeriaanse regering, kregen zij nul op rekest: helaas, onmogelijk.

Maar inmiddels is het woord restitutie niet langer taboe, zeker sinds in het Westen de discussie over het koloniale verleden in een stroomversnelling raakte door de Black Lives Matter-beweging. Sterker: meerdere musea hebben al toegezegd Benin-werken uit hun collecties terug te geven. Sommigen hebben dat zelfs al gedaan.

De voorzet kwam van Emmanuel Macron. In 2017 veroorzaakte de Franse president een kleine aardschok toen hij tegenover studenten in Ouagadougou, Burkina Faso zei „niet te kunnen accepteren dat een groot deel van het culturele erfgoed van Afrikaanse landen zich in Frankrijk bevindt”. Het 232 pagina’s tellende rapport dat daarna in zijn opdracht werd opgesteld, sprak van een „misdaad tegen volkeren” en drong aan op restitutie.

Een van de auteurs, de Franse kunsthistorica Bénédicte Savoy, vergeleek het in de Franse krant Le Monde met „het repareren van het verleden”. Sindsdien werden 26 werken teruggegeven aan de Republiek Benin. Nigeria wacht nog op die van hen.

Lux et Libertas
Lees ook: Of het nu kunst is of een bodemvondst: roof is roof

Duitsland, waar zich na het Verenigd Koninkrijk de meeste Benin-bronzen bevinden, gaat voortvarender te werk. De regering beloofde afgelopen zomer afstand te doen van alle 1.130 werken haar musea. In december reisde de minister van Buitenlandse Zaken Annalena Baerbock naar Abuja om er alvast twintig te overhandigen. „Vandaag zetten we een stap die te lang op zich liet wachten”, zei ze tegen journalisten.

„Het was verkeerd [de bronzen] mee te nemen. Maar het was ook verkeerd ze te houden.”

Blauwe pilaren

Het is een overwinning die onder meer te danken is aan Enotie Ogbebor. Zijn atelier bevindt zich in een hoog, brutalistisch gebouw met blauwe pilaren in het hart van Benin City. Ooit was op de begane grond een supermarkt te vinden. Nu leiden de trappen naar een ruimte waar de wanden gevuld zijn met kleurrijke schilderijen waarin Benins culturele verleden en heden samenkomen. Tot aan een portret van Barack Obama, uitgedost als oba, toe.

„Onze creativiteit stopte niet in 1897”, zegt de kunstenaar, gekleed in een hemelsblauwe kaftan met zwarte sneakers eronder, gekscherend. Na zich voor een expositie verdiept te hebben in de geschiedenis van de roof („de échte geschiedenis, niet wat de Britten ons probeerden wijs te maken”), ontpopte Ogbebor zich tot fel pleitbezorger van restitutie.

Eerst was dat vooral debatten organiseren, exposities. Tot hij in 2018 na een lezing werd benaderd door Barbara Plankensteiner. De toen net nieuwe directeur van het MARKK-museum in Hamburg vormde al jaren de spil in wat de Benin Dialoog Groep was gaan heten: een overleg tussen de Nigeriaanse regering, het paleis van de huidige oba en een tiental Europese musea over hoe nu verder met de Benin-bronzen.

Vier werken die teruggaan naar Nigeria

„Tien jaar waren ze toen al aan het praten. Niet eens over restitutie, maar bruiklenen. En zelfs daar kwamen ze niet uit”, zegt Ogbebor. Plankensteiner vermoedde dat Ogbebor – niet alleen charmant, maar ook met de nodige connecties – zou kunnen helpen. Dat deed hij door zijn goede vriend, de gouverneur van de zuidelijke deelstaat Edo, waarin Benin City ligt, erbij te halen.

Wat nu, opperde de gouverneur, als ze van Benin City een cultureel hart zouden maken? Met niet alleen een facelift voor het huidige nationaal museum, maar bovenal de creatie van een gloednieuw, onafhankelijk bestuurd museum voor West-Afrikaanse kunst, modern én antiek, dat zou kunnen wedijveren met de Louvres en Mets van deze wereld?

Hij haalde de Ghanees-Britse sterarchitect Sir David Adjaye aan boord voor wat het Edo Museum voor West-Afrikaanse Kunst (EMOWAA) moet gaan worden: een hypermodern visioen van zandsteen, rechte lijnen en hoge plafonds. Kosten: 150 miljoen dollar.

„David heeft het project een enorme boost gegeven”, glundert Ogbebor in zijn atelier. „Hij maakte onze plannen en onze vraag om restitutie nog geloofwaardiger.” Europese museumdirecteuren en politici wezen in het verleden namelijk al te graag naar de deplorabele staat van de rijksmusea in Nigeria, met werknemers die vaak nauwelijks zijn getraind en nog minder krijgen betaald. Hoe veilig zouden de kostbare objecten daar zijn?


Lees ook: Onafhankelijke commissie onderzoekt koloniale objecten in Koninklijke Verzamelingen

Met het nieuwe museum valt dat argument weg. Maar dan nog, zegt Ogbebor geïrriteerd. Het zou niet uit moeten maken. „Toen jullie de voorwerpen honderd jaar geleden bij ons vandaan plunderden, vonden jullie de werken ook intact, toch?”

In het voorjaar van 2018 stond de kunstenaar in het British Museum, dat met ruim negenhonderd objecten de grootste collectie uit Benin bezit. Ze daar, in al hun glorie, te zien vervulde hem met „een onbeschrijfelijk verdriet”, zegt hij. „Mensen van overal ter wereld kunnen naar deze werken kijken, maar niet de mensen wiens voorvaderen ze hebben gemaakt en wiens geschiedenis ze vertellen.” Voor de meeste Nigerianen is zo’n reis onbetaalbaar.

De kunstschatten zijn goede ambassadeurs geweest, zegt Ogebebor. Maar het is tijd dat ze retour komen.

Drie bronzen die in handen van Duitse musea waren, en die zullen teruggaan naar Nigeria.


Foto’s DPA, EPA

Dat gebeurt nu ook. In de afgelopen maanden reisden vertegenwoordigers van Nigeria’s Nationale Commissie voor Musea en Monumenten onder meer naar de VS, waar ze overeenkomsten tekende met het Smithsonian en de National Gallery of Art om werken terug te nemen. Daarvoor waren ze in Cambridge, Aberdeen en Glasgow, Genève, Berlijn. „Twintig jaar geleden werd je uitgelachen als je over restitutie begon”, vertelt één van de commissieleden glunderend. „Nu is het als een natuurkracht.”

De veranderende wereld is ook tot musea doorgedrongen, vertelt Barbara Plankensteiner via een videoverbinding vanuit Hamburg. „Een nieuwe generatie curatoren zou nooit willen werken in instellingen met een koloniale bagage.” Zelf werkte ze jarenlang als Afrika-curator en later adjunct-directeur bij het wereldmuseum in Wenen, net als het MARKK, waar ze nu directeur is, een etnografisch museum.

„Ik voelde die bagage mijn hele carrière, maar het leek een onmogelijk idee dat ook maar iets het museum zou kunnen verlaten. Dat is nu helemaal veranderd.”

Toch gaat het nog met horten en stoten. Zo weigert het British Museum over teruggave te praten – zich daarbij beroepend op een wet die de objecten in het museum beschermt. „Hun angst is dat het museum straks leeg achterblijft”, spot Ogbebor. Want niet alleen de Nigerianen kloppen in Londen aan, ook de Grieken en de Egyptenaren. En de lijst gaat door.

Maar die angst is onterecht, zegt hij. „Musea wereldwijd werken met bruiklenen. Dat zijn wij ook van plan. Een klein deel mogen ze in bruikleen houden. Maar het is belangrijk dat je je depots dekoloniseert, ze ontdoet van de werken die je daar al 125 jaar houdt.”

Voorlopig zijn nog maar enkele tientallen objecten daadwerkelijk teruggekeerd; een viertal naar het paleis van de oba, de rest voorlopig in beheer van de nationale commissie. In afwachting, onder meer, van de werkzaamheden die in Benin City zijn begonnen.

De plek waar het nieuwe museum moet komen is op een middag in november nog niet veel meer dan een braakliggend veld met enorme hopen steen. Overblijfselen van het archeologisch onderzoek dat er wordt uitgevoerd – met hulp van het British Museum. Het eerste paviljoen, waarin ook het depot komt, moet in 2024 af zijn.

Filantroop

Maar ook hier zijn er hobbels. Allereerst financieel. Zo zijn de benodigde miljoenen voor het paviljoen binnen, dankzij de staat, een nauw betrokken filantroop en internationale partners. Maar voor de rest van het museum is de financiering nog niet rond, vertelt Ogbebor. Daarvoor hopen ze op hulp van internationale donateurs. Gemakkelijk is dat niet, erkent hij, gezien de onrustige en onveilige situatie in het land.

Wat ook niet helpt: de huidige Oba ligt overhoop met de gouverneur. Volgens hem probeert deze met zijn moderne museum claims te leggen op niet alleen de Benin-bronzen, maar ook de miljoenen aan financiële steun die daarmee vanuit Westerse musea zullen vloeien.

Het is maar ruis, sust museumconservator Mark Olaitan in zijn kantoortje, bestaande uit weinig meer dan een bureau en twee stoelen. Uiteindelijk is de Nigeriaanse staat de beheerder, zegt hij. Hun museumcommissie bepaalt waar de Benin-bronzen straks te zien zijn – niet de Oba. Daarbij zijn ze zelf ook betrokken bij het te bouwen museum voor West-Afrikaanse kunst. Olaitans museum wordt, hoopt hij, dit jaar nog gerenoveerd.

Stel je voor, zegt de conservator, al die toeristen die straks naar Benin City zullen komen. En naar zijn museum, hij is ervan overuigd. Het is tijd, zegt hij. „We zullen blijven pushen tot het laatste stuk terug is.”


Lees ook: Egypte wil de buste van Nefertiti terug. Maar is hier wel sprake van roofkunst?