Soms moet je jezelf even uit het dagelijkse lawaai halen. Voor de muziek. Voor de concentratie. Dat weet jazzsaxofonist en componist Kika Sprangers (30) al langer. Tijdens de coronapandemie vond ze als huisartiest componeerrust in de stilte van een uitgestorven TivoliVredenburg. Voor het componeren van haar album (In)finity trok ze zich al eens terug in een boshuisje: „Dat was goed voor me. Even echt alleen zijn met de muziek.”
Dit voorjaar deed Sprangers het opnieuw, voor de compositieopdracht die ze van het North Sea Jazz heeft gekregen. Een residentie in het schrijvershuis van de in 2012 overleden componist Simeon ten Holt, in Bergen (NH). Ze was getipt door een andere componist. Een haast filmisch verblijf, noemt ze het, vlak bij bos en zee. „Eigenlijk precies zoals je je een componistenhuisje voorstelt. Eén kamer, een bed, keukentje en een grote vleugel die bijna de hele ruimte inneemt. Alsof die zegt: ‘hier wordt gewerkt’, mede aangestuurd door de aanwezigheid van Ten Holt zelf – zijn portret keek me gewoon aan daar op het bureau. En ik durfde het niet weg te leggen. Het was echt zijn space, snap je?”
Ze trok erheen, vertelt ze, met alleen wat schetsen. Ruwe ideetjes, opgenomen op haar telefoon – piano-akkoorden, flarden melodie. Soms drie maten, soms zestien. „En daar, in dat huisje, moest het gebeuren. No pressure verder,… ahum.” Maar ter plaatse voelde ze wat de weduwe Ten Holt hoopte, dat het huisje inspireert, dat er weer gewerkt moet worden aan muziek. „Je voelt dat er al veel muziek is ontstaan. En omdat je daar verder niets hoeft, komt er gewoon iets uit.”
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data134747264-9e0301.jpg|https://images.nrc.nl/2ohMRkWFsxIuaRGJ0RjSAd98wHE=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data134747264-9e0301.jpg|https://images.nrc.nl/OslfBlN579f_1D0DpxKhyODv3rg=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data134747264-9e0301.jpg)
Kika Sprangers. Foto Andreas Terlaak
Klinkt Bergen terug in het eindresultaat? Ze denkt even na en knikt. „Niet letterlijk, maar… die eenzaamheid, dat alleen-zijn. Als je helemaal alleen bent, kom je dichter bij je eigen gevoel en dat vind ik soms best lastig in de waan van de dag. Spelen is ook expressie, tuurlijk. Maar het is naar buiten gericht. Componeren is naar binnen. En dat vraagt een ander soort aandacht.”
‘Iets groots’
Het telefoontje van North Sea Jazz kwam eind vorig jaar. Saxofonist Kika Sprangers – geboren in Nijmegen, op alt- of sopraansax een bijzonder elegante toon – kreeg de vraag van haar dromen: de compositieopdracht van het grote driedaagse festival. Kort gezegd, schrijf muziek voor een uur tot maximaal 75 minuten. „Iets totaal nieuws en iets groots.”
Meteen wist ze: dat kan dan dus níét met haar Large Ensemble zijn, de band waarmee ze het afgelopen jaar een betoverende reeks concerten gaf en onlangs een Edison-nominatie voor het album (In)finity binnensleepte. Maar een gloednieuwe groep, met een grote bezetting, voor over een half jaar; ga er maar aan staan tussen alle shows, met je eigen band en in andere bands, in een eigenlijk al ingericht jaar.
Hoe werkt dat? Gaat het dan meteen stromen of is er eerst de verlammende gedachte: wie, ík? Allebei, grinnikt Sprangers. „Het festival kwam met een strakke deadline. Die haast bracht focus, maar er is toch reflectie nodig. Tijd om te voelen: waar ben ik nu, en wat wil ik eigenlijk nu maken? Terug naar een soort artistieke kern zonder me te laten verleiden door alles wat kan en mag bij zo’n groot festival. Want de mogelijkheden, samenwerkingen met grote namen, zijn eindeloos. Je kunt alles doen. Maar ik wilde juist dicht bij mezelf blijven.”
Elk jaar verstrekt het North Sea Jazz Festival een vrije compositieopdracht aan een veelbelovende jazzmuzikant. Sprangers voert met haar abstracte jazzpoëzie – wolkjes van klank en pakkende nummers vol melodische en harmonische vindingrijkheid – al zeker vijf jaar de boventoon in de nieuwe Nederlandse jazz. Ze is een van die talenten die op een hoog artistiek niveau opereert.
Sprangers componeert met een sterk onderzoekend gevoel voor vorm, kleur en emotie. Opvallend aspect is hoe ze in haar bands vocalen inzet als een extra instrument. En als bandleider is ze bescheiden maar zacht dwingend met een open, nieuwsgierige houding, met daarnaast een dikke gunfactor waardoor ze haar muzikanten meekrijgt.
Na haar studie aan het Utrechts conservatorium (2016) brak ze door als veelbelovend jazztalent in de Young Vip-tour. In de jaren erna nam ze albums op, won ze prijzen, vergrootte ze haar kwintet tot het Kika Sprangers Large Ensemble met blazers én zangeressen met klanken zonder tekst Haar componeren heeft terrein gewonnen, van het strijkersensemble Pynarello tot de Rogier van Otterloo Award (een compositieopdracht voor het Jong Metropole Orkest, 2021). Zelf droomt Sprangers nog altijd van lessen bij de vermaarde componist en orkestleider Maria Schneider.
In het negendelige The Way Wild Rivers Flow combineert ze twaalf vocalisten van het Nederlands Kamerkoor met een jazzritmesectie, aangevuld met saxofoon en trompet. Tussen de repetities door vertelt ze dat ze snel wist dat ze haar jazz wilde gaan combineren met een koor. „Dat leek me niet alleen te gek, maar ook een logische volgende stap in mijn carrière als componist.” Werken met het Nederlands Kamerkoor was een droom die ze al langer had. Daarnaast vormde ze een nieuwe band, een kwintet met Alistair Payne (trompet), Reinier Baas (gitaar), Tijs Klaassen (contrabas) en Jonas Burgwinkel (drums), waarvan ze hoopt, gniffelt ze, „dat die misschien dat heilige geluid van een koor lekker kan doorbreken.”
Om te werken met het koor, nam ze speciaal dirigeerles. Niet dat ze veel wil gaan dirigeren. Maar goed voorbereid zijn, dat moet. „Als het nodig is dat ik iets moet aangeven, dan wil ik dat ook echt kunnen. Want ik wil er sowieso geen koordirigent bij”, zegt ze beslist. „Als je al een koor en een jazzband samenbrengt, dan wil je geen derde partij die het opknipt. Het moet één geheel blijven.”
Juist omdat er geen dirigent is, moet de communicatie glashelder zijn, zeker bij open passages. En dan liever subtiel dan groots. Meer een teken dan een gebaar. De techniek daarvoor leerde ze van haar dirigeerdocent Lucas Vis („een legende”). Hij hielp haar om haar eigen frasering om te zetten in beweging. „En hij zegt altijd: dirigeren doe je met je ogen.”
Het is leiderschap, ziet ze, maar anders. Met haar saxofoon als aanwijzer, lacht ze. „We hebben zelfs geoefend op bewegingen. Van boven naar beneden, een subtiel teken, want ik sta met mijn rug naar het koor. Maar toch: net genoeg.”
Schaterlach.
Inspiratie komt voor Sprangers niet uit het niets – het begint met luisteren. Aan het begin van haar compositieproces bezocht ze een concert van het Lets Radiokoor. „Precies op het goede moment.” Het stuk ‘Song of Cherubim’ van de Poolse componist Krzysztof Penderecki raakte haar diep: „Die combinatie van het sacrale en de frictie – kippenvel.” Ze dook in zijn koorwerken. Het was een bevestiging van wat ze muzikaal zoekt: contrast. „Schoonheid alleen is niet genoeg. Het moet ergens wringen.”
Die wrijving zit voor haar in de harmonieën: langzaam schuivend van consonant naar dissonant, bijna ongemerkt. Ook in de klankkleur zoekt ze iets menselijks, iets ruws. „Een stroomversnelling in een wilde rivier – dat is wat ik hoor en wil vangen.”
Het werken met stemmen begint een rode draad in haar muziek te worden, knikt ze. „Die menselijke klank, hoe die kan vloeien, zeker ook met saxofoon, fascineert me enorm. Ik ben natuurlijk zelf geen zangeres, en ik ben ook heel blij met mijn saxofoon. Maar ik heb wel vaak gedacht: stel je voor dat je wakker wordt en je kunt ineens prachtig zingen. Elke ochtend denk ik: shit, weer niet.”
Uiteindelijk zal ook deze muziek gaan leiden tot een album. Ze laat met het concert, donderdag had ze de try-out al in Rotterdam, ook tapes meelopen. Sprangers weet intussen goed hoe moeilijk het is om je te blijven manifesteren als jazzmuzikant. Eén keer een plaat maken is mooi, maar telkens opnieuw iets relevants brengen; uitdagend. „Je moet steeds weer laten zien waar je voor staat. Wat je muzikaal te zeggen hebt. En dat blijft spannend. Die druk voel ik ook.”
Subsidies
De wind stond voor haar vaak gunstig. Subsidies en beurzen maakten het mogelijk om te blijven maken. „Maar ook dat komt niet vanzelf. Je krijgt die steun pas als je kunt aantonen wat je maakt en waarom het ertoe doet.” Ze zucht. „Het is keihard werken om telkens weer zichtbaar te zijn, telkens weer op te vallen.” Maar wát goed herinnert ze zich hoe mensen in het begin tegen haar zeiden: ‘Nu gaat het goed met je, maar wacht maar, over een paar jaar…’
Met opgetrokken wenkbrauwen: „Alsof ik dan weer van het toneel zou verdwijnen. Maar ik dacht alleen maar: laat maar komen. Ik laat wel zien dat ik blijf.”
Met gedreven muzikanten als Sprangers is er een hele nieuwe Nederlandse scene ontstaan met frisse, grenzeloze jazz – het aantal buitenlandse jazzstudenten dat hier komt studeren aan de conservatoria is het afgelopen decennium sterk toegenomen. Opmerkelijk hoe die levendige jazzcommunity beslist geen optelsom van ego’s is, maar een saamhorig netwerk van internationale makers die elkaar stimuleren, aanmoedigen en inspireren. En dat slaat over, merkt Sprangers, als ze achterom kijkt. Er dienen zich alweer nieuwe jonge talenten aan.
Ze helpt ze graag, een jaar gaf ze het vak Music Business & Career op het conservatorium van Amsterdam. Ze mochten haar alles vragen, zoals hoe je een album uitbrengt. Voor haar is volledige openheid een vanzelfsprekendheid, zelfs als het gaat over gevoelige onderwerpen als geld. „We praten daar veel te weinig over”, stelt ze. „Terwijl jonge muzikanten juist willen weten wat realistisch is. Wat je verdient. Hoe contracten werken. Hoe je een labeldeal aanpakt. Maar dat blijft vaak een blinde vlek.”
Tijdens een paneldiscussie stelde ze zich eens bewust kwetsbaar op. „Ik zei tegen de zaal: vráág het me gewoon. Wat ik heb verdiend toen ik bij dat programma zat. Of hoe zien die platencontracten eruit. Ik zeg het hier niet op het podium, maar als je muzikant bent en je wilt iets weten, kom na afloop naar me toe.” Die opstelling leverde haar kritiek op van de oude jazzgarde: not done. En je zou contractueel aan geheimhouding gebonden zijn.
Fel: „Maar hoe moeten we dan leren? Hoe moeten we weten wanneer een deal eerlijk is?”
Ze is er duidelijk over: transparantie wil ze actief overdragen. Ze hoopt dat de openheid ook op grotere schaal doorwerkt. „Het is toch juist belangrijk dat we met elkaar die gesprekken voeren? Als jij structureel minder betaald krijgt voor hetzelfde werk, moet je daarover kunnen praten. De tijd van geheimzinnig doen over geld is voorbij. Want anders verandert er niets. En we vormen ook gewoon sámen een jazzscene.”
Kika Sprangers voert de compositieopdracht North Sea Jazz zaterdag 12 juli uit op het festival.
Zie: northseajazz.com
