Sanne den Hartogh moet even bijtrekken. Hij neemt een biertje bij het interview, want hij is een beetje knorrig de repetitie uitgekomen. De hele dag heeft hij gewerkt aan de herneming van zijn rol, bijna een monoloog, in The Underground van het Groningse NITE. Zijn regisseur Guy Weizman neemt de kans om aan de reprise ook nieuwe elementen toe te voegen, zoals een paar grote clownsschoenen, die zijn hoofdrolspeler aan moet. Maar Den Hartogh ziet niet meteen waarom het anders moet.
Achteraf, in het café van NITE naast de repetitieruimte, kan hij het wel beredeneren. „Als Guy dat wil, dan ga ik het natuurlijk doen. Dikke kans dat het iets extra’s geeft. Dat is tof aan de werkwijze van Guy. Hij creëert chaos en problemen voor zichzelf en lost het dan theatraal op. Dat is cool, maar ik heb het nodig om te snappen waarom een handeling noodzakelijk is.”
The Underground is een interdisciplinair theaterspektakel, met dansers (Club Guy & Roni) en muzikanten (HIIIT, Asko|Schönberg) die de voorstelling voorzien van een laag fysieke actie en emotioneel geladen klanken. De rake tekst, over een man die tekeer gaat tegen de wereld en de samenleving, is van Rik van den Bos, die hem baseerde op Dostojevski’s filosofische roman Aantekeningen uit het ondergrondse (uit 1864). The Underground werd vorig jaar gekozen tot een van de beste voorstellingen van het seizoen en Den Hartogh werd voor zijn rol genomineerd voor de Louis d’Or, voor beste acteur.
In zijn loopbaan is Den Hartogh vaak genoeg geprezen. Hij is dan ook een van de meest charismatische acteurs van Nederland. De 42-jarige acteur blinkt uit in bezeten rollen, die hij scherp omlijnd tekent dankzij een doordringend, kristalhelder stemgeluid. Hij speelde onder meer de titelrollen van Hamlet en De Misantroop bij Theater Oostpool, van De Wereldverbeteraar bij Toneelschuur Producties en hij was de griezelige Kil in The Family van Theater Utrecht: memorabele, manische mannen, onvoorspelbare outcasts met een duister randje.
Die omschrijving gaat ook op voor zijn naamloze personage in The Underground. Den Hartogh noemt hem „een vrij boze en bij vlagen treurige man die gelukkig veel zelfspot heeft”. De 40-jarige noemt het leven „een escape room”, waarvan je „de juiste combinatie van woorden en cijfers moet zien te vinden”, en fantaseert over een date met een vrouw, maar acht zich te oud voor hoop. Op het toneel staan witte blokken en trappen. „Dat doolhofdecor is ook een verbeelding van zijn binnenwereld. Hij is vastgelopen.”
Zijn isolement is zelfgekozen, beweert hij. Maar de contradictie is dat hij toch graag contact met mensen zou leggen. Den Hartogh: „De wereld ziet hij als een geluksmarkt waarin iedereen zichzelf van zijn mooiste kant laat zien op social media. Terwijl hij juist bepleit dat iedereen het donkere in zichzelf durft te laten bestaan en erkent dat er ook verdriet is. Als je dat kan laten zien en kan delen met elkaar, dan zou dat veel uitmaken. Dat geloof ik ook wel. Maar het lukt hem niet zijn masker te laten vallen.”
Zijn aanklacht tegen de wereld verpakt de man in veel cynische humor en zelfhaat, en Den Hartogh speelt hem met de nodige clownerie. Dat begint bij de kleding: een rood pak met zwarte strepen en bolhoedje. De man heeft ook twee alter ego’s die over de vloer dwalen: een zachtaardige clown (clown Bram De Laere) en een agressieve wederhelft (krumper/danser Michael Zaalman). „Dankzij de clowns zit er lichtheid in het falen.”
Wat bevalt je aan clowns?
„Clowns hebben de transparantie van een kind. Als kinderen liegen zeggen ze: ‘Dat heb ik niet gedaan.’ Dat doorzie je meteen, en dat vind ik ontroerend. De tragiek is dat mensen naarmate ze ouder worden leren om het spel mee te spelen. Want het is niet houdbaar om de hele tijd zo open te zijn.”
Is dat jammer?
„Ik geloof dat veel problemen voorkomen kunnen worden als je de bereidheid hebt om je angsten en je onzekerheden kenbaar te maken. Niemand gaat fluitend door het leven. Dus het kan herkenbaar zijn en daarmee een verbindende factor. Maar meestal vallen mensen terug op zelfbescherming, via de suggestie dat ze stevig in het leven staan. Dat soort gedrag vind ik fascinerend.”
Ben jij open?
„Soms. Mijn ding is: als ik niet goed in mijn vel zit, kan ik de knop niet omzetten. Intussen weet ik dat het gevoel wel weer wegzakt. Dus ik zou kunnen zeggen: ‘Dit is een schijtdag, maar daar hoef jij verder niks mee.’ Maar het probleem is mijn gezicht.”
Iedereen ziet het aan je kop?
„Wat bloedirritant is. Als ik tijdens repetities met een frons rondloop, omdat ik denk ik: ‘Fuck, wat moet ik nou weer doen?’, moet ik me realiseren: dit heeft impact op de mensen om me heen. Dan is het verstandig dat ik me uitspreek. Dus het sociale spel meespelen, daar ben ik niet zo’n ster in.”
Lijkt dat niet op acteren?
„Dat is anders. Acteren doe je onder gecontroleerde, veilige omstandigheden, waarin je alles van jezelf kan laten zien. Op de vloer kan ik open zijn, omdat het niet over mijzelf gaat en het geen persoonlijke consequenties heeft.”
Neem je dingen mee van jezelf als je speelt?
„Niet bewust, maar dat gebeurt wel. Als in sommige zinnen mij iets raakt, dan kan ik die beweging vormgeven. Dat is mijn methode. Maar ik denk niet aan mijn overleden moeder als ik verdrietig moet zijn.”
Is er een reden dat je veel voor getormenteerde personages bent gevraagd?
„Dat vraag ik me ook af. Mijn ene theorie is dat ik contact kan maken met die zwaarmoedigheid. Die is me niet vreemd. Ik denk ook dat ik in de bak voor dat soort types terecht ben gekomen door ze veel te spelen: ‘O, dan moet je Sanne hebben.’”
Waarin zit het zwaarmoedige bij jou?
„Dat is chemisch. Dysthemie. Een type milde depressie, waardoor ik zonder aanleiding opeens negatief in mijn hoofd zit. Ik heb ermee leren omgaan. Ik weet dat ik dan moet gaan hardlopen, de was moet gaan opvouwen of even een tijdje alleen moet zijn. Ik ga er niet onder gebukt.
„Ik denk er natuurlijk ook over na: hoe is de balans in mijn leven? Ik ben blij met hoe mijn leven verloopt. Met pieken en dalen, maar dat heb ik liever dan een vlakke lijn.”
In 2018 stopte je twee jaar met acteren. Was dat om na te denken?
„Onder meer. Ik ben niet snel tevreden met wat ik doe. De lat ligt hoog, maar ik werk er verschrikkelijk hard voor om het voor elkaar te krijgen. Ik had vijftien jaar lang doorgebuffeld, met drie projecten per seizoen. Opeens was ik op. Toen heb ik anderhalf jaar werk in één keer afgezegd. Ik wilde weer op nul beginnen.”
Herbronnen?
„Een tijd lang heb ik van alles geprobeerd. Ik wilde niet sceptisch zijn over therapievormen. Dus ik nam een chi-massage en deed tekentherapie. Ik heb zelfs een keer bij een medium gezeten in Almere. Die las mijn aura en kon contact leggen met mijn overleden moeder. Hij gaf me ook tips over hoe ik een Gouden Kalf kon winnen.
„Uiteindelijk heb ik groepstherapie gedaan. Bij één-op-één-therapie kon ik goed praten over wat er aan de hand is, maar ik kwam er niet uit. Bij groepstherapie moet je je verhouden tot een groep en dan treedt er in mij van alles op. Dat was effectief.”
Wat heb je geleerd?
„Dat ik actief trots moet proberen te zijn op wat ik doe. Ik kwam niet verder dan: het is weer gelukt. Maar ik kon er niet van genieten. Ook niet van complimenten. En ik leerde dat het ongemak vooral gerelateerd is aan werk. In mijn sociale leven heb ik er minder last van. Dat ultieme moeten presteren kan ik nu beter relativeren.”
Vreesde je dat het niet over zou gaan?
„Het was geen burn-out waarbij je gevloerd bent. Ik had veel energie. Dus ik ben vrijwilligerswerk gaan doen en heb baantjes gezocht. Heb een atelier gehuurd. Ik heb een drukdenkend hoofd dat moeilijk uitgaat. Maar van fysiek dingen maken, krijg ik een rustig hoofd. Ik maak grote beelden van papier-maché, lampen, kaartjes. Het is net meditatie. Dat was een ontdekking.”
Is er meer dat je helpt?
„Ik mag graag een jointje roken. Dan kom ik behoorlijk in de gloria. Ik ben er ontvankelijk voor. Ik hoef nooit aan de synthetische drugs op een feestje. Met een paar hijsjes van een jointje ben ik er ook. In contact maken word ik dan heel smooth. Met iedereen. Als het kon zou ik daar vaak willen zijn. Maar ik ben me er enorm van bewust dat het niet te combineren is met werk. Dus het moet speciaal blijven.”
Is het een taboe onder acteurs?
„Volgens mij niet. Ik ken er genoeg die wel eens een blowtje roken. En ze zijn allemaal wel van het drinken.”
Kwam na die twee jaar de liefde voor theater terug?
„Dit, acteren, is wat klopt voor mij. Ik heb geen alternatief dat net zo goed werkt. Ik ga ‘aan’ van een nieuwe wereld, van fantasie. De realiteit vind ik gauw saai of eenvormig. Dan word ik onrustig. Ik heb beweging nodig.”
Bij de repetitie zag ik je springen, vliegen, vallen.
„Ik heb nu vier maanden een dochter en ik heb niet veel bewogen kan ik je vertellen. Ik zat in die cocon. Dus Jezus, ik schrok me de rimram bij de eerste doorloop. Was niet te doen. Wel het rennen en springen, maar niet om vervolgens de tekst op adem goed te maken. Het is aanpoten.”
Hoe was het om weer niet de Louis d’Or te winnen?
„Ik zou het persoonlijk niet erg vinden als die prijzen er niet waren. Ik heb mijn aandacht al gehad. Maar ik heb er nu drie keer gezeten met een nominatie, en dan ga je toch denken: geef me dat stomme ding een keer, dan hoef ik me er niet meer zo mee bezig te houden. Dus de laatste keer dacht ik: ‘Jongen, jongen. Nu wordt het toch wel een beetje suf’.”
Je hebt het verdiend?
„Het zou vals bescheiden zijn om te zeggen dat ik mezelf geen goede acteur vind. Ik geloof dat ik het kan. Maar die gedachte is niet zo bruikbaar verder. Ik ben ook niet met theater begonnen vanwege de aandacht of status. Alles wat daarmee te maken heeft, stemt me eerder ongemakkelijk.”
Zoals complimenten aanvaarden?
„Dat lukt steeds beter. Die spier kun je trainen, de trotsspier, dus dat doe ik dan maar.”