N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Joyce Roodnat Kunstenaars en kunstpubliek zijn steeds minder gediend van musea die bedenkelijke bedrijven toestaan met hun kunst goeie sier te maken. Joyce Roodnat weet dat fotografe Nan Goldin een van de eersten was die dergelijke ‘artwashing’ aan de kaak stelde.
Kunst is overal goed voor, je kunt er bijvoorbeeld je imago mee laten glanzen. Zo spekte Shell, groot uitstoter van broeikasgassen, jarenlang het Mauritshuis en in ruil heette de nieuwe museumvleugel trots de Royal Dutch Shell Wing. ‘Artwashing’ heet dat, kunstkuisen. Het verzet ertegen groeit. Kunstenaars en kunstpubliek zijn steeds minder gediend van musea die bedrijven toestaan met hun kunst goeie sier te maken en hun bedenkelijke reputatie af te dekken. Het is een taaie strijd. Musea zijn blij met die grote sponsors, en kunstenaars zijn niet erg geneigd de hand te bijten die hen voedt. Het antwoord op artwashing is activistwashing en in haar film All the Beauty and the Bloodshed laat Laura Poitras zien hoe dat gaat.
In het Guggenheim Museum in New York, gesponsord door de Sackler-familie, fabrikanten van de zwaarverslavende pijnstiller oxycodon (OxyContin) die miljoenen slachtoffers maakte, dwarrelen plotseling honderden receptbriefjes omlaag. Een stel activisten laat zich op de grond vallen, ze ‘sterven’ tussen de recepten terwijl pillenpotjes uit hun handen rollen. Dit protest tegen de sponsoring door de Sacklers is een indrukwekkende performance, een shockeffect van kunstenaars.
Ook de fotografe Nan Goldin ligt bij het Guggenheim op de vloer. Zij is het die de anti-Sackler-acties entameert, de ene na de andere. Ze zet haar carrière op het spel, ze moet en zal de naam Sackler van de museummuren afgebikt krijgen. Ze wint.
Einde film, had best gekund, is indrukwekkend genoeg.
Maar Laura Poitras graaft verder. Kiekjes, het gaat ineens over kiekjes. Familiekiekjes met kleutertje Nan, haar grote zus, haar moeder, haar vader. Altijd mooi weer.
Maar haar zus pleegt zelfmoord, en Nan loopt weg. Ze duikt onder in de subcultuur van New York, en begint foto’s te maken. Die zullen haar wereldroem bezorgen, maar nu nog niet. Nu is ze 16, op haar foto’s zien we feestjes, drank, seks, drugs. ‘Snapshots. Kiekjes. Kan iedereen’. Misschien, maar niemand doet het, niet zo. We zien Nans zelfportret met een gebroken oogkas: „Hij mikte op mijn ogen”, zegt ze. Nans minnaar wilde af van Nan de kunstenaar. Nu gaat het over fotografie.
Opnieuw vuurt de film gezinskiekjes op ons af. Nan in een badpakje, haar zus, de vader, de moeder. Iedereen glimlacht. De kiekjes spelen mooi weer, daar zijn kiekjes voor. Goldins foto’s zijn binnenstebuitengekeerde kiekjes. Met elke foto trapt ze de leugen van haar jeugd in de onderbuik en nagelt ze de waarheid vast.
Nog verder gaat Laura Poitras. Ze filmt Nan Goldin op bezoek bij haar oude ouders. Nette mensen, gewetenloze mensen. We zagen Nan de Sacklers de waarheid in hun gezicht zeggen, maar tegen haar ouders kan ze niet op. Die ouders dansen. Ze gaan zitten. Ze glimlachen eensgezind. Ze zijn een kiekje. De waarheid ligt tussen hen in en niemand kan erbij. Nan kan een foto nemen… Helpt niet. Help!