N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Sacha Bronwasser staakte het schrijven aan een roman die zich afspeelde in Tbilisi en begon aan een boek over Parijs. Luister werd een groot succes. „Ik ben er uit frustratie aan begonnen.”
Sacha Bronwasser (55) ging in 2018 weg bij de Volkskrant, ze was daar kunstcriticus, en een jaar later verscheen haar eerste roman, Niets is gelogen, over een gebeurtenis die ze zelf had meegemaakt. Zes mensen zitten te eten in een restaurant, een van hen dreigt te stikken in een stuk vlees en wordt gered door zijn tafelgenoten. De onbetrouwbaarheid van herinneringen, dat is het thema. Iedereen vertelt wat anders over die avond, zelfs over die paar minuten waarin de man die zich verslikt bijna doodgaat. Spannend verhaal, goed ontvangen, niet zo goed verkocht. Corona kwam, de boekhandels moesten dicht.
Haar volgende roman zou zich afspelen in een fictief postcommunistisch land en daar zou ze voor naar Bulgarije, Roemenië en Georgië reizen. De tickets waren al geboekt, ze wist waar ze ging logeren, en toen werd alles afgelast wegens corona. „Door Niets is gelogen had ik het enorme plezier van fictie schrijven leren kennen”, zegt ze. „Dus ik zei tegen mezelf: dan trek je je verhaal maar op uit je verbeelding.”
En dat ben je gaan doen?
„Ik heb er maanden aan gewerkt. Hoe mijn belangrijkste personage zich door de stad beweegt, wat hij ziet en wat hij doet, dat kwam allemaal gemakkelijk. Toch lukte het me niet om hem tot leven te wekken. Hij bleef van bordkarton. En dat denkbeeldige land bleef ongeloofwaardig. Ook voor fictie heb je kennis nodig, doorvoelde kennis. Na dertigduizend woorden ben ik gestopt. Ik was tamelijk wanhopig. Ik zat thuis in lockdown” – ze woont in Castricum – „en hoelang ging dit duren? Vijf jaar? Tien jaar?”
Toen ben je aan Luister begonnen?
„Uit frustratie, ja.”
Soms maken kunstenaars hun publiek medeplichtig
Luister, in februari 2023 verschenen en zeer goed ontvangen, speelt in Parijs, eind jaren tachtig. Het verhaal wordt verteld door een zekere Marie, die in die tijd au pair was bij de familie Laurence en Philippe Lambert met hun twee zoontjes. Nu is het 2021 en we kijken met haar mee naar het meisje van rond de twintig dat ze toen was. Ze heeft iets wonderlijks meegemaakt met Florence, haar fotografiedocent van de opleiding waar ze een jaar op gezeten heeft, in Nederland, en daar moet ze overheen komen. Het luister uit de titel is bedoeld voor Flo, zoals ze meestal wordt genoemd. De Marie van 2021, een vrouw van begin vijftig, richt zich tot haar en rekent met haar af.
Jij was in 1989 au pair in Parijs.
„De omgeving kende ik dus al. En ik woonde daar rond mijn twintigste, je vormende jaren, die voor iedereen belangrijk zijn. Coming of age interesseert me sowieso en het Parijs van de jaren tachtig is voor mij bepalend geweest. Maar mijn kennis was wel van dertig jaar geleden, dus ik heb ook veel filmbeelden uit die tijd bekeken in het online archief van INA, het Institut national de l’audiovisuel. De metro, de drugshandel, de terroristische aanslagen. Parijs was veel onveiliger en aftandser dan ik me herinnerde.”
En in dat decor…
„… heb ik Marie geplaatst. Ik ben de brieven gaan lezen die ik in die tijd kreeg, heel veel brieven, van vrienden en vriendinnen, van mijn ouders. Zij schreven me elke week en ik heb die brieven aan hen voorgelezen, heel ontroerend. Mijn moeder zei dat mijn vader altijd schreef, zij nooit. Nee, zij schreef ook! Net zo vaak!”
Wat ontroerde je?
„De liefde en aandacht die erin gestoken werd, de hoeveelheid tijd. Wie doet dat nog? De gebeurtenissen waar je je niets meer van herinnert. De brieven die ik zelf schreef ben ik ook weer gaan lezen, voor zover ik ze terug kon vinden, en het vreemde is dat die me al snel begonnen te irriteren. Het was vaak, hoe zal ik het zeggen, geleuter. Eerst dacht ik dat Luister de vorm van een briefroman zou krijgen, maar ik kreeg de stem niet goed, de stem van Marie toen ze twintig was. Ik raakte verveeld. Zo kwam ik op het idee om haar stem naar het heden te brengen, het heden van 2021.”
Ben jij Marie?
Lichtelijk geïrriteerd, ze vindt het een afgezaagde vraag: „Nee. Of ja, ik ben Marie, zoals ik ook Philippe Lambert en Florence ben. Ze komen uit mijn verbeelding. Maar zij zijn niet mij. Je vormt je karakters naar wat je weet en kent, maar dat is iets anders dan jezelf in een karakter gieten. Ik heb Marie verzonnen en daarna ben ik gaan bedenken tot wie ze zich richt. Niet tot een man, wat je eerder zou verwachten. Jullie” – ze bedoelt NRC – „hadden net dat onderzoek gepubliceerd naar het wangedrag van een kunstenaar op de Academie in Den Haag. En eerder waren er de verhalen over theateropleidingen, dansopleidingen, en ik dacht: is dat nu nog steeds zo? Zelf heb ik kort op de opleiding grafische vormgeving gezeten, op Sint Joost in Breda, en later werkte ik op de Gerrit Rietveld Academie. Ik heb zulk soort dingen niet meegemaakt, maar ze gebeurden wel. De verhouding tussen docenten en studenten was zo anders in die tijd, zo anders ook dan later op de universiteit, toen ik kunstgeschiedenis studeerde. Op een kunstacademie leerde je, en leer je nog steeds, om diep in jezelf te graven. Wie ben je, wat maak je en waarom, en vervolgens word je precies daarop bekritiseerd, in het bijzijn van anderen. Dat model van afbreken en weer opbouwen kan nu echt niet meer. En dat is goed, maar het slaat ook door. Nu zeggen studenten bij de minste kritiek: onveilig. Het leek me interessant om een vrouw te verzinnen die haar macht over Marie misbruikt, en zo ontstond Flo. Ze laat Marie bij zich thuiskomen en deel uitmaken van haar coterie. Ze fotografeert haar, neemt haar in het weekend mee uit rijden en belt haar weken achter elkaar elke avond op. Marie is enorm gevleid door al die aandacht. Ze heeft niet door dat Flo een fotoboek en een tentoonstelling over haar aan het maken is, The Making of M. Pas bij de opening, waar haar ouders ook bij zijn, komt ze erachter waar Flo op uit was.”
Ze hoort daar de opnamen van die telefoongesprekken.
„Ze schaamt zich zo verschrikkelijk dat ze haar opleiding afbreekt en naar Parijs gaat. Andy Warhol deed dat ook, heimelijk telefoongesprekken opnemen, je kunt ze nog steeds beluisteren. Ken je het werk van Sophie Calle? Zij volgt een man die ze op een feest in Parijs heeft ontmoet naar Venetië en fotografeert hem op zijn tochten door de stad. Het boekje dat ze ervan maakte is prachtig, maar ik denk steeds vaker aan die man. Hoe was dat voor hem? Sophie Calle stalkte hem en wij staan voor haar te juichen.”
De verhouding tussen docenten en studenten was zo anders in die tijd. Wie ben je, wat maak je en waarom, en vervolgens werd je waar iedereen bij was bekritiseerd
Is dat wat kunstenaars doen? Mensen gebruiken?
„Dat zeg ik niet. Maar soms doen kunstenaars dat. En ze maken hun publiek medeplichtig. Ik heb om die reden al jaren moeite met World Press Photo-tentoonstellingen, ik ga er niet meer heen. De foto’s hebben hun doel gediend, in de media, dat moet genoeg zijn. Op de tentoonstellingen zijn ze tot kunst verheven en wordt er een artistiek oordeel geveld over mensen in al hun gruwelijke ellende, mensen die daar niet om gevraagd hebben en er niets mee opschieten. Kijk, die vrouw met dat dode kind in haar armen, net een madonna, een piëta, zo mooi. Renzo Martens, de Nederlandse filmmaker en kunstenaar, probeert dat in zijn werk om te draaien. Voor zijn film Enjoy Poverty (2008) trok hij met zijn camera door de armste en gewelddadigste gebieden van Congo en hij raadde Afrikaanse fotografen aan om die armoede zelf te gelde te maken. Hongerige kinderen, stervende rebellen, hoe schrijnender hoe beter, dat is wat mensen in het Westen willen zien. Het mislukte in die film omdat de Afrikaanse fotografen geen toegang krijgen tot die gebieden. De internationale pers heeft ze zich toegeëigend.”
Waarom heb je Philippe Lambert bedacht?
„Ik had nog een ander perspectief nodig, naast dat van Marie. Met iemand erbij werd het verhaal leuker, leuker om te schrijven ook. Marie kruipt in zijn hoofd en dan kun je eens wat laten kantelen. De vaders van au pair-gezinnen zijn altijd een beetje beklagenswaardige figuren, bij voorbaat verdacht. Herinner je je dat Philippe een oude studievriend tegenkomt, Martin, en hoe die begint te lachen als Philippe hem vertelt dat Laurence en hij een au pair hebben voor de kinderen. Wat een mazzel, zegt Martin. Hij heeft geen kinderen, maar als hij ze had, zou hij ook een au pair nemen, of nee, twéé, van die achttienjarige blonde Zweedse…”
Zo is Philippe niet.
„Nee, hij gaat heel braaf om met Marie, en ook met Eloïse, de vorige au pair, maar ook weer niet, want hij heeft een vreemde gave: hij kan in de toekomst kijken, al is het dan niet heel precies. Hij achtervolgt Eloïse door de hele stad om haar te beschermen tegen gevaar. Al die aanslagen in Parijs in de jaren tachtig, die dreiging, de politie overal, de prullenbakken die werden weggehaald, de rugzakken waar je op moest letten. In Nederland kwam dat allemaal later, in Parijs was het er al. Ik had dat toen helemaal niet zo door, op die leeftijd ben je totaal op jezelf gericht. Bij de brieven van mijn ouders zat een krantenknipsel over de val van de Berlijnse Muur, dat had mijn vader meegestuurd. Ik kan me niet herinneren dat ik daar toen erg bij heb stilgestaan. Philippe zit dus vast in die dwang, heel benauwend voor hem. Voorkennis is een vloek, zegt hij. Ik had hem nodig om het verleden met het heden te verbinden.”
In dat heden raakt Flo gewond bij de aanslagen van 13 november 2015.
„Ik zocht een reden voor haar om in Parijs te zijn en die avond, dat herinnerde ik me nog, viel precies samen met de opening van Paris Photo 2015 in het Grand Palais. Dat is wat je schrijversgeluk noemt. Flo is in Parijs voor de fotobeurs, waar de herdruk van The Making of M. gepresenteerd zal worden. Ze zit op het overdekte terras van een restaurant als een jonge man met een bomgordel om binnenkomt. Achteraf zal blijken dat ook hier iedereen iets anders heeft gezien.”
Er zit veel geweld in Luister, meer nog dan in Niets is gelogen.
„Ja, daar heb ik me ook over verbaasd. Als ik thrillers zou schrijven zou je het normaal vinden. Maar ik zal niet snel een thriller schrijven, mensen in mootjes hakken en in de vriezer stoppen, dat interesseert me niet zo. Wel geweld in de maatschappij. Of het geweld als Flo het gezicht van Marie aanraakt tijdens het maken van een portret, om het in de juiste positie te dwingen. Veel subtieler, maar ook gewelddadig.”
Is het een obsessie van je?
„Blijkbaar, daar kom ik al schrijvende achter. Maar niet in mijn persoonlijke leven, als je dat bedoelt. Ik kom uit een stabiel gezin en ik heb een stabiel huwelijk. Ik schrijf niet om trauma’s te verwerken, want die heb ik niet. Ik hou wel van stuwing, van spanning in een boek, van een plot, die mis ik vaak in romans. En gepsychologiseer of navelstaarderij interesseren me niet. Wat ik ook zo erg vind: romans die gaan over schrijvers die maar niet tot schrijven komen. Hou er dan mee op.”