Idealisme, vindt Rutger Bregman, kan goed samengaan met een scheut ijdelheid. ‘Bij menig wereldverbeteraar is het lastig om te zeggen waar het ene eindigt en het andere begint.’ De historicus Bregman heeft het op pagina 29 van zijn nieuwe boek Morele ambitie over Thomas Clarkson, een Engelsman die zich in de decennia rond 1800 inzette voor de afschaffing van slavernij. Maar critici zullen zeggen dat hij het net zo goed over zichzelf zou kunnen hebben.
Rutger Bregman roept irritatie op. Bij sommige mensen dan, want anderen lopen met hem weg – van zijn vorige boek De meeste mensen deugen werden wereldwijd zeker 1,5 miljoen exemplaren verkocht. Nog voordat de opvolger daarvan in de winkels lag verschenen er al kritische columns in kranten, ook in NRC. Die irritatie heeft vast iets te maken met de nogal schreeuwerige pr rond zijn werk. Op de achterkant van zijn nieuwe boek staan maar liefst acht blurps (wervende kreten die bedoeld zijn om de verkoop op te stuwen), van onder anderen Bas Heijne (‘confronterend’) en Mabel van Oranje (‘krachtig en inspirerend’). Aan de binnenkant staan nog eens zestien anderen.
Wat irriteert is ook de inhoud van het boek. En dat is precies de bedoeling van Bregman. Het is, schrijft hij in zijn inleiding, ‘een boek waarvan je zelfs kunt wensen dat je het nooit gelezen had’.
Te veel mensen, vindt hij, slijten hun dagen door werk te doen dat goed beschouwd niet zoveel bijdraagt aan een betere wereld. Bregman heeft het dan niet over onderwijzers, vuilnismannen en verpleegkundigen. Die hebben hun waarde wel bewezen tijdens de coronacrisis. Hij heeft het over consultants, bankiers, bedrijfsadvocaten, die forse salarissen opstrijken maar soms meer kwaad dan goed doen. Die zoveel meer zouden kunnen doen met hun talent, als ze het maar op een andere manier zouden inzetten.
Ter inspiratie noemt Bregman voorbeelden van mensen die hun talent wél inzetten voor het nut van algemeen. Zoals Rob Mather, een succesvolle manager, die alles mee had in het leven: prestigieuze jongensschool in Londen, vervolgopleidingen aan Cambridge en Harvard, glansrijke carrière. Tot hij op tv een uitzending zag over de tweejarige peuter Terri die gruwelijke brandwonden had opgelopen nadat haar moeder was vergeten een sigaret naast haar bedje te doven. Mather besloot een inzamelingsactie (Swim for Terri) te organiseren, wat met zijn netwerk en vaardigheden niet heel moeilijk was. De actie werd zo’n succes dat die smaakte naar meer. Rob Mather zocht een groter doel. Dat werd malaria: een ziekte waaraan wereldwijd dagelijks drieduizend kinderen overlijden en die eenvoudig (met een klamboe) te voorkomen is.
Via onder meer Rob Mather belandt Bregman bij de beweging die bekendstaat als ‘effectief altruïsme’ (EA). De aanhangers daarvan zoeken naar het hoogste rendement voor hun morele ambitie. Een bekend voorbeeld, dat Bregman ook noemt, is Sam Bankman-Fried. Die verdiende een fortuin met een platform voor cryptomunten, beloofde zijn vermogen te doneren aan de beste goede doelen, maar ging failliet en werd veroordeeld voor fraude. De kring rond Bankman-Fried had ‘mesjogge plannen’, zoals het omkopen van Donald Trump om niet mee te doen aan de Amerikaanse presidentsverkiezingen, en het kopen van de eilandstaat Naura, als toevluchtsoord voor EA’ers.
Morele herbewapening
Morele ambitie is een ruim driehonderd pagina’s lange oproep aan de lezer om in actie te komen. Om niet langer langs de zijlijn te blijven staan en denken: wie ben ik nou helemaal? Maar om zichzelf af te vragen: wat kan ik doen dat werkelijk verschil maakt?
Die gedachte is op zich niet nieuw. Bij het lezen van het boek moest ik af en toe denken aan de Morele Herbewapening, een beweging van een Amerikaanse predikant die na de Tweede Wereldoorlog ook in Nederland populair was en als motto had: verbeter de wereld, begin bij jezelf. Maar waar het er bij Morele Herbewapening ook letterlijk om ging om aan jezelf te werken, als mens, denkt Bregman graag groter. Bij hem is het eerder: Verbeter de wereld, begin zelf. De wereld is het doel, niet het individu. ‘Ja’, schrijft hij, ‘het is verleidelijk om te geloven dat elke goede daad, hoe klein ook, meetelt. Dat iedere inspanning, ieder protest, iedere sticker op een lantaarnpaal uiteindelijk iets bijdraagt. Maar zo werkt het niet.’
Daarmee legt hij de lat wel erg hoog, en ook dat irriteert. Gewoon een goed mens zijn is niet genoeg.
Bij het lezen van Morele ambitie moest ik ook denken aan de De zeven vinkjes van Joris Luyendijk, óók een lekker geschreven boek dat je, als je een beetje doorleest, in een avond uit hebt. Want laat één ding duidelijk zijn: Rutger Bregman schrijft het allemaal soepel en toegankelijk op. Schrijven kan hij. Maar net als Luyendijk krijgt Bregman het verwijt dat hij goede sier maakt met ideeën van anderen.
Natuurlijk is niet alles wat hij schrijft nieuw. Veel voorbeelden in Morele ambitie haalt Bregman uit de strijd tegen slavernij (aanvankelijk was hij van plan een boek te schrijven over de Britse beweging tegen slavernij, vertelde hij in NRC-podcast Het uur). Over die strijd zijn de afgelopen jaren boekenkasten volgeschreven. Maar Bregman is eerlijk over zijn bronnen: achterin het boek staat een lange lijst met noten.
Een enkele keer lijkt hij zich wel wat groter te maken dan nodig. In het hoofdstuk over Rob Mather, de man van de klamboes, schrijft hij over een interview dat hij met hem had: ‘Dit is de eerste keer dat hij – op mijn verzoek – uitgebreid vertelt over zijn bijzondere carrière.’ Nu kun je discussiëren over de betekenis van het woord ‘uitgebreid’. Maar een simpele zoekopdracht op Google levert verschillende interviews op met Mather, waaronder eentje op YouTube van vijf kwartier, waarin hij veel vertelt over zijn activiteiten.
Daarmee zijn we bij de bron van de irritatie (voor sommigen) en de aantrekkingskracht (voor anderen) van Rutger Bregman: zijn stijl. Die is persoonlijk, al vertelt hij niet over zijn privéleven. Maar hij is voortdurend aanwezig als verteller. Ik, Rutger Bregman, wil jou, de lezer, ervan ‘overtuigen dat jij de uitzondering kunt zijn’. Alle hoofdstuktitels hebben de vorm van een gebod: ‘Nee, je bent niet goed zoals je bent’, ‘Sluit je aan bij een cult (of begin er zelf één)’, ‘Beschouw winnen als je morele plicht’. Vanaf de eerste pagina bouwt Bregman aan een persoonlijke band met de lezer. ‘Dit boek is voor jou, en niemand anders’, zegt de auteur die miljoenen boeken heeft verkocht. Tegen die ‘jij’ zegt hij ook al meteen: ‘Misschien wil je niet op je sterfbed liggen met het knagende gevoel dat er meer in zat – veel meer.’
Padvindersbelofte
Rutger Bregman is vaak uitgemaakt voor predikant – zijn vader was dominee. Maar in Morele ambitie is hij ook therapeut. Dit is geen geschiedschrijving maar zingeving. De één zit daar op te wachten, de ander niet.
Bij die therapie hoort dat hij soms prikkelt, uitdaagt, en dan weer nuanceert wat hij zojuist heeft gezegd. Soms moet je hoger mikken om je doel te raken, schrijft hij. De oude padvindersbelofte om één keer per dag een goede daad te verrichten, hoe klein ook, is dus niet goed genoeg. Daarom is Bregman geïntrigeerd door de Effectieve Altruïsten, die graag héél hoog mikken. Maar, nuanceert hij, hij voelt zich ook ongemakkelijk bij die ‘EA’-ers, die geld verdienen in een verdorven kapitalistisch systeem. Tegelijk volgt hij wel hun grondgedachte: je moet impact maken. Tegen de lezer zegt hij dat je daarom niet moet beginnen met de vraag ‘Wat is mijn passie?’, maar met de vraag ‘Hoe kan ik het meeste bijdragen?’. Om daar vervolgens geruststellend aan toe te voegen dat je wel de rol mag kiezen ‘die bij je past’. Zoals hij aan het einde ook sussend schrijft: ‘Laat je sowieso niet te veel drijven door schuldgevoel en zondebesef, maar liever door enthousiasme en levenslust. Wees ambitieus, maar niet perfect. Er komt een punt waarop je goed bent zoals je bent zoals je bent.’ Gelukkig. Er is verlossing mogelijk.
Al lezend in Morele ambitie drongen zich bij mij twee vragen nadrukkelijk op. De eerste is een beetje flauw, maar onvermijdelijk. Ik dacht: en jij Rutger, wat doe jij om het goede voorbeeld te geven? (We mogen wel tutoyeren toch?) De tweede is fundamenteler: voor welke goede doelen moet je morele ambitie inzetten? Want daarover kun je in onze gepolariseerde wereld flink van mening verschillen.
Wat dat laatste betreft: Bregman komt daar voor mijn gevoel niet helemaal uit. Hij noemt drie grote bedreigingen voor de mensheid: kernwapens, AI, en virussen. Maar zijn dat nu niet net problemen waarvoor je toch echt een overheid nodig hebt? Rutger Bregman zal daar waarschijnlijk op zeggen dat dat geen reden is om niet zelf in actie te schieten, bijvoorbeeld als lobbyist. Eerder in zijn boek heeft hij trouwens wel problemen genoemd waarover waarschijnlijk gemakkelijker overeenstemming te bereiken is: honger, ziekten die eenvoudig te voorkomen zijn, dierenleed.
Wat Rutger Bregman zélf doet, vertelt hij niet uitgebreid in dit boek, maar wel in de vele interviews die hij de afgelopen weken heeft gegeven. Op de dag van publicatie is hij een School for Moral Ambition begonnen, naar het voorbeeld van een dergelijke school in Londen, die hij voor zijn boek bezocht. Daarmee wil hij mensen met morele ambitie aan een startkapitaal helpen om een organisatie op te zetten, en vooral: hen een zetje geven. Want dat is onderdeel van zijn filosofie: mensen hebben soms een zetje nodig. De royalties van het boek en de lezingen die hij erover geeft gaan naar die school, belooft hij.
Het is gemakkelijk om er cynisch over te doen. Maakt Rutger Bregman zich niet een beetje te groot? Lijkt zijn website niet verdacht veel op die van een sekte à la Scientology of Landmark, met de uitnodiging toe te treden tot ‘circles’ van moreel ambitieuze mensen? En toch. De stijl mag irriteren, met het podium dat Bregman inmiddels heeft, kan het haast niet anders of er komt een aantal goede initiatieven voort uit zijn school. En zijn boek blijft in je hoofd zitten. Zelfs mensen die het nog niet hebben gelezen gaan er graag over in discussie. Dan heb je iets bereikt en mag je best een beetje ijdel zijn.