RTL-journalist Sophie van Leeuwen is samen met een lokale journalist donderdag opgepakt in Sierra Leone. Dat maakte haar werkgever RTL Nieuws bekend. Volgens de zender werd Van Leeuwen bij een controlepunt dicht bij Freetown aangehouden en meegenomen naar haar logeerverblijf voor een verhoor. Inmiddels is ze ook weer vrijgelaten, maar ze bevindt zich nog wel in het land.
Van Leeuwen is in Sierra Leone om verslag te doen van de Brabantse drugsbaron Jos Leijdekkers, beter bekend als ‘Bolle Jos’, die zich in het land schuilhoudt. De RTL-journalist werd aangehouden vanwege „het onrechtmatig vastleggen” van beeld. In een verklaring van de landelijke politie donderdag staat dat Van Leeuwen weer is vrijgelaten „om haar werk voort te zetten”. „De politie van Sierra Leone wil de bevolking ervan verzekeren dat zij zich ten allen tijde onverminderd inzet voor de persvrijheid, de openbare veiligheid en de rechtsstaat”, aldus het bericht.
Volgens RTL beschikt hun Afrika-correspondent over de juiste papieren. „Van Leeuwen is geaccrediteerd en maakt met toestemming van het lokale gezag verhalen voor RTL Nieuws”. De hoofdredacteur van het mediabedrijf, Ilse Openneer, heeft laten weten onderzoek te doen naar wat er precies is gebeurd. „We zijn aan het achterhalen wat exact de verdenking is. We begrijpen dat ze wordt verhoord door de politie. Haar spullen zijn doorzocht. Er is op dit moment een advocaat bij haar.”
Volgens de partner van Van Leeuwen gaat het „naar omstandigheden” goed met haar, liet hij weten aan NRC. In afwachting van verder verhoor mag Van Leeuwen het land nog niet verlaten. Het is onduidelijk hoelang dat nog gaat duren. Tegen RTL Nieuws zei buitenlandminister Caspar Veldkamp (NSC) donderdag dat de Nederlandse ambassadeur in Ghana zich „persoonlijk” bezighoudt met de situatie.
De Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) en Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) vergaarden vorig jaar meer informatie, meldt toezichthouder Toetsingscommissie Inzet Bevoegdheden (TIB) in haar jaarverslag. In 2024 kreeg de toezichthouder 30 procent meer verzoeken om bijzondere bevoegdheden in te zetten dan het jaar daarvoor.
Het gaat hierbij om bijvoorbeeld internetverkeer en telefoons aftappen, of camera’s en microfoons in iemands huis plaatsen. In 2024 kregen de inlichtingendiensten 4.445 van dergelijke verzoeken. In 2023 waren dat er 3.383.
De toezichthouder ziet meerdere oorzaken voor de toename. Zo zouden internationale spanningen ervoor hebben gezorgd dat er meer verzoeken werden ingediend. „Geopolitiek gezien is in 2024 veel gebeurd”, staat in het jaarverslag. Het gaat dan om de oorlog in Oekraïne en het conflict tussen Israël en Hamas. Daarnaast was er „een toenemende dreiging” uit onder meer Rusland en China. Andere verzoeken voor het gebruik van bijzondere bevoegdheden gingen bijvoorbeeld over ondermijnende criminaliteit en terrorisme.
Volgens de TIB is ieder verzoek van de inlichtingendiensten om gebruik te maken van hun bijzondere bevoegdheden een inbreuk op de grondrechten. Per keer beoordeelt de waakhond van tevoren of de inbreuk rechtmatig is. Vorig jaar kregen de AIVD en de MIVD meestal toestemming om gebruik te maken van hun bevoegdheden, in slechts vier procent was dat niet het geval. Dat is vergelijkbaar met een jaar eerder.
Bezorgd
Vrijdag verstuurden de TIB en de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) een brief aan minister Judith Uitermarkt (Binnenlandse Zaken, NSC) waarin zij hun bezorgdheid uitten over de werkwijze van de AIVD.
Volgens hen zou de inlichtingendienst vooral in langer durende onderzoeken personen onrechtmatig als doel aanmerken. Meerdere onderzochte personen zouden criminele activiteiten plegen die niet (langer) duidelijk een ernstige dreiging voor de nationale veiligheid of de democratische rechtsorde vormen. Dat de AIVD deze personen desondanks nauwlettend in de gaten blijft houden, noemen de toezichthouders „zorgelijk”.
Uitgescholden worden door woedende trainers, of juist uitgelachen als je een foutje maakt op de training of in een wedstrijd. Pestgedrag door teamgenoten dat niet wordt gecorrigeerd. Controles op vetpercentages en lichaamsgewicht – bijgevolg niet meer naar McDonald’s durven. Jong voetbaltalent dat de top wil bereiken moet zich veel laten welgevallen, zo blijkt uit de serie onderzoeksverhalen die NRC en Trouw publiceerden over het meedogenloze selectieproces bij jeugdopleidingen in het Nederlandse profvoetbal.
Met als dieptepunt het verhaal over het voorgespiegelde uitstapje van een jeugdteam van AZ naar pretpark Walibi. Dat bleek een misvatting. De jongens van de ‘onder-16’ werden met een bus naar een militaristisch trainingskamp in Duitsland vervoerd. Daar werden ze dagenlang aan weinig slaap, strafmaatregelen en fysieke ontberingen blootgesteld. De jongens moesten onder meer met blote handen een kip slachten voor het avondmaal. Het idee achter de uitdagende excursie voor de club uit Alkmaar: jonge voetbaltalenten moeten niet „gepamperd” worden maar juist „mentaal weerbaarder”.
Als dit soort excessen opduikt bij zomerkampen, scouting of studentenverenigingen, volgen er geheid Kamer- of raadsvragen aan het bevoegd gezag, worden er sancties opgelegd of vergunningen ingetrokken. Dergelijke stappen zou je nu ook mogen verwachten.
In de concurrentiestrijd tussen voetbalclubs en hun grote (financiële) belangen doen clubs als Ajax, AZ en Feyenoord er alles aan om op tijd jong talent te scouten. Hun scouts staan al bij de jongste pupillen langs de lijn. Men wil de beste spelers inlijven voor sportief succes maar ook als lucratieve handelswaar. Topspelers uit eigen kweek kunnen later miljoenen op leveren. Voor de gelukkigen onder hen – én hun ouders – breekt in eerste instantie een droomscenario aan. Trainen en spelen in het shirt van een grote club, met als ultieme doel doorbreken in het eerste met een goedbetaald profcontract.
De lange weg daarnaartoe is alleen loodzwaar en in sommige gevallen traumatiserend, zo blijkt uit het onderzoek. De meeste talenten redden het immers níét. Uit cijfers van de KNVB blijkt dat er uiteindelijk maar 12 procent van de ruim negenhonderd deelnemers aan de laatste fase van een jeugdopleiding daadwerkelijk profvoetballer wordt.
Uit het relaas van betrokken spelers, ouders en sportpsychologen blijkt dat kinderen onder de constante prestatiedruk en verbaal agressieve jeugdtrainers geregeld kampen met gevoelens van stress, faalangst, rusteloosheid en onzekerheid. Dat leidt in sommige gevallen tot blijvende mentale schade. Nazorg voor afgewezen spelers is er vaak niet.
Het is zorgelijk dat professionele voetbalclubs niet of nauwelijks zijn ingericht om hun talenten op een pedagogisch verantwoorde wijze op te leiden. En dat toezicht erop lijkt te ontbreken. Dat is in het ‘gewone’ onderwijs toch ook geregeld?
Als clubs er niet in slagen de zwarte kanten van hun jeugdopleiding te verbeteren en de KNVB die niet adequaat in de gaten weet te houden, dan is hier een rol weggelegd voor de Inspectie gezondheidszorg en jeugd. Ook ouders hebben een verantwoordelijkheid. Zij zullen zich moeten afvragen of zij deze loodzware ratrace hun kinderen werkelijk willen aandoen. Hoezeer voetbalclubs ook beweren dat er veel zaken ook goed gaan bij hun jeugdopleidingen: elk exces is er een te veel, zeker als het om jonge kinderen gaat.
Ik had mijn jas al aan, maar mijn moeder had nog een advies. Als semi-rebelse 17-jarige ging ik me na lange onthouding melden bij de tandarts, en drukte zij me dit op het hart: „Zeg hem maar dat je op het gymnasium zit.” Ik grimaste wat – en volgde het ouderlijke advies niet op. Maar ik begreep de boodschap.
De tandarts had tenslotte gestudeerd en, was kennelijk het idee van mijn moeder – geboortejaar 1918, opgegroeid tussen kleine luyden in Sneek en met alleen lagere school – gymnasiale gaatjes worden zorgvuldiger gevuld.
Dat was Nederland medio jaren zeventig. De standensamenleving was in rap tempo aan het vergruizen door democratisering en sociale mobiliteit. Iedereen haastte zich naar de invoegstrook op weg naar het egalitaire paradijs. Moeder hield niettemin haar calvinistische reserves: je weet nooit want de elite is nu eenmaal niet te vertrouwen.
Inmiddels heeft dat onschuldige geloof in sociale mobiliteit plaatsgemaakt voor diepe zorgen over segregatie tussen ‘theoretisch’ en ‘praktisch’ opgeleiden (tandartsen niet meegerekend). Hoger opgeleiden klitten bij elkaar en laten ‘het volk’ in de berm achter; een recept voor wrok.
Uitgerekend het klassieke gymnasium, ooit het hoogst haalbare, krijgt het in zo’n tijd zwaar. Het is ingehaald door tal van andere scholen om je mee te ‘onderscheiden’ en excelleren. Sommige gymnasia zijn onder druk van hun dalende omzet al bereid Latijn en Grieks als verplichte vakken overboord te kieperen om leerlingen maar binnen te houden. Goed idee. Je kunt soldaten tenslotte ook ‘pang’ laten roepen als de munitie op is.
Op mijn oude school, het Marnix Gymnasium in Rotterdam protesteerden scholieren onlangs – met succes – tegen het ontslag van een aantal populaire leraren. Nu krijgen ze naar het schijnt een ‘toekomstvisie’, die meer aandacht belooft voor filosofie en kunst. Je leeft mee met de nieuwe rector, die deze week is begonnen.
De race gaat intussen natuurlijk gewoon door. Sterker: het tempo is verhoogd, met jeugd die net uit de wieg al moet beginnen met netwerken en excelleren – liefst in iets met bèta – en tijdens de studie moet grabbelen naar bitcoins of mondkapjes om binnen te lopen of op zijn minst ergens te wonen. Lager opgeleid? Jammer dan, alle goede voornemens over het opkrikken van de status van het mbo ten spijt. Het ‘jeugd-moratorium’, zoals sociologen de tijd noemen van vrijheid zonder verantwoordelijkheid, nadert nul. Jongeren worden weer wat ze ooit waren: mini-volwassenen op weg naar aanzien.
In mijn verzameling oude schoolkranten vind ik – naast een hartenkreet over feesten waar junior-classici zich „bij de beesten af hebben misdragen” (ik herinner me dat de laatste volhouders de volgende ochtend uit de toiletten werden geveegd – hé, het waren de jaren zeventig) een folder waarmee de school zich destijds aanprees bij ouders. Titel: Leer zelf de wereld op gang houden.
Dat konden wij ‘kritiese’ scholieren uiteraard niet op ons laten zitten. In de schoolkrant verscheen een filippica tegen de folder (kop: Leer dezelfde wereld op gang houden). Eis: meer filosofie en kunst en minder grammatica. Ik was zonder gaatjes terug van de tandarts en co-auteur van dat stuk maar tekende lafjes niet mee, in het achterhoofd de kleine luyden thuis: geen opzien baren bij de elite.
Tegenwoordig maakt het Marnix reclame met een wat meer eigentijdse leus: Kom, leer en overwin, naar de triomfkreet van Julius Caesar, die genocide pleegde op de Galliërs. Overwinnen, echt? Veni, vidi, vomit, zou ik zeggen.
Je zou hopen dat juist gymnasia zich verre houden van de rat race naar de overwinning en niet gaan voor hoog of hoger maar voor breed en dieper. Voor iedereen die zijn horizon wil verbreden. In die oude folder uit 1977 lees ik dat het gymnasium leerlingen inzicht wil bieden in „het ontstaan van onze westerse cultuur”.
Toen lachten we er om. Dat is ons nu, met of zonder diploma, wel vergaan.
Sjoerd de Jong is redacteur van NRC. Hij schrijft om de week op deze plaats een column.